Loods Yoeri: Specialist van de Scheldemonden
VLISSINGEN – De Westerschelde is een van de drukste vaarwegen van Europa. Zeeschepen varen af en aan door de smalle vaargeulen en langs de verraderlijke zandplaten. De hulp van een ervaren loods is onmisbaar.
„Vanaf een lengte van 80 meter zijn schepen hier loodsplichtig”, vertelt Yoeri Schinkel van het Nederlandse Loodswezen. „Als loods zorg je ervoor dat de schepen veilig en vlot komen waar ze zijn moeten.”
Er zijn in de regio Scheldemonden vier verschillende trajecten: van en naar Antwerpen, door het Kanaal van Gent naar Terneuzen, en twee routes naar loodsstations in de Noordzee: de Wandelaar voor de kust van Vlaanderen en de Steenbank ten westen van Westkapelle.
Alle zeeschepen die op Antwerpen en Gent varen, komen over Nederlandse wateren. Daarom is ooit afgesproken dat een kwart van het verkeer van en naar de Vlaamse havens begeleid wordt door een Nederlandse loods. De schepen die op Nederlandse havens varen, vallen allemaal onder verantwoordelijkheid van het Nederlandse Loodswezen.
„In totaal zijn er in deze regio zo’n 165 loodsen actief”, weet Schinkel. „Daarnaast is er veel ondersteunend personeel, zoals de matrozen op het loodsstation en de mensen op kantoor die zorgen voor de coördinatie.”
Wie loods wil worden, moet eerst een aantal jaren ervaring hebben als stuurman. Na een selectieprocedure volgt een intensieve opleiding van dertien maanden. „Je bent specialist op dit stukje water, dus je moet alle ondieptes in de vaargeulen kennen en op de hoogte zijn van de Nederlandse en de Vlaamse wetgeving.”
Daarnaast is het belangrijk dat je als loods goed kunt slapen. „Je hebt om de week vrij, maar die andere week is heel onregelmatig. Vaak moet je als loods ’s nachts werken. Daarbij geldt een maximale inzet van twaalf uur. Daarna heb je recht op ten minste negen uur rust. In die tijd moet je maar zien dat je voldoende slaap krijgt, of het nu nacht is of midden op de dag.”
Vandaag valt het met de drukte mee. Om halftien belt de coördinator met de melding dat het Ierse schip Arklow Raven vanuit de Sloehaven van Vlissingen naar de Steenbank wil vertrekken.
„Dit is eigenlijk maar een klein scheepje”, zegt de loods terwijl hij op de computer nog even wat gegevens nakijkt. „Het is maar 90 meter lang en ligt niet diep. Bovendien is het nu hoogwater, dus ik verwacht geen problemen.” Toch hoeft Schinkel zich niet overbodig te voelen. „Kapiteins vinden het vaak fijn als ze de verantwoordelijkheid even over kunnen dragen aan de loods. Dan hebben zij even de tijd om wat papierwerk te regelen of te slapen.”
Schinkel wordt inderdaad hartelijk ontvangen op de Arklow Raven. De kapitein, een forse man met tatoeages op zijn armen, biedt hem een kop koffie aan en Schinkel neemt plaats op een van de stoelen achter het bedieningspaneel. „We nemen nu de route vlak langs de kust van Walcheren”, vertelt hij.
„Dat is een vaargeul die bij laagwater op sommige plaatsen nog geen 8 meter diep is, maar met dit schip hebben we nog ruim voldoende water onder de kiel.”
Als de Arklow Raven de haven uit is, neemt Schinkel het roer over van de kapitein. Het roer is eigenlijk maar een onbeduidend knopje op het grote bedieningspaneel, maar op de radar is duidelijk te zien dat het schip van koers verandert zodra de loods eraan draait.
Zo manoeuvreert hij het schip tussen de boeien door in de richting van de open zee. „Je kunt je voorstellen dat het bij een schip van meer dan 200 meter een stuk lastiger is”, zegt Schinkel. „Het schip is dan niet alleen langer, maar ook breder en hoger. Dan zijn de marges veel kleiner.”
Na 23 mijl varen komt aan de horizon een zwart streepje in zicht. „Dat is het loodsstation”, weet Schinkel. Even later maakt een speedbootje zich los van het streepje, dat in werkelijkheid een kotter blijkt te zijn. Een paar matrozen van de Arklow Raven hebben de loodsladder al uitgelegd. Behendig klautert de loods via de touwladder naar beneden en neemt hij plaats in de speedboot. In een mum van tijd is hij bij de kotter. Het loopt inmiddels tegen halfdrie. Het volgende schip, de Marjatta, zal pas om halfvijf richting de Westerschelde vertrekken. Voldoende tijd dus om even van een lunch te genieten en een uiltje te knappen.
Een paar uur later brengt de speedboot Schinkel aan boord van de Marjatta.
Aan de horizon doemt de vuurtoren van Westkapelle op. Uiteindelijk stapt Schinkel even na zessen weer aan wal in Vlissingen. In het computersysteem van het Loodswezen vult hij zijn aankomsttijd in. „Om drie uur vannacht kan ik dus weer gebeld worden”, berekent hij. „De negen uur rust zijn nu ingegaan.”
Dit is de vierde aflevering in een serie over Zeeland en het water. De provincie heeft 2012 uitgeroepen tot Jaar van het Water.