Muziek
Orgelstemmer Poldervaart: geraakt door zuivere tonen

Hij heeft al menig toporganist uit de brand geholpen. Als het orgel het af laat weten vlak voor een concert of tijdens een opname, staat Johan Poldervaart klaar om het instrument weer in orde te brengen. De 65-jarige Rotterdammer doet het werk al een halve eeuw, met volledige toewijding. „Het is een feest.”

Johan Poldervaart stemt de pijpen van het chamadewerk van het grote orgel in de Rotterdamse Laurenskerk. Foto RD, André Dorst
Johan Poldervaart stemt de pijpen van het chamadewerk van het grote orgel in de Rotterdamse Laurenskerk. Foto RD, André Dorst

Voor de viering van zijn 50-jarig jubileum als orgelmaker bij Pels en Van Leeuwen hebben Poldervaart en zijn vrouw op 3 september een samenkomst voor meer dan 200 genodigden georganiseerd in de Rotterdamse Laurenskerk. Vijf organisten van orgels die Poldervaart in onderhoud heeft, zullen spelen: Jet Dubbeldam, Hayo Boerema, Wybe Kooijmans, Aarnoud de Groen en Jaap Kroonenburg. Ds. M. M. van Campen van de Rotterdamse Maranathakerk, waartoe de Poldervaarts behoren, verzorgt een meditatie.

En er wordt gezongen: Psalm 150 („Laat zich ’t orgel overal”) en Psalm 138 („’k Zal met mijn ganse hart uw eer”). Want vijftig jaar werkzaam zijn als orgelstemmer, is vijftig jaar in dienst van de Heere God, zo ervaren Poldervaart en zijn vrouw dat. „Dit hebben we van de Heere gekregen. En Hij heeft de directie, alle collega’s en mij elke dag weer kracht gegeven om het werk te doen. Hem komt alle lof toe.”

Als stemmer mag je het orgel klaarmaken voor de eredienst, aldus Poldervaart. „Er staat in Psalm 48 dat God „bij zuiv’re tonen op Zijnen heilige berg wil wonen.” Het is zulk mooi werk om daaraan te mogen bijdragen.”

Poldervaart jubileert, maar zijn vrouw Annette eigenlijk ook. Want ze staat niet alleen helemaal achter het werk van haar man, ze vergezelt hem ook dikwijls. Dan zitten ze samen in een stille kerk, zij achter de speeltafel om de toetsen in te drukken, hij binnen in de orgelkas om de pijpen te stemmen. „Heerlijk, samen in zo’n lege kerk.”

Organisten mogen Poldervaart altijd bellen, op elk tijdstip, behalve zondags. Als de mobiel van haar man rinkelt, weet mevrouw Poldervaart al hoe laat het is. Zelfs tijdens een etentje kan hij ineens weg zijn. „Als hij klaar is met bellen, weet ik het al: hij gáát.”

Dan snelt Poldervaart bijvoorbeeld naar de Rotterdamse Laurenskerk, waar een organist tijdens een opname met een hanger geconfronteerd wordt. Of hij rijdt naar de Grote Kerk in Papendrecht, waar tijdens een concert een hanger in het pedaal verholpen moet worden. „Ik heb daar een keer tijdens een concert van Klaas Jan Mulder de hele avond in het orgel gezeten, omdat het euvel zich steeds opnieuw voordeed. Mulder had er niets van gemerkt.”

Poldervaart en zijn vrouw spreken bijna lyrisch over een orgel dat weer helemaal zuiver klinkt. „Als we in de Grote Kerk van Maassluis het orgel hebben gestemd en vervolgens het concert meemaken, dan genieten we. Het is zó mooi als het orgel er weer helemaal strak bij staat, dan zitten we bijna te huilen. Dat doet wat aan je ziel.” Poldervaart: „Dat ik dat doen mag, terwijl ik maar een heel gewoon mannetje ben.”

Het „mannetje” komt op 15-jarige leeftijd, nadat hij de ambachtsschool heeft afgerond, tot zijn verwondering bij de Rotterdamse orgelbouwer Valckx en Van Kouteren terecht. „Ik dacht dat dat werk veel te moeilijk zou zijn voor mij.”

Valckx en Van Kouteren is twee jaar eerder overgenomen door de firma Pels. Pels fuseert in 1964 met Van Leeuwen, waarna Poldervaart in de fabriek in Leiderdorp aan de slag gaat, om het pijpen maken te leren. Na drie jaar komt hij in de buitendienst terecht. Vanaf 1972 gaat hij min of meer zelfstandig als orgelstemmer op pad, vooral in Zeeland, Noord-Brabant en Zuid-Holland. Momenteel heeft hij in deze provincies zo’n 150 orgels onder zijn hoede. In het stemseizoen, vanaf Pasen, zit hij dagelijks met een stemhulp in een van de kerken. De maanden januari tot en met maart zijn voor restauratie- en schoonmaakwerkzaamheden.

Welke orgels er voor hem uitspringen? „De bekende orgels in de Rotterdamse Laurenskerk, de Maassluise Grote Kerk, de Delftse Nieuwe Kerk en de Gorinchemse Grote Kerk zijn natuurlijk heel mooi. Maar ik geniet net zo van het orgel in de rooms-katholieke Sint-Antoniuskerk in Dordrecht, of van het popperige orgel van Standaart in de hervormde kerk van Zevenhoven. In sommige kerken kom ik al vijftig jaar. Dan ken je alle ins en outs van zo’n orgel.”

De Rotterdamse Laurenskerk, waar het gesprek plaatsheeft, springt er toch wel uit voor de Poldervaarts. „Hier hebben we al zo veel meegemaakt: we zijn er getrouwd, onze zoon werd hier gedoopt, onze dochter is hier getrouwd, we hebben hier jubilea gevierd. Dit is om zo te zeggen ons tweede huis.”

Het dagelijks onderhoud van de orgels van de Laurenskerk is sinds eind jaren 80 van de vorige eeuw in handen van Pels en Van Leeuwen. Juist dit voorjaar heeft Poldervaart het gehele orgel, het grootste van Nederland, een stembeurt gegeven: 7600 pijpen. „Daar ben ik twee keer drie dagen mee bezig geweest. Het orgel staat er gelukkig goed bij, dat scheelt een hoop.” Bij gewone stembeurten hoeven alleen de tongwerken gestemd te worden. Dat zijn er 23. „Meestal stem ik er ongeveer achttien, net wat een organist nodig heeft.” Poldervaart zorgt dan dat hij om 7.15 uur in de kerk is. „De vier klavieren kan ik alleen, omdat er een ventiel bij de pijpen zit. Voor het pedaal en het chamadewerk heb ik een stemhulp nodig. Om 10.00 uur staat het orgel er dan piekfijn bij.”

Dat hij de reus van Marcussen inmiddels als zijn broekzak kent, blijkt als hij na afloop van het gesprek de ingewanden van het orgel laat zien. Vanaf het orgelbalkon leidt een vlizotrap naar de eerste etage. Hier moet je zijn om onder andere de Bazuin 32’ van het pedaal te stemmen. „De langste pijpen zijn zo’n 10 meter hoog.” Een steile houten trap naar de tweede etage brengt bij de pijpen van het hoofdwerk. Nog eenzelfde trap, en je staat helemaal bovenin, bij het zwelwerk. Door de pijpen heen kijk je van grote hoogte de machtige kerk in. „Een prachtig uitzicht”, zegt Poldervaart.

De pijpen van het chamadewerk, die boven het borstwerk horizontaal de kerk in steken, vragen een aparte behandeling, laat Poldervaart zien. Een ladder komt uit een kast en wordt tegen het front gezet. „Dit doet de vaste organist, Hayo Boerema, niet graag.” Zelf draait Poldervaart er zijn hand niet voor om. Maar deze avond, in het halfduister, mag hij van zijn vrouw de ladder niet op. „Je zult net zien dat er iets gebeurt.”

Vijftig jaar werkzaam zijn als orgelstemmer levert de nodige verhalen op. „We zouden een boek kunnen schrijven.” Over dode muizen in het orgel. Over het stemijzer dat de vorige Laurens­organist, Johann Th. Lemckert, had laten vallen en op geen enkele manier meer kon pakken. Over de storing in een orgel in Zeeland, waar na inspectie bleek dat een grote bromvlieg een gat had afgesloten. Over een leerling van een organist in Rozenburg die z’n trouwring in het orgel had laten vallen. „We hebben ’m gevonden en zijn ’m persoonlijk wezen bezorgen.”

Warme herinneringen bewaart Poldervaart aan de in 2008 overleden Klaas Jan Mulder, die jaarlijks een nieuwjaarsconcert gaf in de Laurenskerk. „Zo’n gewone man. Hij was iemand die echt begreep hoe belangrijk het werk van een stemmer is. Toen mijn vrouw eens na afloop van een nieuwjaarsconcert zei dat ze genoten had, reageerde hij: „Dat is dankzij jouw man. Als er iets mis is met zo’n orgel, ben ik nergens.” Dat is eerlijk.”

Meestal doet een orgelstemmer zijn werk achter de schermen. Heel soms komt hij daarachter vandaan. „Jaap Kroonenburg bedankt op zijn laatste twee cd’s de koster van de kerk en mij als orgelstemmer. Dat vind ik mooi.”

Eigenlijk zou de orgelstemmer met ingang van januari twee dagen minder willen gaan werken. Maar het is moeilijk voor het bedrijf om een opvolger te vinden. „Welke jongen wil hierin nog opgeleid worden? Ik zie het ervan komen dat ik nog een poosje doorga.” Hoewel hij lichamelijk versleten is, doet hij zijn werk nog altijd met plezier, zegt zijn vrouw. „Dan zit hij ’s avonds moe achter z’n bord eten en dan vraag ik: „En Johan, vind je het nog leuk om orgelbouwer te zijn?” Dan beginnen z’n ogen te stralen: „Het is een feest.””

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer