Buitenland

Fatwa tegen Rushdie opende ogen van het Westen

Ik verzoek alle moslims om deze man te executeren, zei de Iraanse ayatollah Khomeini precies 25 jaar geleden. Het is meermalen geprobeerd, maar auteur Salman Rushdie leeft nog steeds. De fatwa op hem zorgde ervoor dat in het Westen vele ogen opengingen voor de donkere kanten van de islam.

Jacob Hoekman
18 February 2014 08:02Gewijzigd op 12 August 2022 18:40
Vrouwen betuigen in februari 1989 hun instemming met de fatwa tegen Salman Rushdie. beeld ANP
Vrouwen betuigen in februari 1989 hun instemming met de fatwa tegen Salman Rushdie. beeld ANP

Plots werd de kloof zichtbaar

Hij leeft nog altijd. Salman Rushdie, een Indiase auteur van Britse komaf, zal gisteren wellicht een macaber feestje gevierd hebben: het is exact een kwarteeuw geleden dat de Iraanse ayatollah Khomeini een fatwa tegen hem uitsprak.

De opperste leider van het Iraanse volk sprak zijn beruchte woorden op 14 februari 1989 voor de radio. „Ik stel het trotse moslimvolk overal ter wereld ervan op de hoogte dat de schrijver van het boek ”De duivelsverzen”, dat tegen de islam, de profeet en de Koran is, alsmede ieder die bij de publicatie was betrokken en de inhoud kende, ter dood zijn veroordeeld”, luidde de tekst van Khomeini’s fatwa. Om daar nog aan toe te voegen: „Ik verzoek alle moslims hen te executeren waar zij hen maar mogen aantreffen.”

Die woorden vlogen de wereld over en veroorzaakten een storm van verontwaardiging. Maar ze vonden ook veel bijval: in de islamitische wereld hadden op veel plaatsen luidruchtige en gewelddadige protesten plaats, waarbij diverse doden vielen.

Poppen

Het meest opzienbarend was dat de bijval niet tot de islamitische wereld beperkt bleef. Ook in de westerse wereld gingen moslims de straat op. Dat was nieuw. De aanwezigheid van moslims in het Westen dateerde weliswaar van langer terug, maar niet eerder lieten ze zo massaal van zich horen.

De inhoud van die demonstraties schokte velen. Zo riepen moslims in Rotterdam en Den Haag op tot het doden van Rushdie. Poppen die de auteur voorstelden werden, ook in Nederland, in brand gestoken. Het waren taferelen die velen tot dan toe alleen in het Midden-Oosten voor mogelijk hielden.

„Het is alsof nu, plotseling voor het eerst, ontdekt is dat veel mensen van andere herkomst zich heel sterk op hun eigenheid, op zichzelf zeg maar, aan het oriënteren zijn”, schreef de bekende journalist Gerard van Westerloo in die dagen. Moslims zijn dus helemaal niet zo uit „op de verstandige integratie waar hoofd en hart al zo lang voor gepleit hebben.”

Stevige deuk

En zo werd de fatwa tegen Rushdie een wake-upcall voor het Westen. Zó diep is dus de kloof, realiseerden velen zich plotseling. Het multiculturalisme dat in de jaren zeventig en tachtig hoogtij vierde, kreeg voor het eerst een stevige deuk.

Toch waren er al vóór 1989 aanwijzingen dat hardliners binnen de islam zich meer zouden gaan roeren. Tien jaar eerder, in 1979, leidde dezelfde Iraanse ayatollah Khomeini de Iraanse Revolutie. In tien jaar tijd wist hij het land om te vormen tot een strengislamitische staat – een situatie die tot op de dag van vandaag voortduurt.

Ook in andere islamitische landen kwam fundamentalisme meer en meer bovendrijven. Voor de in 2008 overleden politicoloog Samuel Huntington was dat reden om te spreken van een islamitische heropleving die in 1979 begon en tot de dag van vandaag voortduurt.

Die heropleving had ook voor westerse landen grote gevolgen. De „gastarbeiders” manifesteerden zich meer en meer als moslims, en zo werden ze ook meer en meer beoordeeld.

Rijk van het Kwaad

In hetzelfde jaar dat de Muur in Berlijn viel, diende zich een nieuwe vijand aan, schreef onder meer Vrij Nederland in 1989. Het „rode gevaar” van het communisme wordt ingeruild voor het „groene gevaar” van de islam, dat minstens even totalitair is. „Er is weer een Rijk van het Kwaad in de maak, een herkenbare vijand”, aldus Vrij Nederland. „En nog eventjes iets griezeliger dan de granieten Rus. Deze nieuwe vijand heeft overal ter wereld al zijn pionnen geplaatst.”

Die verandering in de beeldvorming kreeg ook politieke gevolgen, schetst de Tilburgse hoogleraar dr. Marcel Poorthuis. Hij schreef een vuistdik boek over hoe Nederlanders de afgelopen anderhalve eeuw tegen de islam aan hebben gekeken.

Volgens hem gaf de VVD’er Bolkestein, die in die tijd opkwam, „een politieke vertaling” aan de affaire-Rushdie. „Met hem begint, zeggen de commentatoren, een nieuw tijdperk. En van hem loopt een rechte lijn naar de sociale wetenschapper Paul Scheffer en diens diagnose van het multiculturele drama in 2000.” Ook de opkomst van Pim Fortuyn past volgens prof. Poorthuis in die lijn.

Uiteindelijk blijkt 14 februari 1989 niets minder dan een breuk in de beoordeling van de islam te markeren. De toon over de islam werd een stuk scherper, over de hele linie. Zelfs linkse auteurs vielen het vreemde geloof hard aan. De fatwa van Khomeini deed hen de schellen van de ogen vallen.

Die andere toon bleek niet onterecht. Sinds 1989 zijn er nog veel meer doodsbedreigingen geweest, en ook uitgevoerd. De moord op Theo van Gogh, in november 2004 door Mohammed B., is niet voor niets wel de „Nederlandse versie van de Rushdie-affaire” genoemd. Khomeini baande daarvoor de weg: na hem is het een stuk normaler geworden voor sommige radicale moslimgroeperingen om ongelovigen of andersgelovigen uit naam van de islam te vermoorden.

Houdgreep

Tegelijk met de scherpere toon over de islam ontstond echter ook iets anders: angst. De Rushdie-affaire is ook het begin gebleken van een periode waarin het Westen in een houdgreep werd genomen. De massale islamitische volkswoede wil niemand zich op de hals halen, dus leek het soms verstandiger om moslims niet te provoceren. Die houding leidde ertoe dat grote musea, zoals het Londense Tate, bepaalde werken niet meer wilde tentoonstellen. En in Duitsland werd een opera van Mohammed niet uitgevoerd omdat Mohammed erin voorkomt.

Dat die angst niet ongegrond was, bleek in 2006 tijdens de wereldwijde onrust over het plaatsen van cartoons van Mohammed. Er vielen wereldwijd tientallen doden.

Sommige radicale islamitische organisaties doen niets liever dan deze houdgreep van het Westen verstevigen. „Als er een moslim was geweest die imam Khomeini’s fatwa had uitgevoerd, zou het schorem onze profeet Mohammed niet hebben durven beledigen”, zei Hassan Nasrallah, de leider van Hezbollah in Libanon, naar aanleiding van de cartooncrisis.

Hij voegde er nog een macabere zin aan toe. „Ik ben er zeker van dat miljoenen moslims bereid zijn hun leven te geven om de eer van onze profeet te verdedigen.” Sinds 14 februari 1989 zijn steeds meer mensen in het Westen er zeker van dat dit geen grootspraak is.


Voor ieder detail van het leven een fatwa

Een fatwa is toch een doodvonnis? Veel mensen hebben dat lang gedacht sinds de fatwa tegen Rushdie in 1989 wereldwijd ophef veroorzaakte.

In feite is een fatwa niets meer of minder dan een juridisch advies, uitgesproken door een islamitische geestelijke. Van dit soort fatwa’s zijn er vele, vele duizenden die over werkelijk ieder detail van het leven gaan.

Het is dus niet zo gek dat er in de praktijk heel wat voorbeelden te geven zijn van fatwa’s die elkaar tegenspreken. Dat kan over „kleine” kwesties gaan, zoals het voorschrift over de lichaamshouding bij een bepaald onderdeel van het gebed, maar de verschillen van inzicht gaan ook over vragen van leven en dood.

Zo vaardigde een raad van soennitische geestelijken na de terroristische aanslagen van 2005 in Londen een fatwa uit waarin stond dat een aanslag nooit verenigbaar is met de islam. Maar in 1998 vaardigde niemand minder dan Osama bin Laden een decreet uit waarin het tegenovergestelde stond.

Hij schreef in zijn fatwa dat het de individuele plicht is „van elke moslim die daartoe in staat is, in elk land waar dit maar mogelijk is, om de Amerikanen en hun bondgenoten te vermoorden.” Voor alle duidelijkheid: die uitspraak had betrekking op zowel militairen als burgers. Bin Laden gaf de fatwa de veelzeggende titel ”Jihad tegen Joden en kruisvaarders” mee.

Feitelijk kan een moslim dus altijd wel een fatwa vinden die zijn gezichtspunt ondersteunt. Het hangt vooral van de gevolgde geloofsrichting af welke fatwa’s voor moslims aanvaardbaar zijn.

De laatste jaren worden er steeds meer fatwa’s uitgevaardigd voor moslims die in het Westen leven. In Nederland staat vooral de salafistische organisatie Al-Yaqeen (gelieerd aan de orthodoxe As-Soennahmoskee in Den Haag) bekend om het verspreiden van vele decreten, die overigens in veel gevallen afkomstig zijn van moefti’s in Saudi-Arabië. Moslims kunnen zelf vragen insturen naar de organisatie, die vervolgens met een fatwa komt. Op die manier ontstaan er vanzelf gigantische fatwaverzamelingen die elk detail van het menselijk leven beschrijven.

Relatief veel van deze vragen gaan over huwelijk en seksualiteit. Zo vraagt iemand op de site van Al-Yaqeen: Wat is het islamitisch oordeel over masturbatie? Antwoord: Verboden. Of: Is het voor de man toegestaan geslachtsgemeenschap te hebben met zijn zwangere vrouw? Antwoord: Het mag, maar niet in de menstruatie- of kraamperiode.

Een derde vraag: Ik ben moslima die met een christen wil trouwen. Mag dat? De moefti die de vraag beantwoordt, weet niet hoe hij het heeft. De vrouw heeft al een relatie met deze christen, „terwijl dat iets is wat Allah woedend maakt.” De remedie is helder: „De enige oplossing voor dit probleem is dat deze man moslim wordt in de volledige zin ervan.” Anders „dient de relatie met deze man volledig te worden verbroken.”


Een onleesbaar en anti-islamitisch boek

Wie Salman Rushdies ”De duivelsverzen” wil lezen, moet over heel wat doorzettingsvermogen beschikken. Het vuistdikke werk gaat over twee Indiase acteurs die in een vliegtuig boven Engeland neerstorten. Ze overleven de crash, waarna ze transformeren in Djibriel (de engel Gabriël) en de duivel. Wat volgt, is een opeenstapeling van magisch-realistische elementen die het boek voor een gemiddelde lezer onverteerbaar maken.

Voor een islamitische lezer komt daar nog de blasfemische inhoud om de hoek kijken. Zo wordt Mohammed in de roman steevast aangeduid als ”Mahound”, een scheldnaam die in de middeleeuwen vaak door christenen werd gebruikt om de profeet van de islam aan te duiden. En zijn vrouwen duiken op in een bordeel.

De naam van de roman was sommige moslims evenmin welgevallig, hoewel de herkomst daarvan puur islamitisch is. De oudste biograaf van Mohammed, de moslim Ibn Ishaaq, meldde in de achtste eeuw al dat niet alle openbaringen die Mohammed aanvankelijk claimde daadwerkelijk van Allah afkomstig waren.

Satan zou een aantal woorden op Mohammeds tong hebben gelegd waarin drie heidense godinnen worden aangeprezen. Die drie godinnen worden nog altijd in de tekst van de Koran genoemd, in soera 53. De toevoeging dat op hun voorspraak gehoopt mag worden, is echter verdwenen. Dit gedeelte is bekend komen te staan als de duivelsverzen.

Een probleem daarbij is dat, als satan werkelijk verzen heeft ingefluisterd, het ook voor moslims onmogelijk is om vast te stellen welke verzen van Allah en welke van satan komen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer