Faillissement van Griekenland komt steeds dichterbij
APELDOORN – Griekenland is „op weg naar de uitgang”, zoals sommigen het aanduiden. Nu politici openlijk speculeren over een mogelijk faillissement, groeit de kans dat dit scenario zich op enig moment daadwerkelijk zal voltrekken.
Ook het ministerie van Financiën in Den Haag houdt daar serieus rekening mee. Gisteren lekte uit dat die instantie berekeningen en plannen maakt voor zo’n situatie. Minister De Jager bevestigt de berichten daarover, maar hij spreekt tegen dat hij Griekenland al heeft opgegeven.
Dat regeringen zich op alles voorbereiden, daar is uiteraard niets mis mee. Integendeel, als zij dat niet doen, zouden er later terecht verwijten kunnen klinken aan hun adres. Iedereen zal beseffen dat er achter de schermen natuurlijk voortdurend over allerlei denkbare ontwikkelingen wordt gewikt en gewogen.
Toch is er meer aan de hand. Sinds kort merk je dat er in het denkklimaat rond de schuldencrisis een kanteling optreedt. Niet in de laatste plaats geldt dat voor Duitsland, de lidstaat die meestal de koers bepaalt die de EU vaart. Langzamerhand proef je een sfeer van: we hebben het met die Grieken helemaal gehad, je kunt zonder perspectief op verbetering niet doorgaan met kapitaal over te boeken. Die opvatting leeft al veel langer onder de eurosceptische bevolking, maar krijgt geleidelijk aan ook vat op de verantwoordelijke bestuurders.
Vorige week dinsdag hebben de ministers van Financiën van Duitsland, Nederland en Finland met elkaar om de tafel gezeten, drie sterke eurolanden. Wie weet, zal de komende tijd blijken dat zij toen de knop hebben omgezet. Opmerkelijk trouwens dat Frankrijk als politieke zwaargewicht níét bij dat overleg was betrokken.
De oorzaak van de omslag is duidelijk. Inspectieteams van EU, IMF en ECB hebben opnieuw vastgesteld dat Athene eerdere afspraken op het gebied van bezuinigen, hervormen en privatiseren niet nakomt. Het begrotingstekort dreigt dit jaar hoger uit te vallen dan de beoogde 7,6 procent van het bruto binnenland product. De Grieken wekken de indruk dat zij niet het gevoel van urgentie hebben dat elders heerst.
In Duitsland horen we inmiddels tot in de hoogste politieke kringen spreken over de optie van een bankroet, in die zin dat Griekenland niet meer aan zijn betalingsverplichtingen voldoet, dat er een streep gaat door een deel van de schuld. Beleggers, met de banken voorop, zullen dan de verliezen moeten afschrijven op hun bezit aan staatsobligaties.
De financiële wereld lijkt ervan overtuigd dat we inderdaad die richting inslaan. De scherpe koersdalingen van de bankaandelen van de laatste dagen illustreren dat. Financieel topman van Rabobank Bert Bruggink zegt klip-en-klaar: Het is niet meer de vraag of Griekenland onderuit gaat, maar wanneer dat gebeurt.
Of de Zuid-Europese natie bij een faillissement tevens uit de muntunie stapt, is een andere kwestie. Het ene hoeft niet automatisch het andere mee te brengen, al zijn de meeste deskundigen het erover eens dat een exit wel het beste zou zijn. Als de Grieken een eigen munt invoeren, beschikken zij in ieder geval weer over het instrument om via een devaluatie hun concurrentiepositie te verbeteren.
Binnenkort moet besloten worden of EU en IMF de zesde tranche van de vorig jaar toegezegde 110 miljard euro aan noodsteun uitkeren. Het betreft een bedrag van 8 miljard. Bij een negatieve beslissing is de schatkist in Athene volgende maand leeg en treedt vanzelf de situatie van wanbetaling in.
Maar of Europa die ultieme stap zo snel al aandurft, valt te bezien. De moeilijkheid is namelijk dat niemand weet wat precies de gevolgen zijn voor de euro, voor andere landen, voor financiële bedrijven, voor de economieën, voor ons allemaal.