In tien jaar tijd kozen we maar liefst vijf keer een nieuwe Kamer. Sinds 1998 zat niet één ministersploeg de rit uit. En wat het kabinet-Rutte in anderhalf jaar presteerde, draait de oppositie in een paar dagen de nek om. Betekent dit soms dat Nederland onbestuurbaar wordt? „Verre van dat. Deze week toont juist het omgekeerde.”
Jongeren van nu kunnen het zich amper voorstellen. Toch was, nog niet zo lang geleden, het Binnenhof een oase van rust. In de jaren tachtig van de vorige eeuw loodste CDA-premier Lubbers drie stabiele kabinetten helemaal of bijna naar de eindstreep. En dat in een tijd van economische tegenwind. PvdA-voorman Kok leverde een vergelijkbare prestatie door vanaf 1994 acht aaneengesloten jaren tamelijk moeiteloos in het zadel te blijven. Politiek heette na 1982 twee decennia lang slaapverwekkend saai te zijn...
Anno 2012 is de situatie volstrekt omgekeerd. Sinds 1998 maakte geen kabinet de rit meer af. En in tien jaar tijd moest de burger vijf keer naar de stembus. Toen het kabinet-Rutte begin deze week, ondanks anderhalf jaar regeren, met lege handen stond, leek de Haagse politiek trager dan de processie van Echternach: twee stappen vooruit, één stap achteruit. En dat in een tijd van economische en financiële crisis, waarin grote voortvarendheid vereist is.
Geen wonder dat in de media termen als ”Italiaanse” of ”Belgische toestanden” vielen. Het zijn woorden die, na het donderdag in een verbazingwekkend tempo gesloten bezuinigingsakkoord, snel weer ingeslikt moesten worden.
Toch gingen ook aan het begin van de week zúlke vergelijkingen al mank, relativeerde politicoloog en Italiëkenner Bertjan Verbeek recent voor de NOS. „Italië telde tussen 1945 en 1992 48 kabinetten, die dus gemiddeld elf maanden regeerden. Zo ver zijn we in Nederland nog niet.”
Maffia
En al zou het zo zijn dat de Lage Landen zich qua zittingsduur van kabinetten enigszins in de richting van Italië bewegen, dan nog blijven er qua politieke cultuur grote verschillen. Verbeek, hoogleraar aan de Radboud Universiteit Nijmegen: „De politiek wordt daar, nog veel meer dan hier, door de media gestuurd. Er is in Italië corruptie, er zijn soms banden tussen bestuurders of politici en de maffia. Dat heb je hier gelukkig niet. Ook om die reden moet je niet te snel spreken van Italiaanse toestanden.”
Belgische toestanden dan misschien? De vergelijkbaarheid met dat land is al een stukje groter, zegt Dave Sinardet, hoogleraar aan de Vrije Universiteit Brussel. „Beide landen hebben iets van elkaar weg. Dat België recent 541 dagen zonder regering heeft gezeten, is weliswaar voor een westerse democratie uniek en daarom zelfs in het Guinness Book of Records opgenomen; maar vergeet niet dat daarvóór het record ”lang formeren” op naam van Nederland stond, namelijk de 208 dagen die voorafgingen aan de installatie van het kabinet-Van Agt I, in 1977.”
Daarbij komt dat én België én Nederland een representatieve democratie kennen, wat het risico in zich draagt van versplintering van het parlement, van moeizame formaties en trage besluitvorming. „Beide landen hebben bovendien te kampen met ontzuiling, een steeds onvoorspelbaarder electoraat en opkomend rechts en links populisme. Ook dat bevordert de politieke stabiliteit niet. Een verschil vind ik overigens dat de politiek in Nederland vorige week struikelde over werkelijk belangrijke en moeilijke vraagstukken, zoals de door Europa geëiste begrotingsdiscipline, terwijl België maar geen oplossing vindt voor de zogeheten staatshervorming.”
Niet heilzaam
Hoe erg en schadelijk de huidige politieke turbulentie precies is, daarover zijn de meningen verdeeld. Carla van Baalen, hoogleraar parlementaire geschiedenis aan de Nijmeegse Radboud Universiteit, vindt de huidige verwikkelingen voor de toekijkende burger en voor politicologen „erg spannend”, maar voor het land niet heilzaam. „Sinds 2002, toen Fortuyn werd vermoord, is het in de landspolitiek niet meer rustig geweest. Je vraagt je toch af: wanneer houdt dit een keer op? Eens in de vier jaar verkiezingen, ja, daar zit een zekere ratio achter. Maar om de twee jaar, of vaker? Kabinetten komen in de tussentijd bijna nergens toe.”
Van Baalen ondersteunt daarom de suggestie die SGP-leider Van der Staaij in het Kamerdebat van donderdag deed, namelijk om na een kabinetscrisis niet automatisch te besluiten tot nieuwe verkiezingen. Volgens Van der Staaij was het niet vreemd geweest als VVD en CDA, op basis van de huidige zetelverdeling in de Kamer, onderzocht hadden of „een nieuwe politieke samenwerking met andere partijen dan de PVV gevormd kon worden.”
De Nijmeegse hoogleraar: „In een economisch slechte situatie vind ik dat geen rare optie. Een informateur is snel benoemd. In het verleden gebeurde dat, zoals bekend, wel vaker.”
Strijd
Al met al reageren politicologen eerder relativerend dan alarmerend op de onrust die de Nederlandse politiek de achterliggende tien jaar kenmerkte. Zo wijst de Leidse hoogleraar politieke cultuur, Henk te Velde, erop dat „de eerste opdracht van een politieke partij nu eenmaal niet is om aan een abstract landsbelang te denken, maar om de eigen beginselen uit te dragen en daarvoor steun te verwerven.” Politieke strijd, en daarmee soms ook stagnatie, zijn daarmee een onvermijdelijk gegeven.
Te Velde erkent dat er ook een andere waarheid is, namelijk dat het land effectief bestuurd moet worden. „Tussen die twee zaken: de belangen van je partij behartigen en meningsverschillen met anderen uitvechten enerzijds en verantwoordelijkheid nemen voor het landsbelang anderzijds, moet de politiek een balans vinden. Maar als je de Nederlandse geschiedenis overziet, moet je vaststellen dat de balans vaker is doorgeslagen naar technocratisch en regentesk besturen, dan naar heftige politieke polarisatie. Daarom moeten we over de huidige situatie niet al te dramatisch doen.”
De term ”crisis van de democratie” wordt snel in de mond genomen, merkt Te Velde, „maar in bijna elk tijdperk vallen dat soort termen. Daarmee kom je dus niet zo veel verder.”
Nog uitgesprokener is de Leidse politicoloog Huib Pellikaan. „Ik heb eigenlijk helemaal niet het idee dat Nederland steeds minder bestuurbaar wordt. Zeker niet na wat de Tweede Kamer deze week heeft laten zien. Het was toch een mooi gezicht om minister De Jager van fractiekamer naar fractiekamer te zien lopen om een meerderheid bij elkaar te krijgen voor de begroting voor 2013? Het is totaal uniek dat een minderheidskabinet, in zo’n benarde situatie, bij oppositiefracties zo veel aanspreekpunten vindt en dat er politici zijn die hun nek durven uitsteken.”
Langzamerhand leren politici blijkbaar hoe ze om moeten gaan met de huidige fragmentatie in de politiek, analyseert Pellikaan optimistisch. „Decennialang hebben we in Nederland gewerkt met tamelijk massieve machtsblokken en dichtgetimmerde regeerakkoorden. Momenteel wijken kiezers uit naar de flanken, en ligt het parlement er veel versnipperder bij. Maar het interessante is: politici kunnen daar blijkbaar intussen mee omgaan. Het Catshuisoverleg is nog maar net opgeblazen en de PVV nog maar net weggelopen, of men vindt al meteen weer alternatieven.”
Verfrissend
Misschien moeten we in Nederland vaker met minderheidskabinetten gaan werken, suggereert Pellikaan. „Ik vind dat verfrissend. Had iemand mij zeven jaar geleden opgebeld om te zeggen dat de VVD dingen doet of laat vanwege een klein partijtje als de SGP, dan had ik lachend opgehangen. Maar in de achterliggende maanden hebben we het zien gebeuren. Heel pragmatisch. Zo van: we hebben jullie nodig, wat willen jullie ervoor terug?”
Dat de Telegraaf deze week kopte: ”Wilders stort Nederland in crisis”, vindt de Leidse politicoloog „flauwekul.” „We zijn nog altijd een onvoorstelbaar rijk land. En al moeten we een paar procentpunt meer rente betalen, ik lig daar niet wakker van. Nederland blijft een land van een grote bestuurlijke robuustheid. Zeker, kabinetten zitten soms wat korter als in de jaren tachtig en negentig. Maar de departementen verdwijnen niet! Nee, een wat woeliger politiek schaadt de continuïteit van het beleid maar in beperkte mate. Het is vrij simpel: als een coalitie onwerkbaar is geworden, moet je ermee stoppen.”
En om dan nog één keer de ”Belgische toestanden” van stal te halen: „In dat land zag je dat partijen meer dan een jaar lang tot geen enkele onderlinge samenwerking bereid waren. Dat is in Nederland niet zo. Rutte hééft het, al was de uitkomst ongelukkig, geprobeerd met de PVV. En deze week zagen we Pechtold, Slob en Sap met een demissionair kabinet de handen ineenslaan. Díé houding, waarbij men over de eigen partijpolitieke schaduw heen springt, maakt ons land zéér bestuurbaar.”