Franse president Sarkozy grote man achter oorlog Libië
APELDOORN – De Franse president Nicolas Sarkozy heeft een grote rol gespeeld in de strijd om Libië. De interventie in Libië maakte hij tot zijn persoonlijke strijd. Voor Frankrijk en voor zijn herverkiezing.
”De oorlog van Sarkozy”, kopte het Franse dagblad Le Monde woensdag boven een artikel over de rol van de Franse president in de Libische oorlog. Ja, de NAVO greep in, de VN-Veiligheidsraad gaf groen licht, Qatar leverde de meeste wapens, maar de drijvende kracht was Frankrijk.
Volgens Le Monde liet de Franse president geen detail van de oorlog in Libië aan zich voorbijgaan. Hij leerde de wijknamen uit zijn hoofd van de Libische steden die veroverd moesten worden. Hij bestudeerde de toegangswegen naar Tripoli. „Nicolas Sarkozy heeft zich aan het Libische avontuur overgegeven, zoals vrijwel geen westerse machthebber zich na de Koude Oorlog nog in een internatonale crisis heeft gestort”, stelde de krant.
Het kan verkeren. In 2007 werd in Parijs nog de rode loper voor Gaddafi uitgelegd. In een Amerikaans diplomatiek telegram uit januari 2008, gelekt door WikiLeaks, staat dat Sarkozy „gelooft dat pogingen om bad guys als Gaddafi te veranderen, de moeite waard zijn.” Drie jaar later dacht Sarkozy daar kennelijk anders over.
Op 10 maart was de verrassing wereldwijd groot toen vertegenwoordigers van de Libische Nationale Overgangsregering na een onderhoud op het Elysée aankondigden dat Frankrijk hen erkende als wettig gezag in Libië. De avond daarvoor was een hoge Franse diplomaat nog gevraagd naar eventuele Franse erkenning van de Libische rebellen. „Frankrijk erkent staten, geen partijen”, had hij geantwoord. Niet alleen de Franse bondgenoten waren echter verbaasd, maar ook zijn eigen regering. Naar verluidt wist zelfs de Franse minister van Buitenlandse Zaken, Alain Juppé, volstrekt nergens van.
Merkwaardig gegeven was dat de ontmoeting tussen Sarkozy en de rebellen gearrangeerd was door de Franse filosoof Bernard-Henri Lévy, die vanuit rebellenhoofdstad Benghazi telefonisch op Sarkozy inpraatte.
Sarkozy ging na 10 maart voortvarend te werk. Frank- rijk was een drijvende kracht achter resolutie 1973 in de VN-Veiligheidsraad, die op 17 maart de weg voor de NAVO-operatie ontsloot. Twee dagen later trommelde Sarkozy Europese, Amerikaanse en Arabische leiders bij elkaar voor een „bijeenkomst ter ondersteuning van het Libische volk.” Een paar uur na afloop van het beraad vlogen de eerste Franse vliegtuigen richting Libië, gevolgd door Brits en Amerikaans materieel.
Frankrijk had kennelijke belangen bij de interventie in Libië. Het land had een slecht figuur geslagen tijdens de eerdere opstanden in de Arabische wereld. In januari had Frankrijk de Tunesische president Ben Ali nog „de deskundigheid van de Franse veiligheidstroepen” aangeboden in de strijd tegen de opstandelingen. De toenmalige minster van Buitenlandse Zaken van Frankrijk, Michèle Alliot-Marie, bleek banden te hebben met een zakenman dicht bij de Tunesische machthebbers.
Met de revolutie in Libië kwam voor Frankrijk de kans het gezichtsverlies te herstellen. De Verenigde Staten waren terughoudend om zich in een volgend Arabisch avontuur te storten, zodat Frankrijk in het vacuüm kon springen. De onthouding van Duitsland bij de stemming in de Veiligheidsraad over Libië op 17 maart, verstevigde de Franse positie alleen maar.
Er speelde echter nog meer. „Zoals altijd in de diplomatie, en al helemaal als het gaat over de activistische persoonlijkheid Sarkozy, speelde er ook een element van opportunisme”, schreef het Britse tijdschrift The Economist subtiel. Volgend jaar zijn er in Frankrijk presidentsverkiezingen en Sarkozy wordt graag herkozen. In de meest recente peilingen –voordat de val van het Gaddafiregime inzette– toonde 35 procent van de Fransen zich tevreden over het functioneren van Sarkozy, terwijl 61 procent aangaf ontevreden te zijn. Er viel dus wat te winnen.
De actie lijkt Sarkozy inderdaad enig krediet te hebben opgeleverd. Zijn rol is in Frankrijk aan alle kanten van het politieke spectrum gewaardeerd. Maar François Hollande, de meest waarschijnlijke presidentskandidaat voor de socialisten, tekende erbij aan dat „Sarkozy ook veel goed had te maken.” Saillant detail is dat Gaddafi’s zoon Saif al-Islam ooit claimde de presidentsverkiezing van Sarkozy in 2007 financieel ondersteund te hebben. Het Elysée heeft dat altijd ontkend, maar indirect kan de familie Gaddafi Sarkozy nu wellicht nog helpen.