Toen Cornelis Haga als eerste Nederlandse diplomaat in 1612 zijn post innam in Istanbul was een belangrijk deel –„misschien zelfs de meerderheid”– van de Turkse bevolking christelijk. Als koningin Beatrix over ruim een week, 400 jaar later, het land bezoekt is nog niet één procent christen.
Prof. dr. H. (Herman) G. B. Teule, directeur van het Instituut voor Oosters Christendom aan de Radboud Universiteit Nijmegen, wil zich best aan een vergelijking wagen tussen de positie van de christenen in Turkije toen en nu. „Begin 1600 was de situatie totaal anders. Het Ottomaanse Rijk was natuurlijk veel groter dan het huidige Turkije. In het gebied wat nu Turkije heet was een belangrijk deel van de bevolking christelijk. In Anatolië was een enorm grote Griekssprekende christelijke bevolking. Denk aan Cappadocië, en een stad als Izmir, het vroegere Smyrna, was een bijna volledig christelijke stad. Ik durf niet overal te spreken van een christelijke meerderheid, want er waren ook islamitische centra zoals Konya.”
Hoe was de positie van de christenen in die tijd?
„Die was geregeld volgens het milletstelsel. In het Ottomaanse Rijk waren de religieuze groepen volgens dit stelsel ingedeeld. Officieel waren er moslims, Grieken, Armeniërs en Joden. De groepen hadden een grote mate van autonomie, maar moesten de suprematie van de islam erkennen.”
Dit systeem kun je idealiseren en bekritiseren, aldus Teule. „Voor de Grieks-orthodoxen functioneerde het systeem redelijk goed. De patriarch van de Grieks-Orthodoxe Kerk vertegenwoordigde op het officiële niveau alle Grieks-orthodoxe christenen die onder hem vielen.”
De Ottomaanse autoriteiten realiseerden zich dat deze patriarch niet de woordvoerder kon zijn van alle christenen en creëerden daarom een Armeens patriarchaat. Teule: „Dat werkte tot op zekere hoogte, want je kon al die andere christenen niet in één mand stoppen. De Armeense patriarch behartigde natuurlijk vooral de belangen van de Armeense christenen. De Syrisch-orthodoxe christenen die we nu nog terugvinden in Istanbul en in Tur Abdin, in het zuidoosten van Turkije, bungelden er wat bij. De zogenaamde nestoriaanse christenen, die dogmatisch gezien het tegendeel van die Armeense christenen waren, moesten maar zien hoe ze hun vertegenwoordiging regelden.”
Momenteel zijn er naar schatting 100.000 christenen op een bevolking van 80 miljoen. Hij zou u hun positie willen omschrijven?
„Dan moeten we kijken tot welke gemeenschap de specifieke christen behoort. Op officieel niveau moeten we dan de groepen van die oude millets apart nemen. De positie en de rechten van de christenen zijn geregeld in het Verdrag van Lausanne. Daar is onder meer omschreven wat hun culturele rechten zijn. De Turkse autoriteiten hebben dit altijd beperkt geïnterpreteerd, alsof dit alleen van toepassing was op leden van de vroegere Grieks-orthodoxe en Armeense millet. De Syrisch-orthodoxe christenen vielen weer uit de boot.”
Waarom zijn bijvoorbeeld de Syrisch-orthodoxen niet genoemd?
„Daar valt lang en breed over te discussiëren. Volgens sommigen zijn ze buiten het gezichtsveld van de Turkse autoriteiten gevallen. Anderen menen dat het een wens van de Syrisch-orthodoxen zelf is geweest.”
Wat bedoelt u met dat laatste?
„In de jaren twintig van de vorige eeuw zijn er heel wat Syrisch-orthodoxen geweest die zeiden: „Wij zijn gewone Turken.” Dat heeft de patriarch zo verklaard of was hij gedwongen zo te verklaren. De consequentie daarvan is dat zij als ”gewone Turken” geen recht hadden op het uitbouwen van hun eigen culturele centra waar men de eigen taal kon bevorderen”
Wat bij de vergelijking van de positie van de christenen vooral opvalt is natuurlijk die enorme terugval in aantal.
„Daar is niet één oorzaak voor aan te wijzen, al heeft de genocide van 1915 natuurlijk een enorme rol gespeeld. Aansluitend vond de bevolkingsuitwisseling plaats. De christenen moesten Cappadocië verlaten, maar ook Izmir, tot de Eerste Wereldoorlog een totaal Griekse stad. Alleen een beperkt aantal christenen mocht in Istanbul en directe omgeving blijven. Dat ging om naar schatting om 100.000 tot 120.000 mensen. Ook daar zijn er steeds meer van vertrokken, want wat de Grieken betreft zijn er nu tussen de 5000 en de 6000 mensen. De emigratie uit Tur Abdin is later op gang gekomen.”
Treffend vindt Teule dat de Turkse bevolking niets weet van het christendom. „Het is voor hen iets exotisch, iets vreemds. Voor een deel komt dat door de houding van de orthodoxe kerken. Neem de Rooms-Katholieke Kerk of de protestantse kerken, die zijn gericht op het bereiken van de Turkse samenleving. De RK-Kerk is bezig met een goede Bijbelvertaling in het Turks. Bij de protestanten zie je ook dergelijke activiteiten. Maar de orthodoxe kerken hebben dat nooit gedaan. Je bent Grieks-orthodox of Syrisch-orthodox, maar je bent dus geen Turk. Bij orthodoxe kerken is je etnische laag feitelijk belangrijker dan je christelijke identiteit. En dan richt je je ook niet op de Turken.”
De christenen zijn al gering in aantal en dan wordt ze regelmatig de voet dwarsgezet door de Turkse autoriteiten. Hebt u daar een verklaring voor? Van zo’n kleine groep hebben ze toch niets te vrezen?
„Daar is een veelheid van redenen voor, vaak ook met een politieke lading. Aan de andere kant constateer ik binnen de Turkse academische wereld een steeds groter bewustzijn van de waarde van het Syrisch christendom. Men realiseert zich dat men, om de geschiedenis van Anatolië te kunnen begrijpen of van het Midden-Oosten in zijn geheel, niet om de christelijke factor heen kan. Ze beseffen dat je niet kunt doen alsof die mensen er niet zijn geweest.”
Teule bezocht in april van dit jaar een conferentie die de universiteit van Mardin had belegd. „Daar is vorig jaar een leerstoel Syrisch opgezet en die wordt dus betaald door de Turkse overheid. Dat is natuurlijk uniek. Tien jaar geleden was het Syrisch nog een verboden taal en ging je de gevangenis in als je dat sprak of durfde te onderrichten. Dat is toch voor mij een bewijs dat er iets aan het veranderen is.”
Een ander positief teken noemt Teule de nieuwe kerk die vorig jaar in Adiayaman is geopend. „Dat is heel bijzonder. Dat bisdom is nota bene opgezet voor mensen die naar de Syrisch-Orthodoxe Kerk terugkeren. Dat zijn de kinderen of kleinkinderen van mensen die tijdens de genocide van 1915 moslim zijn geworden om zich het vege lijf te redden. Nu hangen ze weer het geloof van hun voorouders aan. Dat is heel apart. Alleen al het feit dat erover wordt gesproken. Vroeger was dat ondenkbaar.”
Tegelijk zijn er negatieve signalen, zoals de processen tegen het Syrisch-orthodoxe klooster Mor Gabriel. Daardoor is er van de zijde van de christenen de nodige scepsis.
„Die argwaan kan ik begrijpen, want een allesomvattende regeling blijft uit. De christenen willen een bevredigende oplossing voor hun problemen, maar die komt er maar niet.”
Hebt u daar een verklaring voor?
„Het heeft volgens mij voor een belangrijk deel te maken met de toetredingsonderhandelingen tot de Europese Unie. Neem de sluiting van het Grieks-orthodoxe seminarium Chalci. Dat is in zekere zin een schijnprobleem dat gemakkelijk kan worden opgelost. Dat geldt ook voor de andere zaken die er spelen.
Aan de andere kant aarzelt Europa om toenadering tot Turkije te zoeken. Sommige landen bouwen eerder belemmeringen in op weg naar toetreding. Neem bijvoorbeeld Frankrijk met de Armeense genocide. Dan lijkt het mij alles bij elkaar een spel van geven en nemen.”
U zou het toejuichen als Turkije lid werd van de EU?
„Ik zou het inderdaad toejuichen. De voornaamste reden voor mij is dat je anders een soort vijanddenken creëert. Turkije is islamitisch en hoort daarom niet bij het zogenaamde christelijke Europa. De logische vervolggedachte daarop is: het christendom hoort niet bij het Midden-Oosten. Dan krijg je werkelijk twee blokken die tegenover elkaar staan, terwijl er in het verleden altijd een soort verwevenheid is geweest.”
Dus is toetreding van Turkije tot de Europese Unie goed voor de christenen in Turkije.
„Ja, natuurlijk. Als je zegt dat Europa christelijk is en Turkije islamitisch, versterk je de islamitische identiteit van het Midden-Oosten en dat zou een negatieve uitwerking kunnen hebben op de christelijke minderheden die er nog zijn.”
De calvinistische patriarch
De vestiging van de eerste Nederlandse diplomatieke vestiging in Turkije trok de aandacht van de Grieks-Orthodoxe Kerk. De calvinistische Nederlanders waren immers net als de Grieks-orthodoxen tegen het rooms-katholicisme.,
Een van de meest opzienbarende personen in dit verband is de in 1570 geboren Cyril Lucaris. Hij kwam eind zestiende eeuw als afgevaardigde van de Grieks-Orthodoxe Kerk in de Litouwse hoofdstad Vilnius voor het eerst in contact met protestanten. In 1620 werd hij gekozen tot patriarch van Constantinopel. Hij begon meer te leren over de calvinisten toen hij in contact kwam met Cornelis Haga. De Nederlandse ambassadeur gaf hem werken van Nederlandse theologen. Lucaris stuurde jonge Griekse theologen naar universiteiten in Holland, Engeland en Zwitserland om de orthodoxe kerk langs calvinistische lijnen te hervormen.
In 1629 publiceerde Lucaris zijn befaamde geloofsbelijdenis, waarin hij zich uitsprak voor de uitverkiezing en de rechtvaardiging door het geloof alleen. Hij verwierp onder andere de onfeilbaarheid van de paus, de transsubstantiatie en de verering van iconen.
Zijn geloofsbelijdenis leidde in de orthodoxe kerk tot een storm van verontwaardiging. Verschillende keren werd hij als patriarch afgezet en als gevolg van een politieke intrige werd hij in 1638 in zee geworpen en verdronk hij. In 1642 veroordeelde de synode van Constantinopel zowel Lucaris als zijn geloofsbelijdenis.