Cultuur & boeken

Ds. Hendrikse zit gevangen in een gesloten wereldbeeld

Reeds voordat het nieuwe boek van ds. Hendrikse verscheen, werden mij de drukproeven ervan door deze krant toegezonden. Zodoende had een bespreking ervan theoretisch al op de dag van verschijnen gepubliceerd kunnen worden.

dr. G. van den Brink

8 December 2011 15:03Gewijzigd op 2 March 2023 14:12
Ds. K. Hendrikse. Foto Sjaak Verboom
Ds. K. Hendrikse. Foto Sjaak Verboom

Kennisname van de drukproeven gaf mij echter geen aanleiding om haast te maken met de bespreking. Ik kon geen enkele zinnige reden bedenken waarom Hendrikses boek een voorkeursbehandeling zou verdienen ten opzichte van de vele boeken die op z’n best pas enkele maanden na publicatie enige aandacht krijgen in de pers. Zo veel nieuws staat er namelijk niet in.

Hendrikse begint met uit te leggen dat sommige lezers van zijn eerste boek (”Geloven in een God die niet bestaat”, 2007) de éne alinea die hij daarin aan Jezus gewijd had wat karig vonden. Vandaar dat hij meende hen een plezier te doen met een tweede boek. Dat wilde hij echter niet alleen over Jezus laten gaan. (Ik had ooit een gemeentelid dat zich eraan stoorde wanneer ik een enkele keer zomaar over ”Jezus” sprak, zonder ”Heere” en/of ”Christus” erbij, maar ik doe dat nu wel omdat het totaal niet bij Hendrikses boek zou passen om over ”de Heere Jezus Christus” te schrijven.)

Hendrikse wilde ook graag ingaan op het ontstaan van de godsdienst van Israël in het Oude Testament; en bovendien wilde hij nog iets kwijt over het zogeheten ietsisme – niets nieuws overigens, maar een verdediging van wat hij daarover eerder schreef. Verder wilde hij kennelijk zijn gram halen over de behandeling die hem recent van de zijde van de synode van de Protestantse Kerk in Nederland ten deel gevallen was – deze kerk moet het in het laatste deel van het boek dan ook flink ontgelden.

Zonaanbidding

Wat de godsdienst van Israël betreft meent Hendrikse dat deze een afgeleide is van de aanbidding van de zon. Dat lijkt me een tamelijk wilde hypothese, wat het des te opvallender maakt dat Hendrikse nauwelijks moeite doet om haar te toetsen. Wij moeten dus maar op zijn gezag aannemen dat de schrijver van Genesis 1 over het ”grote licht” sprak omdat hij de naam ”zon” uit eerbied vermeed.

Op deze manier staat het boek vol met speculatieve gedachten, die –het zij toegegeven– iets vaker voorzien worden van frasen zoals „vermoed ik” en „het is niet uitgesloten” dan in zijn vorige boek. Hendrikse heeft zich namelijk voorgenomen iets minder stellig over te komen dan voorheen.

Dat kan echter niet verhinderen dat zijn positiekeuzes tamelijk apodictisch blijven, en soms zelfs doorslaan in klinkklare onzin. „Dat God hemel en aarde geschapen heeft, is inmiddels ook in orthodoxe kringen geen zekerheid meer”, schrijft hij; maar ik zou niet weten waaraan hij denkt, en wie Gods scheppingswerk ontkent is trouwens per definitie niet orthodox meer. Op dezelfde bladzijde lezen we: „De God-is-dood-theologie heeft diepe sporen nagelaten.” Dat is opnieuw onzin, want deze bleek in retrospectief eerder een hype die theologisch te licht bevonden en daarom al spoedig weer verlaten werd – men vindt de meest spraakmakende vertegenwoordigers van destijds nog maar zelden geciteerd in het theologisch debat.

Mysteriereligies

In het middendeel van het boek, dat over Jezus gaat, haalt Hendrikse een oude theorie van Wilhelm Bousset (1865-1920) van stal, overigens zonder diens naam te noemen – laat staan dat hij ingaat op de vele bezwaren die ertegen gerezen zijn. Tot de verering van Jezus zou het pas gekomen zijn toen diens naam verbonden raakte met een zekere Christus die aanbeden zou worden in de hellenistische mysteriereligies. Voor een dergelijke vermenging bestaat echter geen historische grond (Hendrikse moet zelf toegeven dat we van deze mysteriereligies maar weinig afweten, ze gingen zoals het woord al aangeeft nu eenmaal met de nodige geheimzinnigheid gepaard). Bovendien doet Boussets theorie geen recht aan de joods-Palestijnse achtergrond van de vroegste christenen en hun liturgie.

De theorie van Bousset/Hendrikse probeert een verklaring te vinden voor een van de grootste raadsels in het onderzoek naar de oorsprong van het christendom: hoe was het mogelijk dat de mens Jezus van Nazareth na diens dood binnen de kortste keren in een joodse context ging delen in de verering van Israëls God? De Thora was er immers volstrekt duidelijk over dat alleen YHWH als God vereerd mag worden, en zeker geen mens. Hoe kon dit dan toch gebeuren?

Het ligt voor de hand om in dit verband naar de opstanding te verwijzen. De unieke opwekking van Jezus uit de dood door de God Die Hij Zijn Vader genoemd had, verklaart hoe het mogelijk was dat Hij zo spoedig daarna als één-met-God aanbeden werd.

Paasmysterie

Maar van zoiets als een opstanding wil Hendrikse niet weten. Ook al blijft het in zijn optiek zeer onduidelijk wat er precies tussen Goede Vrijdag en het ontstaan van het christendom plaatshad (hij spreekt zelfs over ”het Paasmysterie”), het verhaal over de opstanding doet hij eenvoudig af als een mythe. Dat een daadwerkelijke opstanding van Jezus wel eens de meest plausibele verklaring zou kunnen bieden van het snelle ontstaan van het christendom wordt door Hendrikse niet eens genoemd. De lezer zou eens op het idee kunnen komen dat het orthodoxe christendom misschien toch zo gek niet is – dat moet natuurlijk tot elke prijs voorkomen worden.

Op vergelijkbare wijze treft ook het gebrek aan verwondering over de schepping, het soort stoere zakelijkheid waarmee Hendrikse schrijft over het ontstaan van alle dingen. Te veel verwondering over het bestaan laten doorklinken, zou de lezer maar op het idee kunnen brengen dat er wel eens een God zou kunnen zijn die de dingen geschapen heeft. En dat zou uiteraard een ernstige misvatting zijn…

Voorspelbaar

Consequent gaat Hendrikse op deze manier uit van een gesloten wereldbeeld: wonderen kunnen niet, een ingrijpen van God is onmogelijk want God bestaat niet. Dat maakt zijn boek wat mij betreft (afgezien dan van de zinswendingen en passages die vooral bedoeld lijken om te choqueren) nogal saai en voorspelbaar. Wat er verbazingwekkend aan blijft, is vooral dat het een dienstdoend protestants predikant is die deze dingen schrijft. Qua inhoud kan men dit boek echter met een gerust hart ongelezen laten. Al was het maar omdat het allemaal veel te kort door de bocht gaat, en het serieuze wetenschappelijke werk –het vergelijken van je theorieën met die van anderen, het in gesprek gaan met specialisten die recent over dezelfde thematiek hebben geschreven (N. T. Wright, L. Hurtado, R. Bauckham, ten onzent R. Roukema, om er maar een paar te noemen), het afwegen van zwakke en sterke kanten van de bestaande theorieën et cetera– geheel achterwege blijft.


Boekgegevens

”God bestaat niet en Jezus is zijn zoon”, door Klaas Hendrikse;
uitg. Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 2011; ISBN 978 90 468 1134 4; 208 blz.; € 18,-.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Ds. K. Hendrikse

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer