Hij is wiskundige, econoom, predikant, jongerenwerker. Die brede ervaring komt Harmen van Wijnen (45) te pas als nieuwe voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede. Wat de CHE van zijn aanwezigheid gaat merken? „Ze krijgen last van me, in positieve zin.”
Pas op 1 augustus treedt hij officieel aan, maar maandag was Van Wijnen op de CHE om zich voor te stellen aan collega’s, studenten en de pers. Negen jaar geleden knipte hij de advertentie voor een nieuwe CHE-topman uit, maar deed er uiteindelijk niks mee. Toen werd zijn voorganger, dr. Kees Boele, benoemd. Van Wijnen, getrouwd en vader van drie kinderen, is „verwonderd” dat hij nu toch op diens stoel terecht komt. „Ik had niet verwacht dat mijn levenspad en de CHE elkaar alsnog zouden kruisen.”
De nieuwe bestuurder van de Edese hogeschool –tien opleidingen, 4000 fulltimestudenten en 1000 cursusdeelnemers– zegt het eerlijk: „Ik ken de hbo-wereld niet van binnenuit. Veel zaken zijn nieuw voor mij. Dat kun je als een nadeel zien.” Lachend: „Ik heb het bij de benoemingscommissie juist als een voordeel gepresenteerd. Kennelijk is dat gelukt.”
Waarom deze job?
„Ik begon mijn loopbaan bij accountantskantoor Ernst & Young. Daarna werd ik predikant-directeur van de hervormde jongerenorganisatie HGJB. Twee jaar geleden maakte ik de overstap naar programmamanager jeugdwerk in de Protestantse Kerk. Daarnaast was ik bezig met een promotieonderzoek naar de invloed van kleine groepen op de geloofsbeleving van jongeren. Dat onderzoek is bijna klaar. Ik vroeg me af: Wil ik doorgaan met jongerenwerk, terug naar het bedrijfsleven of iets heel anders? Toen ging de telefoon en werd ik gevraagd na te denken over deze functie op de CHE. Ik houd me graag bezig met jongeren, met levensvragen en met het snijvlak van kerk en samenleving. De CHE past daar wonderwel bij. Zeker deze functie. Ik wil graag impact hebben. Toen was de beslissing snel genomen en heb ik een sollicitatiebrief geschreven.”
U bent nu nog buitenstaander. Wat zijn sterke punten van de CHE?
„De kwaliteit van het onderwijs en de openheid. Dat laatste in twee opzichten: naar de eigen traditie en de samenleving. Studenten kunnen zich op de CHE in een open sfeer voorbereiden op een plaats in de samenleving. Die openheid is wel geworteld in de chistelijke traditie. Het is de uitdaging van de CHE om jongeren zo te vormen dat ze de goede beslissingen leren nemen.”
Een verbeterpunt?
„Hoe krijg je alle medewerkers mee in die missie? De druk van de Haagse regelgeving is groot. Je moet als hogeschool voorkomen dat je geleefd wordt door de eisen van de toezichthouders. Op de CHE komt daar bij dat de onderlinge verschillen tussen medewerkers en studenten groot zijn. We zijn een brede christelijke hogeschool. Hoe voorkom je dat die verschillen als een splijtzwam werken? Dat vraagt voortdurende aandacht en zorg.”
Reformatorische studenten voelen zich soms niet thuis op de CHE.
„Ik herken dat. De CHE is niet te vergelijken met een reformatorische middelbare school. Tegelijk moeten studenten, van welke kerkelijke richting ook, zich hier veilig kunnen voelen. De ontmoeting met andersdenkende christenen stelt vragen aan jezelf. Ik vind dat niet verkeerd. Straks is die confrontatie nog veel groter als studenten klaar zijn met hun opleiding en de wereld intrekken. Zo bezien is de CHE een leerzaam tussenstation.”
Hoe kijkt u tegen de zusterhogescholen in Gouda en Zwolle aan?
„Mijn collega Rens Rottier van de Driestar ken ik goed, mijn collega Jacob Schaap van de Gereformeerde Hogeschool niet. We liggen als hogescholen dicht bij elkaar. Alles voor 100 procent zelfstandig doen is niet gewenst. Fusies in het onderwijs zijn een beetje besmet geraakt. In het mbo zijn recent een paar geplande grote fusies ontmanteld. Toch moeten we elkaar als christelijke hogescholen opzoeken en waar mogelijk helpen.”
Hoe voorkomt u dat u een vergadertijger wordt en weggroeit van de collega’s, van de studenten?
„Het zit niet in mij om alleen bestuurder te zijn. Het zelfstandig naamwoord is weliswaar bestuurder, maar ik voeg daar een aantal bijvoeglijke naamwoorden aan toe: menselijk, nabij, direct. Ik loop graag rond op de werkvloer, ben graag inhoudelijk betrokken en wil niet in de bestuurdersmolen gezogen worden.”
Hoe lang denkt u te blijven?
Lachend: „Daar kan ik een mooi juridisch antwoord op geven. Ik heb een contract voor vier jaar met een proeftijd van twee maanden. Vier jaar is misschien een beetje kort, maar twee keer vier jaar? Dat lijkt me een mooie periode, maar de raad van toezicht beslist.”
Wat gaat de CHE van uw aanwezigheid merken?
„Een gezonde heilige onrust. Collega’s, studenten krijgen last van me. In positieve zin. Ik mag graag vragen stellen, ballonnen oplaten, doorprikken en mensen uit hun comfortzone halen.”
Blijft u predikant?
„Ja, maar vanaf 1 augustus met de status van een emeritus. Ik leid geregeld diensten. Vooral bijzondere, zoals jongerendiensten. Dat wil ik graag blijven doen.”
Lees hier een eerder interview met Van Wijnen.