Hoe sterk is al-Qaida in Afrika?
De bomgordel van de jihad lijkt steeds verder te worden uitgerold over het Afrikaanse continent. Het islamisme doet nu van zich horen in Mali en Algerije, maar beperkt zich zeker niet tot die landen. Ligt de toekomst van al-Qaida soms in Afrika?
Het lijdt voor de Britse premier David Cameron geen twijfel: de islamisten in Noord-Afrika vormen een „grote en existentiële bedreiging.” In een reactie op het gijzelingsdrama van vorige week in Algerije liet hij weten dat er dringend wereldwijde actie nodig is. „Het zal een reactie vergen die eerder jaren in beslag zal nemen, of zelfs decennia, dan maanden”, voegde hij daaraan toe.
Cameron is zeker niet de enige die zich ernstig zorgen maakt over de kracht van islamistische terreur op Afrikaanse bodem. Het Amerikaanse leger typeerde de Sahararegio in 2005 al als „het nieuwe front in de oorlog tegen het terrorisme.” Sinds de Arabische lente is er bovendien een nieuwe situatie ontstaan in de Noord-Afrikaanse landen Tunesië en Libië, waarvan extremistische groepen proberen te profiteren. De aanslag op het Amerikaanse consulaat in de Libische stad Benghazi, vorig jaar, geldt daarbij als een somber voorteken.
Het brein achter de gijzeling in Algerije, Mokhtar Belmokhtar, is de laatste weken al getypeerd als „het nieuwe gezicht van het terrorisme” en „de nieuwe Osama bin Laden.” De Algerijn motiveerde de gijzelingsactie als een reactie op de Franse interventie in Mali en dreigde met meer aanslagen.
Wapenhandel
Maar hoe groot is de slagkracht van het jihadisme in de regio eigenlijk? Analisten wijzen erop dat de gijzeling in Algerije een uiting is van jihadistische activiteit in de hele Sahelregio. De Sahel strekt zich over de volle breedte van Afrika uit – van Senegal in het westen tot Somalië in het oosten. Figuren zoals Belmokhtar, met gewelddadige groepen achter zich, zijn in een groot aantal Afrikaanse landen in die gordel actief.
De extremisten van de Sahel zijn bovendien opvallend goed bewapend. Het Franse leger merkte al snel na de inval in Mali dat de opstandelingen bepaald niet met zelfgeknutselde granaten de strijd ingingen. Sinds de val van Gaddafi’s regime in Libië is er in de regio een levendige wapenhandel ontstaan. Geld is het probleem meestal niet: veel extremistische groepen zitten er warmpjes bij door geïncasseerde losgelden voor gijzelaars en door smokkelactiviteiten.
De Franse islamoloog Mathieu Guidère zei in de krant Le Nouvel Observateur deze week dat de handel in wapens met name is opgeleefd sinds de aankondiging van een internationale troepenmacht in Mali, eind vorig jaar. „Al die (islamistische, MW) groepen zijn toen begonnen om zich voor te bereiden op deze interventie”, aldus Guidère.
Samenhang
In de Sahelregio is een ware kluwen aan islamistische groepen en groepjes actief. „Ze opereren zelfstandig”, zegt terrorismedeskundige Anneli Botha van het Instituut voor Veiligheidsstudies (ISS) in het Zuid-Afrikaanse Pretoria telefonisch. „Het is echter goed mogelijk dat er onderlinge banden bestaan. Maar die zijn uiterst moeilijk in kaart te brengen.” De slagkracht van het jihadisme is uiteraard gediend met zo veel mogelijk samenwerking.
Het Amerikaanse leger waarschuwde vorig jaar voor contacten tussen al-Shabaab in Somalië en Al-Qaida in de Islamitische Maghreb (AQIM) in de Sahel. Volgens Botha is het geen vraag of er lijntjes lopen tussen de terreurgroep Boko Haram in Noord-Nigeria en AQIM. „Die zijn er al jaren”, zegt ze. Het blijft onder deskundigen echter voer voor discussie. „Het is waarschijnlijk, maar ik weet het niet zeker”, reageerde islamdeskundige Benjamin Soares van het Afrika-Studiecentrum in Leiden eerder tegenover deze krant.
Er bestaat evenmin hard bewijs voor materiële steun vanuit het Midden-Oosten en Azië voor jihadistische groepen in Afrika. Dat er met name vanuit Saudi-Arabië extremistische invloeden Afrika zijn binnengeslopen is echter duidelijk. „Saudische geestelijken introduceren een andere, radicale, interpretatie van de islam in Afrika”, stelt Botha.
In Mali en andere Sahellanden is de Aziatische missionaire beweging Tablighi Jamaat actief, waarvoor veel Pakistanen werken. Het imago van de club als pacifistisch klopt, zegt Botha. „Ze zijn niet uit op strijd en doen op sociaal gebied veel goed werk. Maar individuele leden kunnen wel degelijk andere motieven hebben.” Duidelijk is dat meerdere vooraanstaande extremisten, onder meer in Mali, eerst actief waren in Tablighi Jamaat.
Koranscholen
De islam in de Sahelregio is vanouds soefistisch, wat een mystieke en gematigde vorm betreft. De komst van een meer fundamentalistische islam brengt dan ook spanningen met zich mee. „In de praktijk spreken de gematigde krachten zich echter minder uit”, zegt Botha. De Zuid-Afrikaanse onderzoeker neemt in Oost-Afrika in landen als Kenia, Tanzania en Uganda een gevaarlijke groei van extremistische krachten waar. „En dat extremisme komt zeker niet alleen van Somaliërs in die landen, zoals vaak gedacht wordt.”
In sommige gevallen neemt de regering het op tegen de jihadistische invloeden. Mauritanië en Tsjaad waren al in 2004 bijvoorbeeld dermate bezorgd over deze ontwikkeling dat ze de Verenigde Staten om steun vroegen om de zogenoemde ”islamitische vernieuwing” in hun landen een halt toe te roepen. Mauritanië is nota bene officieel een islamitische republiek.
Ook in Mali wordt het extremisme door velen als een vreemd importproduct beschouwd. De opperste imam van het land, Mahmoud Dicko, hekelde in een interview met de krant Neue Zürcher Zeitung deze week openlijk de (geïmporteerde) Koranscholen in het land. „In die scholen leren de jongeren niets waar ze in het normale leven iets mee kunnen. Ze hebben daarom geen uitzicht op werk en zijn beïnvloedbaar”, aldus Dicko.
Emir van de Sahel
Het devies van veel experts is het jihadisme in Afrika zeer serieus te nemen, maar de slagkracht niet te overdrijven. „Ze opereren niet als een eenheid en hebben ook geen gelijke doelen”, onderstreepte de Britse terrorismedeskundige Raffaeloo Pantucci deze week tegenover de Britse omroep BBC. De doelen van de verschillende groepen zijn vaak zeer nationaal ingekleurd. Sommige groepen lijken bovendien vooral een criminele agenda te hebben en zijn met name actief in smokkel en drugshandel.
Daarbij is er sprake van onderlinge rivaliteit. Een sprekend voorbeeld daarvan is Belmokhtar zelf. Hij was jarenlang een prominent figuur binnen AQIM, maar richtte vorig jaar een eigen organisatie op: het Getekend-in-Bloedbataljon. De Algerijn zou onenigheid hebben gehad met de top van AQIM, waarop hem zijn titel ”emir van de Sahel” werd ontnomen. De Algerijn zou vervolgens zijn opgestapt, dan wel zijn weggestuurd.
Volgens analist William Lawrence van de International Crisis Group bestaat „er geen twijfel over dat er een strijd gaande is tussen verschillende groepen in de Sahel en de Sahara om de leiding over het regionale jihadisme.” Lawrence zei tegenover persbureau AP dat het er sterk op lijkt dat Belmokhtar momenteel „de internationalisering van het Maliconflict” nastreeft en daarmee het regionale leiderschap van het jihadisme naar zich toe wil trekken.
Gesels
Als voedingsbodem voor het islamitisch extremisme in Afrika wordt vaak naar de klassieke gesels gewezen die het continent slaan: armoede, corruptie, wetteloosheid. Het zijn onmiskenbaar factoren die Afrika een aantrekkelijke bestemming maken voor terroristische organisaties. Voeg daarbij nog de reeds bestaande politieke, etnische en religieuze spanningen. De vele werkloze jongeren zijn bovendien een gemakkelijke prooi om in de gelederen van de radicale islam te worden opgenomen.
De opmars van het islamisme in Afrika is ook vaak verbonden vanuit sterker wordende antiwesterse sentimenten. Met name de Amerikaanse politiek in het Midden-Oosten heeft het afgelopen decennium bij veel Afrikaanse moslims kwaad bloed gezet. Dat is een feit. Toch is het duidelijk dat deze gevoelens niet noodzakelijk tot islamisme en terrorisme hoeven te leiden. De International Crisis Group tekent in een rapport over islamistische terreur in de Sahel bovendien terecht aan dat de regio al sinds de jaren veertig van de 20e eeuw te maken heeft met islamitisch fundamentalisme, zonder dat er sprake was van sterk antiwesterse sentimenten.
Botha is ervan overtuigd dat de grondoorzaak ligt in slecht bestuur in de Afrikaanse landen. „Binnenlandse omstandigheden zijn altijd van primaire invloed op de ontwikkeling van extremisme. Als er een functionerende democratie is en een effectieve regering krijgen externe factoren veel minder grip op de samenleving. Heel belangrijk is dat de overheid zorgt voor de basisvoorzieningen en veiligheid.”
Complex
Of een interventie in Mali iets oplost? Botha heeft er een hard hoofd in. „Mogelijk worden de extremisten uit hun schuilplaatsen gedreven en verjaagd. Maar dan verschuift het probleem naar een buurland.”
Net als Botha onderstreept ook analist Lawrence van de International Crisis Group daarom dat de condities moeten worden aanpakt die het al-Qaida en aanverwante groepen mogelijk maken te floreren. „Een militair antwoord is hooguit een gedeeltelijk antwoord. Zolang er geen robuuste humanitaire en economische inspanningen worden gepleegd, zullen militaire middelen deze problemen niet oplossen”, stelt hij.
Guidère, de Franse expert, voorziet twee consequenties van de interventie in Mali. Frankrijk zal verwijten krijgen van neokolonialisme en het zoeken van eigenbelang. Duidelijk is dat dit de aantrekkingskracht van extremistische groepen alleen maar zal versterken. Ten tweede konden de economische belangen van alle westerse landen in de Sahel wel eens geschonden worden.
Dat het een strijd van een lange adem gaat worden, daarover is iedereen het wel eens.
Al-Qaida in de islamitische Maghreb
De prominentste terreurbeweging in de Sahara, AQIM, komt voort uit het Algerijnse islamistische verzet uit de jaren negentig. Westerse veiligheidsexperts beschouwden de beweging lange tijd als een tamelijk zwakke, vooral lokaal georiënteerde, afdeling van al-Qaida. „AQIM is altijd meer van de praatjes dan van de actie geweest”, liet een medewerker van de Amerikaanse veiligheidsdiensten zich vorig jaar oktober tegenover media in de VS ontvallen.
Feit is dat AQIM in het verleden nauwelijks een bedreiging in het Westen is geweest. Er zijn ook geen bewijzen van recente pogingen tot aanvallen van doelen in het Westen, zoals van al-Shabaab in Somalië. Het gevaar is overigens wel latent aanwezig, omdat het netwerk van AQIM zich tot diep in Europa uitbreidt: volgens veiligheidsdiensten bestaan er cellen in landen als Frankrijk, Spanje, Italië, Groot-Brittannië en ook Nederland. AQIM telt volgens schattingen enkele honderden leden – precieze gegevens zijn echter niet voorhanden.
De terreurorganisatie bestaat uit verschillende brigades, die weer zijn geclusterd in tamelijk zelfstandig functionerende cellen. De bewegingen heeft afdelingen in veel Afrikaanse landen in de Sahelregio (zie kaart). De topcommandanten van AQIM zijn volgens de Amerikaanse denktank Congressional Research Service „wellicht evenzeer rivalen als kameraden, die relatief autonoom functioneren.”