Een overdenking over ”vissers van mensen”, muziek, samenzang en gebed. In de Jozefkapel in Den Haag bepalen die ingrediënten deze vrijdag een viering van het 10-jarige straatpastoraat. Wekelijks zitten tientallen dak- en thuislozen in de interkerkelijke samenkomst onder het Woord.
Vrijdagmiddag, vijf uur. Omringd door raam- en muurschilderingen met Bijbelse taferelen zitten ruim veertig bezoekers in de houten banken van de kapel van het Haagse Stadsklooster. Het is een veelkleurig gezelschap van allochtonen en autochtonen, onder wie veel (ex-)dak- en thuislozen.
Bé (69) is een vrouw uit de buurt die veel heeft gereisd en van vrijheid houdt. De afgelopen tijd kampte ze met lichamelijke en psychische ziekten. Ze zegt niet te geloven, maar bezoekt de vieringen graag, „voor de saamhorigheid. Het is een rustpunt voor me. Ik probeer te luisteren, een graantje mee te pikken.”
Even na vijf uur zwijgt de piano, als de protestantse straatpastor ds. Klaas Koffeman, gehuld in een grijze toga, achter de katheder de bezoekers welkom heet „in deze mooie kapel, vol als een visnet. Laten we proberen een beetje stil te worden, vanbuiten en vanbinnen, om samen te bidden.”
Na het openingsgebed steekt een van de bezoekers, Lucia, drie kaarsen aan op de liturgische tafel voorin de kapel. „Als alles duister is, ontsteek dan een lichtend vuur dat nooit meer dooft”, zingen de bezoekers. De tekst staat afgedrukt in de liturgie.
„Hebben we vandaag vissers in de zaal?” vraagt ds. Koffeman. Een man vertelt dat hij op de Noordzee heeft gevist, een vrouw laat weten dat ze weleens een hengel heeft uitgeworpen in een rivier. Een derde, gevat: „Ik heb vaak achter het net gevist.” Her en der klinkt een lach.
Op de vraag wie de Bijbellezing wil doen, meldt Hans zich. Hij neemt plaats achter de katheder en leest een gedeelte uit Johannes 21, over de ontmoeting van de opgestane Jezus met Zijn discipelen aan het Meer van Tiberias. Aansluitend speelt de pianist een rustig muziekstuk. Een bezoeker geniet zichtbaar. „Muziek is een medicijn voor me”, fluistert hij.
Bij de uitleg van het Bijbelgedeelte kruipt ds. Koffeman als het ware in de huid van Johannes, die Jezus op de oever ziet staan, „als een Zwerver Die ons iets te eten vraagt.” Als het over ”vissers van mensen” gaat, vermoedt de predikant dat dit begrip niet bij iedereen een positieve klank heeft. „Moeten mensen als vissen aan de haak van het Evangelie worden geslagen, of worden binnengesleept in het net van de kerk?”
Met een schepnet in de hand maakt hij de vergelijking met een sterk vervuild meer waarin dode vissen drijven. Om te voorkomen dat ook andere vissen doodgaan, worden ze gevangen en overgebracht naar een schoon meertje, waar ze verder kunnen leven. „Zo worden mensen gered uit de zee van ellende waarin ze dreigen te verdrinken.”
Na de preek klinkt van een cd Psalm 130 in een Engelse bewerking van de groep Sons of Korah. In de liturgie staat de tekst van het „gebed uit de diepte” ook in het Nederlands afgedrukt.
Voorafgaand aan het slotgebed loopt ds. Koffeman langs de banken om punten te noteren die de bezoekers aandragen. Een vrouw vraagt voorbede voor haar schoondochter die elk moment een baby kan krijgen. Een man wil danken dat zijn zusje die zoek was, is teruggevonden. Een volgende noemt haar vriend die in de gevangenis zit. Ook is er een bezoeker die steevast aandacht vraagt voor prins Friso, „wiens situatie zo uitzichtloos lijkt.” Het krijgt allemaal een plaats in het gebed.
Wie dat wil, mag aansluitend voor in de kapel een kaarsje aansteken. Ook kunnen mensen aangeven naar wie ze een kaart willen sturen, die tijdens de maaltijd na de viering door alle bezoekers wordt ondertekend.
Voordat ds. Koffeman de zegen uitspreekt, vult de kapel zich nog eenmaal met gezang. Het lied noemt „elke dag een nieuwe kans (...) samen weer op weg te gaan, samen leven in Zijn liefde, samen werken in Zijn Naam!”
Op weg naar de maaltijd in een andere zaal vertelt Lucia (41) dat ze de diensten sinds enkele jaren bezoekt. Ze zegt dat ze thuisloos is geweest en „het wonen nog niet helemaal op orde heeft”, maar ze is blij dat ze niet meer verslaafd is aan softdrugs en sigaretten.
Ex-dakloze Wilbert (47) is ook een trouw bezoeker. Het sprak hem aan dat de Schriftlezing vandaag uit Johannes kwam. „Ik vind het mooi dat Johannes zich de geliefde leerling noemt, zonder zijn naam te vermelden.” Ook bleef het Wilbert bij dat de discipelen het net aan de andere kant van de boot moesten uitwerpen. „Als je iets niet kunt bereiken, moet je soms wat anders proberen.”