Buitenland

Joe Arcieri overleefde twee keer aanslag op World Trade Center

Hij ontsnapte op 11 september 2001 ternauwernood van de 72e verdieping van het brandende World Trade Center. Eenmaal beneden kon hij aanvankelijk niet naar buiten vanwege rondvliegende brokstukken en vallende mensen, die in paniek uit het raam waren gesprongen. Joe Arcieri: „Ik ben voorgoed mijn evenwichtigheid kwijt.”

mr. Richard Donk

10 September 2011 11:03Gewijzigd op 14 November 2020 16:34
De wederopbouw van Ground Zero is in volle gang. In 2013 moet het pronkstuk, de 541 meter hoge Freedom Tower, klaar zijn. Foto RD, Henk Visscher
De wederopbouw van Ground Zero is in volle gang. In 2013 moet het pronkstuk, de 541 meter hoge Freedom Tower, klaar zijn. Foto RD, Henk Visscher

Een enorme hijskraan tilt de zoveelste lading ramen naar gebouw nummer 4 van het World Trade Centercomplex in New York. De bouw vordert gestaag. Nu al is het ambitieuze en imposante karakter van de nieuwe torens te zien.

Achter de glazen pui van het World Financial Center, op een steenworp afstand van Ground Zero, beziet Joe Arcieri de bouw met gemengde gevoelens. Voor hem had het allemaal niet gehoeven. „Wat mij betreft hadden ze alleen een monument geplaatst. Dit project is niet alleen geldverslindend, maar doet ook weinig recht aan de gevoelens van nabestaanden en overlevenden.”

Arcieri heeft recht van spreken. Tot twee keer toe overleefde hij een aanslag op het World Trade Center in New York. Eerst in 1993, toen in de ondergrondse parkeergarage een autobom ontplofte en zes mensen de dood vonden. „Dat was als het ware een waarschuwingsschot”, vertelt de manager van investeringsmaatschappij Morgan Stanley.

De grote klap kwam op de vroege morgen van 11 september 2001. „Ik zat achter mijn bureau op de 72e verdieping toen een vrouw plotseling gilde: „Nummer Een staat in brand.” Wij noemden de Twin Towers altijd Nummer Een en Twee. Er klonk duidelijk paniek in haar stem. Ik deed de zonwering omhoog en zag buiten overal vellen papier dwarrelen. Om de een of andere reden besloten we het gebouw te verlaten. Ik weet nog steeds niet waarom. Het trappenhuis was al stampvol met mensen, dus we besloten de lift te nemen. Op de 44e verdieping was een soort galerij; daar moest je altijd op een andere lift overstappen. Toen we daar waren, kregen we via de intercom te horen dat we weer terug naar onze werkplek moesten gaan omdat er niets aan de hand was.”

„Ik vertrouwde het niet”, vervolgt Arcieri. „Via het trappenhuis begonnen we verder naar beneden te lopen. Toen we vier verdiepingen lager waren, vloog het tweede vliegtuig tegen onze toren aan. Het gebouw schudde niet, het sprong!”

Eenmaal beneden wachtte Joe Arcieri een nieuw probleem. „We konden niet naar buiten, want het regende puin. Ook sprongen tientallen mensen naar beneden. Ik zie het nog voor me: grote plassen bloed op straat en duizenden mensen die in paniek door elkaar renden. Het was bijna surrealistisch. En al die tijd wisten wij niet wat er nu eigenlijk met het World Trade Center was gebeurd.”

Via een ondergronds winkelcentrum wist Arcieri uiteindelijk de buitenlucht te bereiken. „Ik rende naar een metrostation op Broadway. Gek genoeg reed er nog een metro. Ik hoorde overal om me heen mensen opgewonden praten over wat er was gebeurd. Pas bij de 49e Straat kon iemand me vertellen dat er twee vliegtuigen tegen de Twin Towers waren gevlogen.”

Dochtertje kwijt

Judith Pucci woonde vlak achter Ground Zero, toen de aanslagen plaatshadden. „Op de ochtend van 11 september belde mijn buurvrouw aan om te zeggen dat er een vliegtuig tegen het WTC was gevlogen. Ik dacht nog: „Zeker een sportvliegtuigje. Misschien heeft de piloot een hartaanval gekregen.” Maar al snel bleek dat er meer aan de hand was. Pucci: „Ik ben naar Seventh Avenue gerend en zag daar beide torens in brand staan en later instorten. Net als iedereen die ernaar keek, stond ik als verlamd en kon geen woord uitbrengen.”

Al snel kwam de politie om het gebied rond de rampplek af te zetten. Pucci ging terug naar huis, waar een man voor de deur stond die levend uit een van de torens was gekomen. „Hij was helemaal in paniek, want hij was zijn vierjarige dochtertje kwijt. Dat had hij ’s morgens naar de kinderopvang van het WTC gebracht. Hij is twee uur lang met mijn telefoon aan het bellen geweest. De lijnen waren natuurlijk overbezet. Eerst waren er berichten dat alle kinderen waren omgekomen. Maar eindelijk bleek dat de leiding allemaal onder elke arm een kind had meegenomen en dat alle 42 kinderen nog leefden.”

Die gebeurtenis bracht Judith Pucci ertoe om onderzoek te doen naar de achtergronden van de kinderen die bij de aanslagen van 11 september om het leven kwamen. „In de media lees je daar eigenlijk nooit over.” Ze pakt een briefje uit haar tas, met een rij namen. „Twee zusjes die bij familie op bezoek waren geweest en nooit meer bij hun ouders zijn aangekomen. Gedood toen hun vliegtuig zich in de Twin Towers boorde. Of de 11-jarige Bernard, die samen met zijn meester op het Pentagon neerstortte, waar zijn vader werkte.”

Passend antwoord

Hoewel Pucci de aanslagen niet van heel nabij meemaakte, hebben de gebeurtenissen van 11 september 2001 wel degelijk hun sporen nagelaten. „Ik praat er veel over en geef rondleidingen langs Ground Zero. Dat helpt. Maar toch blijft er altijd een ruwe plek op je ziel die af en toe wordt aangeraakt.”

Voor Joe Arcieri geldt dat nog sterker. Hij maakte de aanslagen niet alleen van dichtbij mee, maar verloor ook zijn broer. „Er is een Joe vóór en een Joe na 11 september. Ik ben voorgoed mijn evenwichtigheid kwijt. Aan de andere kant leer je door zoiets het leven wel veel meer waarderen.”

In een wolkenkrabber werken zal Arcieri niet snel meer doen. „Ik zit nu in een kantoor met maar acht verdiepingen, en dat is mooi genoeg. Ik was laatst op de 30e verdieping van een gebouw. Ik wist niet hoe snel ik weer beneden moest komen. Het zal mij benieuwen of ze de hooggelegen verdiepingen van het nieuwe World Trade Center verhuurd krijgen.”

In tegenstelling tot Joe Arcieri, is Judith Pucci „opgewonden” over de herbouw van het verwoeste WTC. „Dit laat onze vitaliteit als natie zien. Dit is een noodzakelijk en passend antwoord op die laffe terreuraanvallen.”

Of de aanslagen de Amerikanen dichter bij elkaar hebben gebracht, betwijfelt Arcieri. „Ik heb daar geen sluitend antwoord op. De regering roept dat inderdaad. Maar je moet politiek niet met de gevoelens van de bevolking verwarren. Eén ding is zeker: als we het moeilijk hebben, zijn we er voor elkaar.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer