Theodore Roosevelt bepleitte christendom van de daad
„De meesten van ons hebben genoeg vrije dagen. Daarom: ga op zondag naar de kerk.” Die aansporing deed de Amerikaanse president Theodore Roosevelt in 1909 in zijn pamflet ”Negen redenen om ter kerk te gaan”. Voor de Nederlands hervormde president was het geloof vooral dienstbaar aan goed burgerschap.
Als het aan zijn partijgenoten had gelegen, was Theodore (Teddy) Roosevelt (1858-1919), nooit president geworden. Teddy was niet altijd de gemakkelijkste. Fel verzette hij zich tegen corruptie in de politiek. Leden van de Republikeinse Partij adviseerden daarom president William McKinley in 1900 om hem te benoemen tot zijn vicepresident, zodat de lastpak op een zijspoor kwam.
Het liep anders. McKinley werd zes maanden na de eedaflegging voor zijn tweede ambtstermijn doodgeschoten door een anarchist. Met zijn leeftijd van 42 jaar trad Roosevelt op 14 september 1901 aan als de jongste president van de Verenigde Staten. Acht jaar lang zou hij het Witte Huis bewonen.
Dat Roosevelt wat mans was, wist iedereen. Vanwege zijn astma wilden zijn ouders, die tot de rijkste families van New York behoorden, hem vooral een comfortabel leven bezorgen. De jonge Teddy voelde daar niks voor. Politiek had op hem een grote aantrekkingskracht. Kort na zijn studie aan Harvard werd hij gekozen als afgevaardigde van de staat New York. Na het overlijden van zijn eerste vrouw, in 1884 op dezelfde dag dat zijn moeder stierf, zei hij de politiek vaarwel. Twee jaar werkte hij als veeboer in het wilde westen. Daarna keerde hij terug; de politiek bleef trekken. Op 39-jarige leeftijd werd hij onderminister van Marine. Maar toen in 1898 de Spaans-Amerikaanse Oorlog uitbrak, verliet hij zijn kantoor om commandant te worden van de Rough Riders, een eenheid vrijwillige cavalerie. Roosevelt vocht in Cuba. Zijn wapenfeiten maakten hem populair bij het volk.
Als president van Amerika versterkte hij in het binnenland de greep op het bedrijfsleven en nam maatregelen ter bescherming van de consument. Op buitenlands terrein zorgde hij ervoor dat Amerika een factor van betekenis werd in de internationale politiek. Zo bemiddelde hij in een conflict tussen Rusland en Japan, waarvoor hij, als eerste Amerikaan, in 1906 de Nobelprijs voor de vrede kreeg.
Roosevelt maakte er geen geheim van zich in zijn politiek handelen vooral te laten leiden door de Bijbel. Bijbellezen, bidden en kerkgang waren voor hem waardevolle tradities, waar hij de tijd voor nam. Zo ging hij steevast ’s zondags minstens één keer naar de kerk. Dat noemde hij „een goede gewoonte.” „Ja, ik ken alle verontschuldigingen. Ik weet dat je God net zo goed kunt dienen in een bos, of bij een klaterende beek, of bij iemand thuis, als in de kerk. Maar ik weet ook dat het een hard feit is dat veruit de meeste mensen daar niet aan toekomen.” Kerkgang was voor Roosevelt vooral samenzijn met anderen. Daarom vond hij gemeentezang zo belangrijk. „Dat verbindt mensen. Stemmen smelten dan samen tot één lofprijzing.” Zelf zong hij graag. „Theodore zong zo vals als een kraai, maar hij hield zich niet in. Hij was overal bovenuit te horen”, zei zijn vriend Riis.
De ouders van Teddy behoorden tot de Dutch Reformed Church (DRC), in 1628 onder toezicht van de classis Amsterdam door Hollanders in Amerika gesticht. In die kerk legde Theodore op 16-jarige leeftijd belijdenis af. Gedurende zijn gehele leven bleef hij er lid en als hij in de gelegenheid was, ging hij naar de ”Hollandse kerk”. Omdat er in Washington geen DRC-gemeente was, bezocht hij daar vaak de Grace Reformed Church, een gemeente met Duitse wortels.
Hoewel Roosevelt een enorme Bijbelkennis had en veel oude theologen las (Bunyans ”Christenreis” ieder jaar een keer), ging het hem minder om de leer en meer om het praktisch christendom. „Ik ben niet sterk in het geloof in de lutherse en de calvinistische doctrine van de rechtvaardiging en ik heb weinig geduld met de leer van de Roomse Kerk. Ik geloof in het evangelie van de werken, zoals de apostel Jakobus dat in zijn brief beschrijft.”
Roosevelt bepleitte het christendom van de daad. Daarom was hij ook aanhanger van het ”social gospel”, de stroming in Amerikaanse kerken die zich rond 1900 inzette voor welzijnswerk van de kerken onder de allerarmsten, en was hij gul begunstiger van het Leger des Heils.
Hoewel zijn vader, die het werk van opwekkingsprediker Dwight L. Moody steunde, Theodore had gewaarschuwd vooral aan zijn ziel te denken, heeft hij zich nooit uitgesproken over zijn persoonlijke verhouding tot Christus. Op één keer na. Naar aanleiding van het sterven van zijn vader in 1878, zei Roosevelt later: „Het is geweldig te bedenken dat we elkaar eens in de hemel zullen terugzien. Niets anders dan het geloof in Jezus Christus heeft me door deze moeilijke periode van zorg en verdriet gedragen.”
Godsdienst had voor Roosevelt vooral een maatschappelijke functie. „Het geloof in God schept moedige karakters en een leefbare maatschappij”, was zijn stelling. Door christelijk te leven, wordt men een goed burger. „Een samenleving zonder kerken raakt snel in verval”, schreef hij.
Daarbij was hij ook overtuigd van de bijzondere waarde van het christendom. Toen de Britse socioloog Benjamin Kidd in 1898 in zijn boek ”Social Evolution” stelde dat alle godsdiensten gelijk waren, verzette Roosevelt zich hevig. Zendingswerk was voor hem nodig om de wereld te ontwikkelen. Groot was zijn enthousiasme toen in 1910 in het Schotse Edinburgh de eerste Wereldzendingsconferentie werd gehouden.
Na afloop van zijn presidentschap maakte Roosevelt een maandenlange tocht door donker Afrika. Daarbij bezocht hij elke zendingspost waar hij in de buurt kwam. Terwijl de tocht eigenlijk een ander doel had: de jacht. Maar ook daarbij toonde de hervormde Roosevelt bewogenheid. Een jong beertje weigerde hij af te schieten. Sindsdien heten de aanvallige knuffelbeesten teddybeer.
Dit is het derde deel in een serie.