Het lijdensevangelie is ieder jaar weer nieuw en verrassend, voor Bijbellezer en gemeente. Hoe zorgt een predikant ervoor dat hij fris en verrassend blijft, zeven lijdensweken lang? Deel 2 in een serie korte vraaggesprekken met zeven predikanten. Vandaag: ds. A. Hoekman, christelijk gereformeerd predikant te Rotterdam-Kralingen.
Hoe vaak heeft u over het lijden van de Heere Jezus gepreekt?
„In 2003 ben ik begonnen met preken. Johannes 12:24 –de tekst over het stervende tarwegraan– was een van de eerste teksten waar ik over sprak. In 2007 werd ik predikant van Rotterdam-Kralingen. Het wordt dit jaar de zesde keer dat ik de lijdensstof mag preken in de eigen gemeente.”
Is het gevaar van gewenning aanwezig? Hoe blijft u als predikant nieuw, fris, verrassend?
„Ik ervaar beslist geen sleur of gewenning. De eerste vier jaar heb ik ieder jaar vanuit een andere beschrijving van het Evangelie gepreekt: dat van Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes. Daarbij probeerde ik telkens om het eigene van het desbetreffende Bijbelboek in de tekstkeuze de doorslag te laten geven. De vijfde keer volgde ik meer de lijn van de lijdensweg uit de verschillende beschrijvingen van het Evangelie. Daarbij probeerde ik om datgene waarover ik voorgaande jaren preekte, niet te herhalen. Vorig jaar –de vijfde keer dat ik in Kralingen voorging tijdens de lijdenstijd– bepreekte ik ook de onuitgesproken kruiswoorden van Christus, door Psalm 22 naast het lijden van Christus te leggen. Dit jaar ben ik in een vroeg stadium begonnen met de voorbereiding op de lijdensprediking, door mij te verdiepen in Lukas 22:43-44. In de worsteling van Christus in Gethsémané lezen we dat Hij gesterkt wordt door een engel. De vele vragen die hierover leven, heb ik verwerkt. Het leverde ook andere preekstof op, zoals over het doen van de wil van de Vader door Christus (Joh. 6:38). Ik wil de komende weken het lijden van Christus verkondigen vanuit Lukas 22 en 23. Daarbij preek ik Gethsémané voor de tweede keer sinds ik in Kralingen sta. Dat zie ik niet als herhaling, maar meer als een verdieping.”
Stelling: ”Als het licht van de Geest op het Woord valt, wordt iedere tekst weer nieuw”.
„Wat een heerlijke stelling. Zo eenvoudig en zo waar. Door de Heilige Geest geleid gaan de Schriften open. Het staat ook niet los van het werk van de Heilige Geest in het hart. Het hart van de predikant moet steeds weer verbroken worden. Wanneer je daarvan iets ervaart voor je persoonlijk leven, geef je het Woord door dat als het ware dwars door je heen is gegaan. Zó is een tekst telkens nieuw voor mijzelf en voor de gemeente. Dat wordt echt opgemerkt.”
Hebt u voldoende ruimte voor studie, om ervoor te zorgen dat de heilsgeschiedenis exegetisch nieuw blijft?
„Het was voor mijzelf verrijkend om geruime tijd met de vele vragen rond de uitleg van Lukas 22:43-44 bezig te zijn. Deze preek heb ik voorbereid om samen met een aantal predikanten te bespreken. Er zit dus best wat tijd in. Meer dan gewoonlijk in ieder geval. De winst is er echter terdege. Niet alleen voor het verstandelijk begrijpen, maar vooral voor het hart. Het kan echter ook zo zijn dat je met het voorbereiden van een preek over een bepaald thema bezig bent, maar dat blijkt dat het zo veel tijd kost dat je het onderwerp maar terzijde legt. Het is altijd weer een afweging maken in de beschikbare tijd. Tegelijk hoef je ook niet alles in één keer te weten en te zeggen in de prediking. Door de tijd heen mag er sprake zijn van een toename in kennis en van een geestelijk verstaan van de dingen Gods. Preken moeten beslist geen werkstukken zijn.”
Zijn er lijdenspreken waaraan u persoonlijk goede herinneringen bewaart?
„De lijdenspreken hebben mijn hart. Het is immers de prediking van Christus de Gekruisigde. Juist in deze preken mag je de gemeente de noodzaak van het lijden voorhouden: onze zonde en schuld voor God. In het lijden van Christus zien we de liefde van de drie-enige God: dat het recht van God wordt verheerlijkt en dat er voor verloren mensen op rechtsgronden genade te verkrijgen is. Daarom lenen deze preken zich zo goed om geestelijk leiding te geven. Ik denk met name aan een preek van twee jaar terug over Johannes 18:11: „Jezus dan zeide tot Petrus: Steek uw zwaard in de schede. Den drinkbeker, dien Mij de Vader gegeven heeft, zal Ik dien niet drinken?” De reactie die ik op deze preek kreeg van een gemeentelid is mij bijgebleven omdat het zo de kern van de preek raakte. Het ging over de noodzaak van het lijden en de wil van Christus om dit lijden te volbrengen. Als pastor trof het mij dat ik mocht zien dat het gepredikte Woord tot zegen was.”
Dit is deel 2 in een serie over de 40-dagentijd of lijdenstijd. Volgende week woensdag deel 3.