LEMMER. Het IJsselmeer is bijna dood. Het water is zo schoon dat vis er nauwelijks meer in kan leven. De laatste beroepsvissers raken hun broodwinning kwijt. De opstellers van het Masterplan Toekomst IJsselmeer stellen een ingrijpende sanering voor. De vissers willen wel stoppen, mits daar een vergoeding tegenover staat.
Dinsdagmiddag. Het bovenzaaltje van de Beachclub in Lemmer zit stampvol. Tientallen IJsselmeervissers en een handjevol bestuurders buigen zich over het Masterplan Toekomst IJsselmeer. Verweerde koppen, vertwijfelde gezichten. Boosheid ook. De vissers voelen er niets voor om zich te laten slachtofferen. Want dat de vis in het IJsselmeer en het Markermeer er zo slecht voor staat is niet hun schuld, vinden ze.
„We zijn hier gekomen om het doodvonnis voor onze bedrijven te tekenen”, roept de Volendamse visser Gerrit Schilder. „Maar dat laten we zomaar niet gebeuren. Desnoods blokkeren we de Oranjesluizen.” Applaus. Even luchten de vissers hun hart. Kort daarop wint de realiteit het weer: dát het zo niet verder kan, daar is eigenlijk iedereen het mee eens.
Ze komen uit Volendam, Hoorn, Urk, Makkum en andere havenstadjes aan de vroegere Zuiderzee. Voor dag en dauw trekken ze met hun scheepjes het water op, op zoek naar de steeds kleinere hoeveelheden snoekbaars, baars, brasem en blankvoorn. Om deze zogenoemde schubvissen gaat het vanmiddag, want de visserij op paling –nog altijd de belangrijkste vissoort in het IJsselmeer– ligt sowieso acht maanden per jaar stil.
De vangst van schubvis moet structureel drastisch naar beneden, vinden de opstellers van het masterplan. Eigenlijk moet deze visserij drie jaar lang helemaal op slot. Hopelijk zal de visstand zich dan enigszins herstellen. Maar dat dit ook werkelijk gebeurt, kan niemand garanderen.
Zuiderzee
Ooit was de Zuiderzee een van de rijkste viswateren ter wereld. Honderden vissers verdienden er hun brood. In 1932 kwam de Afsluitdijk. Het zoute water werd zoet. Veel vissoorten verdwenen, andere kwamen ervoor in de plaats. In de decennia daarna werd een groot deel van de vroegere binnenzee ingepolderd. Het leefgebied voor de vis werd navenant ingeperkt. Slotstuk van de inpolderaars werd de Houtribdijk tussen Lelystad en Enkhuizen, die een massieve barrière vormt tussen het Markermeer –de polder die er nooit kwam– en het IJsselmeer.
Aanvankelijk mochten de vissers niet klagen. Het verzoetende IJsselmeer bracht een ongedachte rijkdom aan vis. De IJsselmeerpaling werd beroemd. Maar ook andere soorten zwommen er in overvloed rond: rode baars, snoekbaars, brasem, spiering niet te vergeten.
In die tijd was het water nog rijk aan voedingsstoffen. Rioolwater werd aanvankelijk nog niet gezuiverd. Fosfaten uit wasmiddelen en meststoffen uit de landbouw zorgden voor een welige groei van plankton en daarmee van de vis. Maar die tijd is voorbij. Door allerlei Europese en nationale milieumaatregelen is het water nu zo schoon dat het vrijwel dood is.
Jonge vis is er volgens de vissers nog steeds, maar die sterft voortijdig door voedselgebrek. Of hij eindigt in de grijpgrage bekken van de (beschermde) aalscholvers, die de laatste decennia in steeds grotere aantallen rond het IJsselmeer leven. Doordat het water zo helder is geworden, kunnen deze vogels de vis van grotere dieptes opduiken dan vroeger. „Er zijn ten minste 50.000 aalscholvers. Eén vogel vreet 0,8 kilo vis per dag. Bij elkaar is dat heel wat meer dan wij samen opvissen”, weet een visser uit Urk.
De visstand bevindt zich nu op een historisch dieptepunt, staat in het masterplan. De teruglopende omzet van de IJsselmeervisafslagen geeft daarvan een indruk. Voor de vijf belangrijkste soorten (paling, snoekbaars, rode baars, wolhandkrab en brasem) bedroeg die in 2003 nog 4,2 miljoen euro. In 2010 was dat nog maar 2,5 miljoen en ook daarna is ze niet meer boven de 3 miljoen uitgekomen. Deze gegevens zijn niet volledig. Blankvoorn, spiering en blei ontbreken bijvoorbeeld, de opstellers van het masterplan konden daarvan geen cijfers boven water halen.
IJsselmeer, Markermeer en IJmeer vormen samen het grootste zoetwaterbekken van West-Europa. Het water is allang niet meer het exclusieve domein van de beroepsvissers. Het natuurgebied is ook belangrijk voor drinkwatervoorziening, landbouw, scheepvaart, recreatie en sportvisserij. Bovendien wil de overheid steeds meer windmolens in het gebied en wordt er ook nog eens zand gewonnen.
Al die belangen zijn maar moeilijk te combineren. Zo troffen vissers en milieubeweging elkaar de afgelopen jaren regelmatig voor de rechter. In 2012 leidde dat tot schorsing door de Raad van State van een vergunning voor de spieringvangst, die de provincie Friesland had afgegeven. Friesland vroeg daarop aan burgemeester Van Kampen-Nouwen van Schagen om te bemiddelen. Onder haar leiding ging een werkgroep aan de slag om het masterplan op te stellen.
In de werkgroep zijn alle belanghebbende partijen vertegenwoordigd: de Nederlandse Vissersbond, Sportvisserij Nederland, de drie IJsselmeerprovincies, stichting Het Blauwe Hart en Vogelbescherming Nederland. Het ministerie van Economische Zaken en Rijkswaterstaat praatten mee maar hebben zich niet gebonden aan de uitkomst.
Herstel
Het gisteren gepresenteerde plan wil de weg vrijmaken naar een herstel van de visstand en een duurzame toekomst voor de beroepsvisserij. Van Kampen ziet maar twee mogelijkheden: drie jaar helemaal stoppen met de visserij op schubvis of deze drastisch inkrimpen, tot 14 procent van de huidige nettencapaciteit. In het laatste geval zal de visstand zich echter niet herstellen. Maar ook bij een driejarige stand-still is zo’n herstel niet gegarandeerd, moest zij gisteren tegenover de vissers toegeven. Verdere beperkingen zijn dus niet uitgesloten. Intussen moeten de vissers op zoek naar ander werk of verbreding van hun bedrijf (zie kader).
De Nederlandse Vissersbond wil dat de vissers worden gecompenseerd en kreeg gisteren steun van de gemeente Urk. De belangenorganisatie pleit voor het uitkopen van vangstrechten door de overheid. Daarvoor is 10 tot 15 miljoen euro nodig, raamt de bond. Het ministerie van Economische Zaken heeft echter vooraf laten weten niet voor zo’n ”warme sanering” te voelen. De bal ligt nu bij staatssecretaris Dijksma: zij moet beslissen of en in welke vorm ze de adviezen van het masterplan overneemt.
Vissers zoeken ander werk
Als er één ding gisteren duidelijk werd, is het wel dat veel vissers ander werk moeten zoeken of andere poten onder hun onderneming. De opstellers van het masterplan noemen dat verbreding. Het water opgaan met schoolklassen bijvoorbeeld of met toeristen. Maar ook de ontwikkeling van streekproducten om meer waarde uit de vangst te halen.
Voor deze ”transitie” is inmiddels een potje van 2,25 miljoen euro gevormd. De grootste bijdrage komt van Economische Zaken: 1 miljoen euro. Maar ook de sportvissers doen via hun belangenorganisatie Sportvisserij Nederland 0,5 miljoen in het zakje. Ook de drie IJsselmeerprovincies dragen bij. Maar alles bij elkaar blijft het een relatief gering bedrag, erkent bemiddelaar Van Kampen. Zij vindt daarom dat er ook een beroep gedaan moet kunnen worden op andere partijen met belangen in het IJsselmeer. Genoemd werden een opslag op gewonnen zand of op drinkwater.