Buitenland
Verkleed als politieman en ogenschijnlijk op zijn gemak

Na twee jaar voorbereiding pleegde de Noorse extremist Anders Behring Breivik op 22 juli 2011 twee terreur­daden, met 77 doden tot gevolg. De meeste slachtoffers vielen op het eilandje Utoya, in een meer bij Oslo, tijdens het jaarlijkse zomerkamp van de sociaal­democratische jongeren­organisatie AUF.

Wim Verseput
21 July 2012 11:46Gewijzigd op 14 November 2020 22:16
De boerderij in Aasta, waar Breivik zijn plannen minutieus voorbereidde. Foto EPA
De boerderij in Aasta, waar Breivik zijn plannen minutieus voorbereidde. Foto EPA

De in februari 1979 in de Noorse hoofdstad geboren en opgegroeide Breivik schoot, in politie-uniform, op het eilandje koelbloedig en ogenschijnlijk geheel op zijn gemak 69 kampdeelnemers dood. De politie wist het eilandje slechts met moeite en niet zonder vertraging te bereiken. Onder meer werd niet gebruikgemaakt van helikopters. De bij de operatie gemaakte fouten zijn later toegegeven. De meeste slacht­offers, 33, waren jonger dan 18 jaar.

Voorafgaand aan het bloedbad op Utoya explodeerde ’s middags bij een complex regeringskantoren in het centrum van Oslo een door Breivik geplaatste bom. Behalve acht doden en vele gewonden veroorzaakte het 950 kilo zware explosief enorme schade aan de gebouwen. De voor de explosieven benodigde kunstmest had Breivik zonder op te vallen weten te bemachtigen dankzij het landbouwbedrijfje dat hij had gekocht in het plaatsje Rena.

Breivik stuurde diezelfde middag zijn ruim 1500 pagina’s tellende manifest via e-mail naar 1500 contacten in binnen-en buitenland. Het manifest met de titel ”2083. A European Declaration of Independence” (2083. Een Europese onafhankelijkheidsverklaring), dat tevens op internet was gezet, beschrijft de denkbeelden die Breivik erop na houdt. In hoofdzaak komen deze erop neer dat de extremist de ondergang van de christelijke westerse beschaving ziet naderen, met name als gevolg van de oprukkende islam.

Daarvoor houdt hij primair de socialisten verantwoordelijk. Ook tijdens de rechtszaak tegen hem verwoordde hij die visie. Dit proces begon op 16 april en duurde tien weken, dat wil zeggen tot en met 22 juni. De uitspraak volgt op 24 augustus.

De voorbereiding van het proces heeft veel tijd gevergd omdat het aantal slachtoffers dat Breivik maakte zo groot is. Dat leidde tot een lange aanklacht met veel details over de doodsoorzaak van de afzonderlijke slachtoffers. Aan de mede­werking van Breivik lag het niet. De extremist bekende direct alles. Hij is erop gebrand volledig toerekeningsvatbaar te worden verklaard. In hoeverre de rechters dat zullen doen, is nog de vraag.

Er liggen twee psychiatrische rapporten over zijn toerekeningsvatbaarheid op tafel, met uiteenlopende conclusies. Het probleem daarbij is dat als Breivik toerekeningsvatbaar wordt verklaard, hij in principe niet tot levenslang kan worden veroordeeld. De langst mogelijke celstraf in Noorwegen is 21 jaar. Ook daarom wordt door de Noren, en zeker de nabestaanden van de slachtoffers en overlevenden, met grote spanning naar de uitspraak uitgekeken.

Morgen, tijdens de herdenking van de aanslagen, nemen koning Harald en premier Jens Stoltenberg deel aan onder meer een kranslegging in het door de bomaanslag getroffen regeringscentrum van Oslo. Daarna wordt een herdenkingsdienst gehouden in de domkerk in de Noorse hoofdstad. Premier Stoltenberg zal ook aanwezig zijn op een bijeenkomst van AUF op Utoya en tijdens een herdenkingsplechtigheid van de vereniging van nabestaanden en getroffenen in het Sundsvoll Hotel, dat vorig jaar diende als eerste opvangcentrum. Op het raadhuisplein in Oslo wordt de dag ’s avonds afgesloten met een nationaal herdenkings­concert.


Gevecht met herinneringen

De 22e juli is de eerste verjaardag van de door Anders Behring Breivik aangerichte slacht­partij. De datum heeft in Noorwegen dezelfde symboolwaarde gekregen als 9/11 in de Verenigde Staten.

De overlevenden van de massamoord op Utoya en de bomaanslag op de regeringsgebouwen in het centrum van de Noorse hoofdstad Oslo zullen morgen opnieuw frontaal worden geconfronteerd met hun herinneringen.

De hele dag staat in het teken van herdenkingsbijeenkomsten. Promineten als koning Harald en premier Jens Stoltenberg zullen bij verschillende onderdelen hun opwachting maken.

De Noorse samenleving heeft het afgelopen jaar nog niet echt de tijd gekregen om de ramp enigszins van zich af te zetten. Het strafproces tegen Breivik is eigenlijk nog maar net beëindigd. Nu wordt gewacht op het vonnis in augustus, en dan volgt uiteraard opnieuw een golf aan publiciteit en discussies over het oordeel van de rechters in deze voor de meeste gewone burgers toch al onvoorstelbare zaak.

Een van de overlevenden van de moordpartij op het eiland Utoya vergeleek het bloedbad onlangs met de Holocaust. „Utoya is de plaats van de grootste slachting in vredestijd in Noorwegen. Dat is ons Auschwitz”, zei Bjorn Ihlers. Hij was op 22 juli vorig jaar een van de deelnemers aan het jaarlijkse zomerkamp van de sociaal­democratische jongerenorganisatie AUF. De overlevende mengt zich in de discussie over de vraag wat er met het eilandje in een meer ten noorden van Oslo moet gebeuren.

Sommigen pleiten ervoor om alle gebouwen radicaal te slopen en er iets geheel nieuws voor in de plaats te zetten. Ihlers en anderen vinden daarentegen dat alles in de oorspronkelijke staat bewaard moet blijven, maar dan als monument en plaats van stilte en contemplatie. Nieuwe zomerkampen zijn voor deze over­levende ondenkbaar. „Het zou respectloos zijn tegenover de doden en hun nabestaanden om daar weer feesten te houden.”

Er zijn echter ook AUF’ers die van mening zijn dat alles gewoon moet doorgaan zoals vroeger. „Wij willen Utoya terug.” Tevens zijn er deelnemers aan de discussie die vinden dat de vergelijking met Auschwitz een tikkeltje te ver gaat.

Dat neemt niet weg dat de ervaringen van de jonge zomerkampdeelnemers hun verdere leven zullen bepalen. In de Noorse media vertellen velen dezer dagen hun verhaal. „Elke dag weer zijn er herinneringen aan bepaalde voorvallen die door mijn hoofd spoken”, zegt de 17-jarige Borgar Brattas uit Trondheim, die om de andere week bij de dokter komt en twee keer in de week een bezoek brengt aan een psycholoog.

Lisa Irene Johansen (16) was een jaar geleden ook op Utoya. De tiener uit Stavanger bevond zich in de conferentiezaal op het eiland toen ze het eerste schot hoorde. „Ik zag de dader vanuit het raam. Natuurlijk was ik bang, maar ik dacht eerst dat het losse patronen waren en dat iemand een geintje uithaalde. Even later ging ik in het gras liggen, zodat Breivik me over het hoofd zou zien. Toen belde er een krant uit Stavanger en ik vertelde de journalist met gedempte stem dat we in het gras lagen om ons te verbergen voor een man in een politie-uniform die op ons schoot. Iets later werd ik ook gebeld door een vriend die vertelde dat er iets aan de hand was. Pas toen drong de ernst tot me door.”

Ook Vebjorn Bjelland Berg, een 16-jarige inwoner van Stavanger, overleefde het bloedbad. „Ik rende de hele tijd weg van de plek waar geschoten werd. Ik zag een bleke jongen. Levenloos. Toen ik vroeg of ik hem kon helpen, zei een ander: „Het is te laat.” Toen we bij een baai kwamen, was er een jongen die aan een tak vastzat met het hoofd naar beneden. Hij was dood.”

Een van de overlevende jongeren waagde zich aan een boek, maar het blijkt niet mee te vallen om daar op jonge leeftijd iets goeds van te maken. „Te weinig diepgang, te weinig reflectie over de vraag waarom het kon gebeuren”, oordeelde een dagbladrecensent.

Andrea Reproy, 19 jaar en inwoonster van Grimstad, schreef geen boek, maar heeft ondanks alles iets positiefs weten te halen uit de bizarre belevenissen op het eilandje. „In de eerste plaats heeft 22 juli mij geleerd om meer waardering te hebben voor de mensen om mij heen en ook de grote en kleine vreugdes van het gewone dagelijks leven te waarderen. Verder heb ik geleerd hoe ik moet reageren in crisissituaties en hoe ik problemen te lijf kan gaan.” Op Utoya rende zij anderhalf uur langs de rand van het eiland, op de vlucht voor het geweervuur van Breivik. Ze vond een schuilplaats in een rotsspleet en werd uiteindelijk opgepikt door een boot.

Harald Fosker (67) bevond zich ten tijde van het bloedbad niet op Utoya, maar in het Oslose regeringscentrum, toen daar de door Breivik geplaatste bom explodeerde. Fosker raakte zwaargewond, maar had ook dood kunnen zijn, zo beseft hij. Zijn verblijf in het ziekenhuis duurde vijf weken. Hij kreeg daar hoog bezoek, van koningin Sonja, premier Stoltenberg en minister van Justitie Knut Storberger. Fosker heeft ervoor gevochten om zijn werk weer te kunnen hervatten. Hij weigert verbitterd te zijn. „Dat heeft geen zin.”

De ouders van wie kinderen zijn vermoord op Utoya voeren hun eigen gevecht. Unni Espeland Marcussen (51) verloor haar jongste dochter Andrine, 16 jaar oud, toen ze door Breivik met drie geweerschoten van het leven werd beroofd. De vrouw heeft het proces tegen de massa­moordenaar bijgewoond, alle tien weken lang.

Uit de aanklacht is ze precies te weten gekomen hoe haar dochter om het leven moet zijn gebracht. „Dat is moeilijk, maar beter dan de onzekerheid en de rest van het leven daarover te moeten blijven piekeren. Andrine kreeg drie schoten van dichtbij, waarvan één in de nek. Toen ik dat las, wist ik dat ze meteen gestorven moet zijn.”

Op de laatste procesdag heeft ze namens alle nabestaanden een afsluitende reactie gegeven. Terugblikkend op de tien weken van het proces zegt zij: „Het waren heel intense weken. Vooraf vroeg ik me af of ik daar wel doorheen kon komen. Maar misschien kan nu de rouw iets meer ruimte krijgen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer