De synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken heeft besloten „op dit moment niet over te gaan tot invoering van het zogenaamde federatieve groeimodel” in de samenwerking met de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt). Dat model vindt men overigens wel geschikt om het proces van eenheid gestalte te geven. Prof. dr. W. van ’t Spijker zei te denken dat wellicht een volgende generatie de vruchten zou plukken van de besluiten van gisteren.
Aan de besluitvorming lag onder andere een onderzoek onder plaatselijke christelijke gereformeerde kerken ten grondslag. De uitslag gaf aan dat meer dan de helft van de kerken niet weet hoe verder gestalte moet worden gegeven aan eenheid. Deputaten wilden wel nu al overgaan tot invoering, al noemden ze hun voorstel het „voorzichtig maximaal haalbare.”
Overwogen werd dat er overeenstemming is bereikt aangaande de leer. Daarom moet men volharden in het verder gestalte geven aan eenheid. De synode besprak zowel de verhouding tot de vrijgemaakten alsook een bij dat onderwerp behorend voorstel om te komen tot verdere eenheid in een groeimodel.
Bescheiden begin
Ds. M. H. Sliggers zei namens de gereformeerd vrijgemaakte deputaten eenheid dankbaar te zijn voor de voorstellen van de christelijke gereformeerde deputaten om tot een federatief model te komen tussen beide kerken. Hij noemde de voorgestelde besluiten weliswaar niet perfect, maar toch een bescheiden begin van federatie.
De vrijgemaakte deputaten zouden een besluit tot federatie van harte toejuichen. Ds. Sliggers denkt dat door een federatie het appèl op de Nederlands Gereformeerde Kerken om zich ondubbelzinnig te houden aan de gereformeerde belijdenis veel sterker zou klinken. Het besluit in eigen kring om met een enkele Nederlands gereformeerde kerk in zee te gaan, komt volgens hem niet in mindering op eerdere besluiten in dezen. De synode van de CGK is overigens van oordeel dat met de vrijgemaakten wél doorgesproken moet worden over hun relatie met de Nederlands Gereformeerde Kerken.
Vergaande gevolgen
Ds. J. Westerink (Utrecht–West), assessor van het moderamen en jarenlang deputaat kerkelijke eenheid, zei dat deze kwestie een van de belangrijkste en meest vergaande kwesties is van de huidige synode. „Het heeft vergaande gevolgen voor ons kerkelijk leven.” De predikant stelde dat hij blij is voor de herkenning bij de vrijgemaakten over de noties inzake de toeëigening des heils. Verder merkte hij op dankbaar te zijn dat de vrijgemaakten tijdens de synode van Berkel en Rodenrijs begrip hadden voor de wens van de christelijke gereformeerden om geduld te oefenen in de weg naar federatie. „Nu lijkt het erop alsof wij te hard lopen.” Hij sprak van onverwacht grote stappen en sprongen, afgaande op de vergaande voorstellen van de deputaten.
Hij toonde zich wel teleurgesteld dat deputaten geen onderbouwing hadden gegeven aan hun voorstellen. De predikant bracht ook een in het deputatenrapport aangevoerde enquête ter sprake. Onder kerkenraden was gevraagd naar hun kijk op de vrijgemaakten. De helft van de kerkenraden had de vragen beantwoord. Dat onderzoek laat echter zien dat men federatie eerder moet remmen dan stimuleren, concludeerde ds. Westerink. Dankbaar toonde hij zich ook voor het feit dat de commissie onder leiding van rapporteur ds. R. Kok wel geduld wil betrachten met federatie.
Voorstel
Het definitieve besluitsvoorstel spreekt uit dat een federatief groeimodel een goede vorm is om „aan gevonden eenheid in een proces van geleidelijkheid verder gestalte te geven.” Met verwijzing naar een heel aantal argumenten stelt het besluit dat „op dit moment niet tot invoering daarvan kan worden overgegaan.”
Er leefden bij synodeleden grote bezwaren tegen de perforatie van gemeentegrenzen. Dat blijkt zowel in eigen christelijke gereformeerde kring als bij de vrijgemaakten. De synode sprak uit, ondanks stevig protest van ds. D. Visser uit Broeksterwoude, dat men voorzichtig moet proberen de omgang met de perforatie te veranderen, met name waar het gaat om de benoeming met ambtsdragers. In de praktijk zal dat moeten betekenen dat gemeenteleden minder makkelijk kunnen perforeren.
Prof. dr. W. van ’t Spijker legde de vinger bij het sluipend gevaar „bij ons en bij vrijgemaakten”, dat het kerkelijk besef niet meer leeft: „Het is een groepje hier en een groepje daar.” Hij zou graag meer besef zien van de noodzaak om als gereformeerde belijders „ware katholieke kerk” te zijn. „We hebben elkaar nodig.”
De emeritus hoogleraar uit Apeldoorn dacht dat een federatie hopelijk verkeerde dingen doet inleveren. „God werkt in de generaties. Wij zullen het misschien niet meemaken, maar een volgend geslacht hopelijk wel. Ik denk ook aan andere gereformeerden in ons land. Mogelijk kunnen we met dit model bij anderen aankloppen om mee te doen.”
verwijzing naar ander art.Zie ook pag. 6: ”Vrouwenkwestie vormt blokkade”.