Mariska Orbán-de Haas: blond met een boodschap

Mariska Orbán-de Haas weet als hoofdredacteur van het Katholiek Nieuwsblad de aandacht te trekken. Overal komt ze aan het woord met haar onvervaard traditionele standpunten over abortus, seksualiteit en relaties.

Enny de Bruijn

28 October 2011 18:32Gewijzigd op 14 November 2020 17:23
Mariska Orbán-de Haas. Foto André Dorst
Mariska Orbán-de Haas. Foto André Dorst

De een noemt haar een glamourkatholiek, de ander windt zich op over de manier waarop ze het gevecht in de media aangaat. Zonder schroom praat ze over geboortebeperking, het gebruik van condooms, misbruik in de kerk, seksualiteit – alle onderwerpen die een woordvoerder van een rooms-katholiek orgaan opgedrongen krijgt door Nederlandse journalisten. Regelmatig is ze voorwerp van spottende, hatelijke en zelfs dreigende reacties.

Niettemin heeft ze in het jaar dat ze nu hoofdredacteur is, bereikt dat het Katholiek Nieuwsblad (met een vergrijzend bestand van ongeveer 33.000 lezers) weer helemaal zichtbaar is. De vormgeving van weekblad en website is vernieuwd, en tussen de bedrijven door schreef Orbán een autobiografisch boek waarvan binnen een dag de tweede druk werd aangekondigd.

U typeert uzelf met de titel ”Blond, brutaal en bidden”.

„Dat is niet altijd zo geweest. Vroeger was ik niet zo brutaal, niet in het geloof. Eigenlijk ben ik pas door mijn huwelijk uit de kast gekomen als katholiek. Mijn man was op dat punt veel stoerder dan ik, die was fier op zijn geloof en schaamde zich geen seconde. Dat vond ik zó dapper. Ik dacht meteen: dit is serieus huwelijksmateriaal.”

Maar zelf was u anders.

„In mijn omgeving werd katholiek gekoppeld aan dom, niet in staat om zelf na te denken, homovijandig, niet feministisch, niet geëmancipeerd. Wie nog iets met het geloof had, schaamde zich en riep bijvoorbeeld: Ik ben wel katholiek, maar niet rooms. Of: Ik ben niet tegen abortus hoor, je moet niet denken dat katholieken achterlijk zijn of vrouwen geen rechten geven. Alsof het helpt om meteen maar van je standpunten af te vallen. Maar ik durfde zelf destijds ook niet goed. Er ligt in Nederland een taboe op gelovig zijn.”

Toch kreeg u dit jaar wél het aanbod van een gerenommeerde uitgeverij om een boek te publiceren.

„Daarbij heb ik geaarzeld, maar ik vond het ook een grote kans. Eigenlijk heb ik altijd een boek willen schrijven, en ik wist ook wat ik ermee zou willen bereiken: duidelijk maken dat geloven in God iets moois is, een pluspunt. Katholiek zijn wordt te vaak geassocieerd met hoogbejaarde, compleet onhippe types – ik wil laten zien dat ik als jonge vrouw van deze tijd evenveel aan het geloof heb als mijn oma vroeger.”

Maar de omstandigheden zijn in de loop van de tijd behoorlijk veranderd.

„Mijn oma was veel vromer dan ik. Ik weet zeker dat zij in de hemel zit, terwijl ik er voor mezelf nog niet zo van overtuigd ben dat ik daar kom. Maar zij leefde in een tijd waarin bepaalde dingen vanzelf spraken omdat bijna iedereen uit het dorp katholiek was. Terwijl ik me, als vrouw in een seculiere omgeving, soms laat meeslepen door de waan van de dag en daardoor de band met God kwijtraak. Het is nodig om tijd voor bezinning te nemen, dat moet ik mezelf steeds voorhouden. Je redt het niet met alleen maar een uurtje in de kerk zitten.”

U komt dus uit een familie waarin kerk en geloof een belangrijke rol spelen.

„Mijn familie is bourgondisch, gezellig – mijn opa en oma aten altijd roomboter op hun brood. Maar ze gingen ook elke zondag naar de kerk, ze baden de rozenkrans, ze leefden constant met God. Hun zes kinderen hebben ze enthousiast en met liefde opgevoed. Eigenlijk maakten ze zichzelf ondergeschikt aan hun kinderen, aan elkaar, aan het geloof. Later zag ik dat ook bij mijn moeder. Een paar keer per week ging ze ’s ochtends naar de kerk, en toen mijn opa en oma oud werden vonden zij en haar broers en zussen het vanzelfsprekend dat ze allemaal een dag in de week de zorg voor hun ouders op zich namen.”

Het lijkt een van de speerpunten in uw boek: een christelijke visie op relaties.

„Het gaat erom dat je in een relatie jezelf niet vooropstelt, maar de ander. Wij zetten normaal gesproken onszelf op nummer één. Ik ook, ik heb het zelfs geleerd in mijn opleiding tot gestalttherapeut: opkomen voor jezelf, zelfstandig en onafhankelijk en kritisch zijn. Maar de logica van die visie viel compleet in duigen toen ik ging trouwen en een kindje kreeg – terwijl ik tegelijkertijd een zelfstandige en geëmancipeerde vrouw wilde blijven. Dat lukte niet. Ik was zo moe en somber en uitgeput dat ik dacht: Ik moet gewoon mijn man verlaten, want eigenlijk is hij de bron van alle ellende.”

Maar zo ver kwam het niet.

„Ik ben gaan bidden, en ik verwachtte eigenlijk dat God zou zeggen: Je hebt gelijk, dit is geen leven, je moet maar weggaan bij je man. Maar Hij zei het tegenovergestelde.”

Hoe weet u dat?

„Je voelt een waarheid die nog duidelijker is dan wanneer Hij hardop tegen je zou praten. Ik wist precies wat mijn koers zou moeten zijn, terwijl ik tegelijkertijd ook besefte dat ik daarin een vrije wil had. Mijn ervaring was totaal tegengesteld aan het populaire idee dat het geloof gelijkstaat met onvrijheid. Ik zou ervoor kunnen kiezen om me tegen God en tegen mijn gezin te keren, maar dan zou ik afstand doen van de mooiste en diepste weg waarin Hij me wilde steunen. Dat was het moment waarop ik bewust dacht: ik wil nu samen met God gaan leven en ik wil het geloof op de kaart gaan zetten voor jongeren zoals ik.”

Dat klinkt in gereformeerde oren alsof u het persoonlijk voor God moet opnemen – terwijl God toch niet van ons afhankelijk is.

„Ik denk dat protestanten en katholieken steeds meer samen leren doen, maar er blijft een verschil in de manier waarop ze over zulke dingen praten. Ik herinner me dat ik samen met een gereformeerde collega aan een project werkte en dat ik vol enthousiasme was, terwijl hij voortdurend leeuwen en beren op de weg zag.”

Dat is een herkenbaar karakter- en cultuurverschil, maar het gaat hier toch ook om een bepaalde visie op zonde en genade?

„Protestanten zeggen soms: Jullie kunnen lekker feestvieren en carnavallen, leve de lol, en dan ga je even biechten en dan is het weer goed. Dat komt misschien doordat wij het leven vieren en levensgenieters zijn. Maar dat betekent niet dat we zonde relativeren. Als ik zondig, denk ik stiekem dat ik daar wijzer van word – maar het is de slaaf in me die zegt: doe maar, het smaakt naar meer. Maar de nasmaak is bitter, want ik raak daardoor altijd van God verwijderd.”

Uit uw boek spreekt enorm roepingsbesef.

„Sinds het moment waarop het roer in mijn leven omging, wilde ik graag met mijn journalistieke werk het taboe op geloven doorbreken. Ongeveer tweeënhalf jaar later kwam de vacature voor hoofdredacteur van het Katholiek Nieuwsblad.”

Hoe moeilijk is het om je eigen privéleven in te zetten voor de boodschap die je brengen wilt?

„Dat is juist makkelijk, je kunt jezelf zijn.”

Maar intussen weet iedereen alles.

„Welnee, lang niet alles. Er is genoeg wat ik voor mezelf houd. Maar het is een bewuste keus om gebruik te maken van bepaalde persoonlijke ervaringen. Ik ben een vrouw van deze tijd, ik zit ook in die emocultuur.”

U bent daardoor wél kwetsbaar als persoon, zoals bij de abortusrel van vorig jaar.

„Jeanine Hennis-Plasschaert bracht als Kamerlid zelf haar privéleven ter sprake op Twitter. Zij gebruikte haar persoonlijke ervaring om de abortusdiscussie stop te zetten, zo van: Ik hoef niet te discussiëren over abortus want ik heb een miskraam gehad. Dat vond ik zó vreemd, ik dacht juist het tegenovergestelde: Hoe kun je in vredesnaam voor abortus zijn als je weet hoe pijnlijk het is om een kind te verliezen? Ik snap niet dat je als vrouw staat op het recht om je kind te aborteren, terwijl je het wél heel erg vindt als een miskraam je ongewild overkomt. Dat is heel raar en onlogisch. Mensen willen niet weten dat het bij abortus en miskraam in feite om hetzelfde kind gaat.”

Dus besloot u een open brief te schrijven, waarin ook uw eigen ervaring met een miskraam ter sprake kwam.

„Dat leverde me vreselijk veel haatmail en zelfs doodsbedreigingen op.”

Zou u een dergelijke kwestie nog steeds op dezelfde manier benaderen?

„Nee. Achteraf denk ik: ik had het zakelijker en minder emotioneel moeten aanpakken. Ik heb me mee laten slepen door de emoties, dat was niet zo goed. Ik denk ook dat die enorme hoos aan reacties daarmee te maken had.”

Leest u die allemaal?

„De eerste keer, rond die abortuskwestie, was het heftig. Ik was nog maar zes weken hoofdredacteur, ik was niet gewend om duizenden negatieve berichten per minuut over me heen te krijgen. Soms moest ik me er even voor afsluiten. Dat is nu veranderd, inmiddels durf ik er wel naar te kijken en ik probeer ze ook te analyseren. De afzenders variëren van mensen die mijn computer willen afpakken tot mensen die me willen verkrachten en in mootjes hakken. Maar eigenlijk komen zulke berichten allemaal op hetzelfde neer: Jij moet je mond houden.”

Dat werkt averechts: u lijkt er strijdbaarder van te worden.

„Ik moet maar regelmatig blijven roepen, en andere mensen met mij, hoe bevooroordeeld en intolerant het hele klimaat in Nederland is. We wonen zogenaamd in een vrij land. Maar je moet dan wél een vrijdenker zijn, anders proberen mensen je monddood te maken. Als ik twitter dat een kind het best kan opgroeien in een gezin met een vader en een moeder, stroomt mijn hele mailbox vol met berichten die erop neerkomen dat ik een homohater ben en dus mijn mond moet houden. Hetzelfde gebeurt als ik iets over euthanasie of abortus schrijf.”

Het afgelopen jaar hebt u ingezet op relaties, seksualiteit, gezin, huwelijk en abortus. Zijn dat de grote thema’s, wat u betreft?

„Er zijn nog veel andere onderwerpen, christenvervolging bijvoorbeeld. Maar een kernpunt is wat mij betreft de liefde. In onze emocultuur is het makkelijk om verliefd te worden op een ander, maar waarom zouden die vlinders in je buik belangrijker zijn dan de taak die je hebt om voor je vrouw en kinderen te zorgen? Niemand trouwt de ideale partner. Mijn man is niet de ware, geen enkele man is dat, omdat alleen God de Ware is. Maar we zijn God kwijtgeraakt en dus verlangen we van onze partner dat hij of zij die leegte opvult – dat is niet terecht. Je zou van je partner moeten houden zoals je van je kinderen houdt. Die hebben ook hun nukken, maar je denkt toch nooit: het kind van de buren is veel leuker, laat ik dat van mij maar inruilen.”

Uw ouders zijn gescheiden. Heeft uw missie daar iets mee te maken?

„Mijn ouders zijn geen doorsneevoorbeeld. In hun geval was er een duidelijke reden, de paus heeft hun huwelijk niet voor niets nietig verklaard. Als ze niet gescheiden waren, zou mijn moeder eraan kapot zijn gegaan. In zulke gevallen is echtscheiding nodig. Maar ik herken de resultaten van al die onderzoeken. Een scheiding blijft voor kinderen heel lang een probleem. Mijn tweelingzus en ik waren destijds vijf jaar, maar we ondervinden er nu nog regelmatig hinder van.”

Hoe combineert u zelf uw gezinsidealen met uw werk?

„Ik werk vier dagen, en mijn man heeft nu besloten om drie dagen te gaan werken – hoewel hij als psychiater een veel hoger salaris heeft dan ik. Hij is een geweldige papa, hij geniet enorm van onze kinderen. Verder hebben we een au pair, zodat er thuis altijd rust in de tent is. Dat is het belangrijkste.”


Mariska Orbán-de Haas

Mariska Orbán-de Haas (Gilze, 1977) studeerde journalistiek aan de Fontys Hogeschool in Tilburg en volgde daarnaast een opleiding tot gestalttherapeut. Ze werkte aanvankelijk voor het blad Univers van de Universiteit van Tilburg en is sinds 1 september 2010 hoofdredacteur van het Katholiek Nieuwsblad. In 2005 trouwde ze met Christiaan Orbán, een in Nederland geboren Hongaar. Het echtpaar heeft een dochter en een zoon en verwacht in december een derde kind. Deze week verscheen Orbáns boek ”Blond, brutaal en bidden” (uitg. Bert Bakker), waarin ze verslag doet van de ervaringen in haar eerste jaar als hoofdredacteur.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer