Twijfels Raad van State over ontslagwet bezwaarde ambtenaar
DEN HAAG – De Raad van State betwijfelt of het kabinet er verstandig aan doet een speciale wet te ontwerpen die gemeenten ertoe verplicht zittende gewetensbezwaarde trouwambtenaren uit hun organisatie te verwijderen, zoals een Kamermeerderheid wil.
Dat staat in het advies (pdf) over de kwestie dat de Raad op verzoek van het huidige kabinet opstelde en dat minister Spies (Binnenlandse Zaken) vrijdag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. „De Raad twijfelt aan de aanvaardbaarheid, het nut en de noodzaak van een dergelijke, specifiek tot ontslag verplichtende wet”, aldus het advies.
Twijfels heeft de Raad eveneens bij de komst van een mogelijke wet die gemeenten verbiedt om in de toekomst gewetensbezwaarde ambtenaren aan te nemen. De Raad acht de kans groot dat ook zo’n wet botst met nationale en internationale gelijkheidsnormen, in het bijzonder met artikel 3 van de Grondwet over het recht op gelijke benoembaarheid van kandidaten in openbare dienst.
Interne aangelegenheid
Ervan uitgaande dat paren van gelijk geslacht in iedere gemeente kunnen trouwen en niet worden geconfronteerd met de afwijzende houding van een gewetensbezwaarde ambtenaar, is het omgaan met zittende gewetensbezwaarde trouwambtenaren in beginsel een interne aangelegenheid voor gemeenten, stelt de Raad. Als aan die voorwaarden is voldaan, is er namelijk geen sprake van discriminatie op grond van seksuele gerichtheid door de overheid.
De enige vraag die zich daarna nog aandient, is hoe het al dan niet honoreren van gewetensbezwaren zich verhoudt tot de dubbele rol van gemeenten, namelijk die van openbare dienst en die van werkgever. Historisch gezien benadert de overheid door ambtenaren ingebrachte gewetensbezwaren positief, stelt de Raad vast. Het afwijzen ervan is alleen geboden als deze gewetensbezwaren botsen met de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat.
In het geval van de gewetensbezwaarde ambtenaren is een dergelijke botsing echter niet aan de orde, meent de Raad. Hij voert daartoe onder meer aan dat er bij de totstandkoming van de Wet openstelling huwelijk steeds een houding van respect is ingenomen voor de gewetensbezwaarde trouwambtenaar.
Geen complicaties
Er is evenmin sprake van dat tegemoetkomen aan gewetensbezwaarde ambtenaren nadelig uitpakt voor het goede functioneren van de openbare gemeentelijke dienst, stelt de Raad van State. Sinds de inwerkingtreding van de Wet openstelling huwelijk, elf jaar geleden, hebben zich namelijk geen noemenswaardige complicaties voorgedaan. Dat er landelijk gezien jaarlijks slechts ongeveer 1350 homohuwelijken worden voltrokken –minder dan 2 procent van het totale aantal huwelijken– speelt daarbij een belangrijke rol.
Hoewel gemeenten een voorbeeldfunctie hebben en ook horen uit te stralen dat discriminatie in Nederland niet geaccepteerd wordt, is het om die reden buitensluiten van gewetensbezwaarde ambtenaren een disproportionele maatregel, aldus de Raad.
Alles bij elkaar leidt dat tot de slotsom dat gemeenten die weigeren om religieuze gewetensbezwaren te honoreren indirect onderscheid maken op grond van godsdienst, omdat een dergelijke houding het voor gewetensbezwaarde ambtenaren onmogelijk maakt om nog langer het ambt van trouwambtenaar te bekleden.
Slechts bij uitzondering zullen gemeenten dan ook een objectieve rechtvaardiging kunnen aanvoeren om gewetensbezwaarde trouwambtenaren te ontslaan, meent de Raad van State. Zij moeten dan kunnen aantonen dat het optreden van dergelijke ambtenaren schadelijk is voor het goed functioneren van de gemeentelijke dienst.
Voor het besluit om geen gewetensbezwaarde trouwambtenaren meer aan te stellen, bestaat afhankelijk van de omstandigheden van het geval mogelijk iets vaker een objectieve rechtvaardigingsgrond, oppert de Raad. „Er zijn situaties denkbaar waarin een gewetensbezwaarde aspirant vanwege zijn beperktere inzetbaarheid voor de functie van trouwambtenaar kan worden geweigerd.”
De Raad vindt dat het debat over de ambtenaren is gepolariseerd, „op basis van abstracte principes die het vinden van een voor alle betrokkenen min of meer aanvaardbare oplossing bemoeilijken.” Een pragmatische benadering, die past in de Nederlandse traditie van tolerantie ten opzichte van afwijkende opvattingen, ligt volgens hem meer voor de hand. „Dit vereist dat de problematiek in haar feitelijke proporties wordt bezien.”
Het COC is teleurgesteld over het advies. „De Raad praat discriminatie goed”, aldus de homobelangenorganisatie vrijdagavond.