AMSTERDAM. „Kijk, ze zwaaien naar óns”, roept iemand. Het klinkt verbaasd. We zitten in de bus, op weg van de Passenger Terminal Amsterdam (PTA) naar de Nieuwe Kerk. Voor en achter ons rijden motoragenten.
De route is afgezet met dranghekken. De mensen lachen en wuiven. Het klopt, ze kijken naar ons! Opeens dringt het tot me door hoe bevoorrecht ik ben. Samen met 500 andere burgers mag ik bij de inhuldiging van onze koning zijn.
Bijna twee maanden geleden werd ik gebeld door een vriend, die net als ik bestuurslid is van het Urker Mannenkoor Hallelujah. De provincie had hem benaderd. „We mogen iemand naar de inhuldiging sturen. Ik vind dat jij dat moet zijn.” Dan word je even stil. Fantastisch!
We houden het voorlopig stil. Er kunnen nog plaatsen afvallen, had de provincie gezegd. Als op 16 april mijn plaatsbewijs in de bus valt, is het definitief. Familie, vrienden en dorpsgenoten reageren enthousiast: toch een Urker in de Nieuwe Kerk! Eén? Zelfs twee! Ook de 16-jarige Willemein Brouwer blijkt uitgenodigd. Zij is actief op het Flevolandse politieke jongerenforum Parlement Z.
Een paar dagen later belt de NOS. Ze willen in beeld brengen hoe een van die 500 burgers de grote dag begint. Dat ik in klederdracht ga, vinden ze een leuke extra. Ik heb er geen bezwaar tegen dat ze komen filmen.
Op 30 april ben ik al vóór 5 uur uit bed. Na een onrustige nacht –ik ben niet zenuwachtig, heb ik mijn vrouw wel 100 keer verzekerd, maar in mijn hoofd speelt steeds de angst om te laat te zijn– ga ik me wassen en trek ik de eerste laag van het Urker pak aan.
Aan tafel lees ik Psalm 72, de koningspsalm. Ik voel me ongemakkelijk, met de camera op me gericht. Tegelijk besef ik maar al te goed de verantwoordelijkheid: nu mag ik als christen niet zwijgen. In het gebed draag ik onze nieuwe koning en koningin aan de Heere op.
In de auto heb ik een goed gesprek met de cameraman. Hij is gereformeerd opgevoed maar komt nooit meer in de kerk. Onder de klanken van de Wilhelmuscantate –die we vrijdag in de Nieuwe Kerk in Delft gaan uitvoeren– rijd ik naar Lelystad.
Op het provinciehuis maak ik voor het eerst kennis met de 24 andere genodigden uit de provincie. Als we even later in de vip-bus op weg zijn naar Amsterdam, komen de gesprekken op gang. Iedereen wil van elkaar weten: waarom mag jij erbij zijn?
De PTA is het centrale verzamelpunt. De beveiliging is streng. Onze identiteit wordt gecontroleerd en iedereen moet door de bekende poortjes. Toch is de sfeer vooral gezellig. Via schermen volgen we de abdicatie van koningin Beatrix. In de PTA loop ik Annechien uit Staphorst tegen het lijf. Kan niet missen: zij is in haar klederdracht net zo herkenbaar als ikzelf. Natuurlijk moeten we samen op de foto.
Later op de ochtend gaan we naar de Nieuwe Kerk. In groepen, afhankelijk van het vak waarin je komt te zitten. We stappen uit bij de ingang aan de Nieuwezijds Voorburgwal. Over de blauwe loper, waar straks de hoge gasten overheen lopen, gaan we naar binnen.
De kerk is schitterend versierd met enorme bloemstukken. Ik zit in vak E, achter in de kerk. Zicht op het podium heb ik niet. Gelukkig staan er schermen, zodat ik toch alles kan volgen. We moeten lang wachten, maar er is genoeg te zien. Stiekem maken sommigen een paar foto’s, hoewel dat verboden is. Vanaf mijn plek heb ik goed zicht op het middenpad, waar even later de prominente gasten langs komen lopen. Ook prinses Beatrix en de drie dochters van het nieuwe koningspaar passeren op enkele meters.
Als de koning binnenkomt, zitten we al twee uur. Staande zingen we het Wilhelmus. Vooral het zesde couplet ontroert mij. Ik moet denken aan de inhuldiging van Beatrix, nu 33 jaar geleden. Zij haalde in haar toespraak dit couplet aan. Wat zal Willem-Alexander zeggen?
Wat ik gehoopt had, komt niet. De nieuwe koning zegt niets over zijn vertrouwen op God. Maar hij besluit wel met de eed: „Zo waarlijk helpe mij God almachtig.” En zo klinkt dan toch de naam van de Koning der koningen in een kerkgebouw waaruit het Woord schijnt verdreven.