Vijf meningen over Lewis
Geen enkele christelijke schrijver uit de twintigste eeuw is zo vaak geciteerd als C. S. Lewis. Vijf persoonlijke visies op zijn betekenis.
Kathy Keller: Lewis heeft de gave van de verbeelding
Als kind correspondeerde ze met C. S. Lewis. Zo’n geleerde man, die moest wel eenzaam zijn.
Twaalf jaar was Kathy Keller toen ze voor het eerst een brief aan Lewis schreef. „Met een jeugdige arrogantie en onwetendheid begon ik hem te schrijven”, zegt de echtgenote van de bekende Amerikaanse predikant Tim Keller. „Ik hield van zijn boeken en dacht dat hij wel verrukt zou zijn om dat te horen.”
Het was begin jaren zestig in de Verenigde Staten niet altijd eenvoudig om aan de boeken van Lewis te komen. „Ik begon te geloven dat niemand behalve ik ooit van hem gehoord had. Ik dacht dat hij misschien een beetje aanmoediging nodig zou hebben, en dus schreef ik hem over mijn dagelijkse doen en laten: over het huishouden toen mijn moeder in het ziekenhuis lag, over het werken aan de schoolkrant, het opsparen van mijn babysitgeld om Engeland te bezoeken.”
Lewis schreef vijf brieven terug, die Kathy vervolgens netjes voor in haar Narniaboeken plakte. Zijn laatste twee brieven schreef Lewis op 29 oktober en 11 november 1963, enkele weken voor zijn overlijden. Kathy was toen dertien jaar. De brieven van Lewis verschenen later in druk: ”C. S. Lewis’s Letters to Children”, dat in het Nederlands verscheen onder de titel ”Liefs van C. S. Lewis”. „Ik ben de Kathy aan wie de laatste vier brieven zijn gericht.”
Ze begon Lewis te lezen toen ze een jaar of zeven was. „Op dat moment was er natuurlijk heel veel wat ik niet snapte en pas na herhaaldelijk lezen ging begrijpen. Maar het lezen van Lewis werken, jaar na jaar, leidde ertoe dat zijn en mijn gedachten soms niet van elkaar te onderscheiden zijn. Soms lees ik iets van Lewis en denk: O, dus die gedachte heb ik van hem.”
Haar favoriet is ”Perelandra”, het tweede deel van Lewis’ sciencefictiontrilogie. „Vooral vanwege de geweldige kroningsscène aan het einde van het boek. Het is alsof je een glimp van de hemel en de heerlijkheid ziet. Niemand kon zo over hemel en heerlijkheid spreken als Lewis. Ik heb leren inzien dat het zondig is om niet vreugdevol te zijn over wat Jezus heeft gedaan om ons te verlossen.”
Keller, cum laude afgestudeerd op een onderzoek naar ”C. S. Lewis’s Mythopoeic View of Literature”, denkt dat reformatorische christenen veel van Lewis kunnen leren. „Gereformeerd was hij natuurlijk niet, maar soms denk ik dat gereformeerde mensen vergeten dat „alle waarheid Gods waarheid” is. Dus ik hoop dat mensen die de neiging hebben Lewis af te wijzen omdat hij niet gereformeerd is, hun opvattingen heroverwegen en bereid zijn om van hem te leren.”
Lewis geloofde in een „onversneden” en „belijdend” christendom, aldus Keller, communicatiedeskundige van de Redeemer Presbyterian Church in New York. „Ik denk dat wij, gereformeerde christenen, meer bereid zouden moeten zijn om gemeenschap te zoeken met andere christenen. Als leden van hetzelfde lichaam, maar zonder onze leerstellige eigenheid op te geven.”
Het belangrijkste dat Lewis te bieden heeft, is volgens haar de gave van verbeelding. „Een ware, zuivere leer kan een zaak van alleen koud verstand zijn. Om ook het hart te laten branden, is de inspanning van de verbeelding nodig: ik ben die veroordeelde zondaar, ik heers en regeer met Christus in de hemel.”
Dr. J. I. Packer: Lewis was een steigerbouwer van het orthodoxe christendom
Dr. J. I. Packer studeerde in de jaren veertig in Oxford. Toch kwam het nooit tot een ontmoeting met C. S. Lewis, die daar in die tijd doceerde. „Maar ik deed wel mijn voordeel met zijn geschriften”, zegt de 87-jarige theoloog uit het Canadese Vancouver. „Lewis overtuigde me van de waarheid van het credo, het orthodox christendom.”
De lezers van het Amerikaanse tijdschrift Christianity Today riepen Packer ooit uit tot een van de invloedrijkste auteurs op theologisch gebied in de twintigste eeuw, onmiddellijk na zijn landgenoot C. S. Lewis. „Veel mensen denken dat wij elkaar goed kenden, maar dat is onjuist.”
Slechts eenmaal zat Packer onder het gehoor van Lewis. Die hield voor het theologisch genootschap in Oxford een lezing over de zestiende-eeuwse anglicaanse theoloog Richard Hooker. Lewis had zich in Hooker verdiept voor zijn ”Oxford History of English Literature” – of ”O-Hell” zoals hij het boek graag noemde.
Packer herinnert zich Lewis’ weergalmende stem. En als hij iets grappigs vertelde, wat „redelijk vaak” gebeurde, dan hield Lewis als een cabaretier even stil om zijn gehoor de gelegenheid te geven om te lachen. „Hij stond bekend als de beste docent in Oxford, en ik denk dat men daarin gelijk had.”
Lewis behoorde meer tot de rooms-katholieke dan tot evangelicale stroming binnen de Anglicaanse Kerk, aldus Packer. „Wat dat betreft leefde hij in een andere wereld dan ik. Maar voordat ik Christus ontmoette, bouwde Lewis met boeken als ”Brieven uit de hel” en ”Het probleem van het lijden” voor mij de steigers van het orthodoxe christendom.”
Packer bleef Lewis lezen en herlezen. „Toen mijn kinderen klein waren, las ik hun de Narniaverhalen voor. Daar genoot ik zelf ook van. Het zijn prachtige verhalen, voor zowel volwassenen als kinderen.”
Packer typeert Lewis als een lekenevangelist en een krachtige verdediger van het christelijk geloof. „In de twintigste eeuw was hij de christelijke apologeet par excellence, gevolgd door G. K. Chesterton. Lewis is een klasse apart; ik ken geen apologeet die bij hem in de buurt komt. Hij was een apologeet die het christelijk geloof uitlegde zonder zelf in de schijnwerpers te staan.”
Prof. dr. W. P. Gerritsen: Lewis was kenner van de grote traditie van het christendom
Prof. dr. W. P. Gerritsen, emeritus hoogleraar middeleeuwse letterkunde aan de Universiteit Utrecht, is een vakgenoot van C. S. Lewis – wiens wetenschappelijk werk hij, zelfs nu het meer dan een halve eeuw oud is, zeer bewondert.
Voor Gerritsen hoort Lewis, als kenner van het voortleven van de oudheid in de middeleeuwse cultuur, bij de grote literatuurhistorici van de twintigste eeuw. „Al sinds mijn studententijd ben ik een bewonderaar van zijn boek ”The Allegory of Love”, en als hoogleraar heb ik talloze studenten ”The Discarded Image” aanbevolen als een essentiële inleiding tot de achtergrond van de middeleeuwse literatuur. Daarnaast ben ik altijd een bewonderaar geweest van Lewis’ ”Studies in Words”, waarin hij de cultuurgeschiedenis van woorden als ”nature”, ”sense” en ”world” op zijn eigen, onnavolgbare wijze ontrafelt.”
Lewis’ bespreking van het middeleeuwse wereldbeeld is volgens Gerritsen „een voorbeeld van zijn vermogen een welhaast tot fossiel geworden erfstuk uit het verleden in ons historisch bewustzijn terug te roepen als een bezield product van menselijke verbeeldingskracht. Voor mij is zijn literair-historisch werk van hetzelfde kaliber als dat van reuzen als Ernst Robert Curtius en Erich Auerbach.”
Met Lewis’ apologetisch-theologische werk en met zijn religieuze overtuigingen heeft Gerritsen minder affiniteit. „Ik waardeer hem vooral als een kenner van wat ik nu maar zal aanduiden als de grote traditie van het christendom, in het bijzonder van de bijdrage van schrijvers uit de late oudheid (en het hellenisme) tot de hoofdstroom van het middeleeuwse denken.”
Gerritsen heeft, behalve voor Lewis’ wetenschappelijke werk, ook waardering voor de Narniaserie, door hem omschreven als een reeks klassieke kinderboeken. „Maar ik moet toegeven dat op het terrein van het Engelse jeugd- en kinderboek Lewis Carrolls ”Alice in Wonderland” en Kenneth Grahames ”The Wind in the Willows”, en zelfs de ”Winnie the Pooh”-boeken, mij toch liever zijn. Als auteur op het gebied van fantasy heeft Lewis naar mijn mening een bewonderenswaardige prestatie geleverd, die echter in kwaliteit toch achterblijft bij die van zijn vriend en collega Tolkien.”
Dr. P. de Vries: Lewis is geen geestelijke gids
Lewis was een boeiende figuur, vindt dr. P. de Vries, hersteld hervormd predikant in Hardinxveld-Giessendam. „We kunnen nuttige dingen van hem leren. Maar als het gaat om de kern van de Bijbelse boodschap zou ik andere schrijvers aanbevelen.”
Omdat hij geïnteresseerd is in apologetiek, kwam dr. De Vries ook met het werk van Lewis in aanraking. De predikant heeft zeker waardering voor de Britse schrijver. „Zijn stelling dat het bestaan van God niet onredelijk is en dat er meer vóór het christelijk geloof pleit dan ertegen, waardeer ik. Bovendien houdt hij vast aan de historiciteit van de heilsfeiten zoals die in het Nieuwe Testament staan beschreven, erkent hij Jezus voluit als God en als mens en laat hij ruimte voor wonderen.
Dat zorgt ervoor dat hij orthodox-gereformeerden aanspreekt. Tegelijk moeten we beseffen dat Lewis anglokatholiek was, en geen evangelical. In zijn opvatting over de vrije wil staat Lewis bijvoorbeeld dichter bij Rome dan bij Dordt. Met hem erken ik dat de mens door eigen schuld verloren gaat. Maar de uitverkiezing speelt bij Lewis geen rol. Voor hem is de hel uitsluitend de plaats waar de mens zelf verkiest te zijn, niet de plek waar God vooral straft. In zijn visie zet de mens zet de keus tegen God als het ware in de eeuwigheid voort. Daarmee verdwijnt de ernst van de hel wat naar de achtergrond.”
De meeste moeite heeft dr. De Vries met Lewis’ visie op het kruis. „Hij erkent wel het plaatsbekledende werk van Christus, maar zwijgt over het Bijbelse gegeven dat Jezus aan het kruis de toorn van God wegdroeg. Voor hem is dat geen issue, terwijl dat in de gereformeerde theologie een kernpunt is. Ook de toe-eigening van het heil is voor hem geen aangelegen thema. Lewis bestrijdt het calvinisme niet, maar feitelijk staat hij dichter bij de Rooms-Katholieke Kerk. Om die reden zie ik Lewis niet als een geestelijke gids.”
Arend Smilde: Lewis gaf goed antwoord op het modernisme
Voor Arend Smilde (1960) uit Utrecht, die zeventien boeken van Lewis in het Nederlands vertaalde en een website over hem bijhoudt, staat de Britse schrijver op grote hoogte. „Zowel qua schrijfstijl als inhoudelijk vind ik hem erg goed.” Smilde maakte op 17-jarige leeftijd kennis met Lewis’ werk, toen hij een van diens boeken tegenkwam in de kast van een oom. „Het was een werkje dat later is opgenomen in ”Onversneden christendom” – een boek dat ik ook vertaald heb.” Die kennismaking smaakte naar meer. „Ik vond het allemaal heel raak wat ik las.” Al gauw ging Smilde meer van Lewis lezen: rond 1980 de Narniaverhalen en later zijn apologetische boeken.
Inmiddels is Smilde „bijna altijd met Lewis bezig. Bijna elke dag doe ik wel iets wat met hem te maken heeft.” Van over de hele wereld weten mensen de Utrechter te vinden. Ze mailen hem met vragen of willen bijvoorbeeld iets overnemen van zijn website (lewisiana.nl). Soms ontstaan zo langdurige contacten.
Smildes liefde voor Lewis blijft groot. „Ik ben ervan overtuigd dat hij zeer belangrijk is en over de inhoud van zijn werk blijf ik me verbazen. Lewis stond op grote afstand van zijn eigen tijd. Hij zag een groot breukvlak in de geschiedenis, namelijk tussen de moderniteit en alles wat daaraan voorafging, de premoderniteit. Bij welk jaartal je de grens legt, is niet zo belangrijk, wel hoe je het verschil omschrijft en waardeert. Voor Lewis zijn mensen modern in zoverre ze een gesloten, godloos wereldbeeld als vanzelfsprekend aanvaarden, vaak met de gedachte dat dit wetenschappelijk verantwoord is. Op de vraag: ga je daarin mee of niet en waarom? geeft Lewis een scherpzinnig antwoord. Daarnaast is hij ook stilistisch gezien een heel goede schrijver. Wat literaire kwaliteit betreft behoort hij tot de allerbesten.”