Plaats voorstel SGP-hoofdbestuur in juiste context
Het SGP-hoofdbestuur wil het reglement aanpassen naar aanleiding van rechterlijke uitspraken. Dat betekent echter geenszins dat de partij de beginselen loslaat of dat partijleden deze niet meer hoeven te onderschrijven, betoogt Arnold Weggeman.
Het voorstel van het hoofdbestuur van de SGP tot aanpassing van het algemeen reglement roept nogal wat reacties op. Die reacties bevatten vaak een duidelijk oordeel. Het valt mij echter op dat degenen die hun oordeel geven, daarbij niet of nauwelijks de feiten betrekken die aan het besluit van het hoofdbestuur ten grondslag liggen. Daarom lijkt het mij van belang die feiten nog eens tegen het licht te houden.
Een belangrijk feit is dat dit voorstel van het hoofdbestuur het sluitstuk is van een groot aantal rechterlijke procedures. Procedures bij de bestuursrechter over de partijsubsidie leidden ertoe dat de partij door de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in het gelijk werd gesteld en de staat weer subsidie moest verstrekken aan de partij. Daarnaast zijn tegen de SGP en de Nederlandse staat procedures bij de burgerlijke rechter aangespannen. Die gingen er vooral over of de partij op grond van het beginselprogramma vrouwen mag uitsluiten van kandidaatstelling. Dit mondde na een jarenlang juridisch gevecht uit in een uitspraak van de Hoge Raad dat die praktijk van de SGP niet kan worden aanvaard. Tevens werd de staat opgedragen maatregelen te treffen tegen de partij om aan deze praktijk een einde te maken.
De Raad van State en de Hoge Raad hebben een bijna gelijksoortige afweging van (grond)rechten gemaakt. De uitkomsten daarvan waren echter geheel verschillend. Nadat de nationale rechtsmiddelen waren uitgeput, bleef voor de SGP slechts de weg over naar het Europese Hof voor de Rechten van de Mens om een oordeel te vragen over deze twee verschillende uitspraken van twee hoogste Nederlandse rechters.
Het Europese hof gaf echter niet thuis. Voor de partij stond toen geen enkel rechtsmiddel meer open. De uitspraak van de Hoge Raad is daarmee geldend recht geworden, dat door de rechter wordt toegepast. Ook staat vast dat de staat nu verplicht is om maatregelen te nemen tegen de SGP als er verder niets verandert binnen de partij.
Niet lichtvaardig
Daarmee stond de partij voor het dilemma: niets doen en afwachten, of aansturen op een wijziging van een van de partijdocumenten (statuten, algemeen reglement of Program van Beginselen). Daarbij komt afwachten feitelijk neer op het opheffen van de partij. De partij functioneert immers binnen de democratische rechtsorde en rekruteert volksvertegenwoordigers die binnen deze rechtsorde invloed uitoefenen. In dat opzicht is de positie van een politieke partij niet te vergelijken met die van een individuele burger die burgerlijk ongehoorzaam is. Het negeren van een rechterlijke uitspraak betekent dan ook dat de partij niet langer kan participeren binnen de democratische rechtsorde.
Nu kan er altijd een moment komen waarop participatie niet langer mogelijk is. Bedacht moet worden dat een dergelijke conclusie inhoudt dat de boodschap van de partij niet langer kan worden uitgedragen. Maar ook in praktische zin zullen bijvoorbeeld de identiteitsgebonden zorg- en onderwijsinstellingen en de kleine zelfstandige ondernemer hiervan de gevolgen ondervinden. De consequenties van het niet-vertegenwoordigd zijn van de SGP in het parlement, de Provinciale Staten en de gemeenteraden moeten dan ook niet worden onderschat. Een buitengewoon ingrijpend besluit dus. Het spreekt vanzelf dat daar niet lichtvaardig voor gekozen kan worden en dat daarom eerst alle mogelijke alternatieven moeten zijn geanalyseerd en afgewogen. Dat doet de vraag rijzen waar het in de uitspraak van de Hoge Raad nu precies om ging.
De uitspraak van de Hoge Raad draait om twee belangrijke punten. Het eerste punt is dat de politieke beginselen en programma’s onder de bescherming van de grondrechten vallen: de vrijheid van godsdienst, van vereniging en van meningsuiting. Het tweede punt is dat bij de concrete kandidaatstelling aan deze beginselen volgens de Hoge Raad echter geen juridische consequenties mogen worden verbonden.
Juridische werkelijkheid
Concreet betekent dit dat het Program van Beginsel binnen de partij volledige werking heeft en mag houden. Dit is grondwettelijk gewaarborgd. Om die reden stelt het hoofdbestuur dan ook geen aanpassing voor van artikel 10 van het Program van Beginselen (waarin staat dat het regeerambt de vrouw niet toekomt). Ook mag van de partijleden loyaliteit worden gevraagd met de beginselen van de partij. Het enige punt is volgens de rechter dat het geslacht van de kandidaat niet bepalend mag zijn bij de kandidaatstelling. Daarom wordt in het voorstel van het hoofdbestuur een concrete voorziening getroffen in het algemeen reglement met betrekking tot de kandidaatstelling. Die voorziening strekt ertoe dat op grond van de uitspraak van de Hoge Raad een kandidaat niet louter mag worden geweigerd vanwege het feit dat zij van het vrouwelijk geslacht is. Met deze juridische werkelijkheid heeft de partij nu immers te maken. Het voorstel van het hoofdbestuur bevestigt dit; alle andere eisen, zoals beginselgetrouwheid en geschiktheid, blijven intact.
Discussie zuiver houden
Uit verschillende reacties blijkt dat men bezorgd is dat de beginselen van de partij buiten werking worden gesteld. Een verwijt van die strekking aan het hoofdbestuur van de SGP is, als je de feiten eerlijk op een rij zet, niet terecht. Dat het hoofdbestuur in geen enkel opzicht wenst te tornen aan de beginselen van de partij komt duidelijk tot uitdrukking in de toelichting op het voorstel. Volgens die toelichting geeft de voorgestelde toevoeging aan „dat op grond van de geldende rechtspraak het geslacht van de kandidaat niet bepalend mag zijn bij de selectie van kandidaten.” Niets meer en niets minder. Laten we de discussie op dit punt zuiver houden en het voorstel in de juiste context blijven bezien.
De auteur is voorzitter van de SGP-fractie in Capelle aan den IJssel.