WASHINGTON. De Russische militaire interventie in Oekraïne geldt als een van de belangrijkste tests voor het buitenlands beleid van de Amerikaanse president Barack Obama. Maar wat kan hij doen?
Stel: je bent het niet eens met de politieke gang van zaken in je buurland, waar ook nog eens duizenden van je eigen onderdanen wonen. Je hebt als uitgangspunt dat je die burgers waar ook ter wereld beschermt. En je mocht je buurman toch al niet zo graag. Dan stuur je het leger erop af.
Dat is –gechargeerd– wat er de afgelopen dagen op de Krim gebeurde. Rusland bezette het Oekraïense schiereiland, dreigde met een aanval op Oekraïense eenheden in de regio en kondigde aan niet te vertrekken voor de politieke stabiliteit is hersteld.
De internationale gemeenschap stond erbij en keek ernaar. Natuurlijk klonken direct termen als ”onacceptabel”. Ministers kwamen in spoedzitting bijeen. Plannen voor economische strafmaatregelen werden geopperd. Europa bleek al snel verdeeld.
Duitsland moet het voortouw nemen om de Russische agressie in te dammen, sprak voormalig NAVO-chef De Hoop Scheffer afgelopen zondag. Eerst praten, dan sancties, meende de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken, Timmermans, maandag. Een extra top van Europese regeringsleiders wordt ingelast. En intussen houdt Rusland een deel van een soeverein buurland bezet en dreigt er nog altijd escalatie.
Daarom zijn de ogen vooral op de Amerikaanse president Obama gericht. Wat kan Washington doen om de maaiende klauwen van de Russische beer te stoppen?
Obama stuurt vandaag minister van Buitenlandse Zaken John Kerry naar Kiev. Een duidelijk signaal dat Amerika de nieuwe regering van Oekraïne wel degelijk als de legitieme machthebbers erkent. Verder schorten de Amerikanen alle militaire samenwerking met Rusland op. Ook daar zal Moskou niet direct wakker van liggen. Sancties, zoals het royeren van Rusland uit de G8, zullen op de lange termijn pijnlijker zijn. Maar Rusland heeft met zijn enorme olie- en gasvoorraden ook de nodige tegenmaatregelen achter de hand.
Kortom, Obama zal vooralsnog moeten toezien hoe Rusland de gang van zaken in zijn achtertuin naar zijn hand zet. Dat is niet nieuw. In 2008 noemde de toenmalige president George W. Bush –die toch niet bepaald als een vredelievend staatshoofd bekendstond– de Russische inval in Georgië „onaanvaardbaar in de 21e eeuw.” De Franse president Sarkozy reisde naar de Georgische hoofdstad Tbilisi om de gemoederen te sussen. De Veiligheidsraad kwam bijeen. Het voorkwam allemaal niet dat Rusland zijn Kaukasische buurland een ongenadig militair pak slaag gaf.
De Russische belangen in Oekraïne zijn nog veel groter dan die in Georgië. En dus zal Rusland zich vooralsnog weinig aan Amerikaanse druk gelegen laten liggen. President Obama belde dit weekeinde anderhalf uur met zijn ambtgenoot Poetin. Het resultaat was dat de troepenopbouw op de Krim in gestaag tempo doorging.
Obama kán natuurlijk de Zesde Vloot vanuit de Middellandse Zee naar de Krim dirigeren. Zoals John F. Kennedy ooit in 1963 de raketcrisis in Cuba bezwoer. Maar op een militaire confrontatie met grootmacht Rusland zit Washington al helemaal niet te wachten. En de rest van de wereld evenmin.