Tunesiërs vrezen stilvallen van revolutie
TUNIS – Zeven maanden na de verrassend snelle omverwerping van dictator Zine al-Abidine Ben Ali hebben veel Tunesiërs weinig vertrouwen meer in de omwenteling. De ”jasmijnrevolutie”, die ook het startschot betekende voor opstanden in een reeks andere Arabische landen, dreigt volgens hen te verwelken.
Volgens een enquête deze maand van het Applied Social Sciences Forum gelooft nog maar 24 procent van de Tunesiërs in een positieve toekomst voor hun land. In Sidi Buzid, de stad waar de Tunesische opstand begon, wantrouwt meer dan 62 procent van de respondenten de richting die de Tunesische revolutie nu uitgaat.
Het uitblijven van hervormingen en van sociaaleconomische vooruitgang en de vrees dat figuren uit de omgeving van de voormalige machthebber Ben Ali aan een tegenrevolutie werken, hebben de afgelopen maanden tot stakingen en protesten geleid in Tunis en omliggende steden. Het vertrouwen in de overgangsregering van premier Beji Caid Essebsi kalft af.
Een veeg teken is dat nog maar een kwart van de 7,5 miljoen kiesgerechtigden zich heeft laten registeren voor de cruciale verkiezingen van 23 oktober. Die moeten de leden van een grondwetgevende vergadering opleveren, die dan een nieuwe grondwet kan opstellen. Maar veel jongeren hebben het gevoel dat er niets zal veranderen.
De omwenteling van begin dit jaar in Tunesië werd onder meer in de hand gewerkt door de groeiende frustratie over de torenhoge werkloosheid. Eind vorig jaar zat 14 procent van de actieve bevolking in Tunesië zonder werk. Vooral veel jongeren hebben geen baan. In een land waar bijna de helft van de bevolking jonger is dan 25, is dat een explosief gegeven.
Veel jonge Tunesiërs hadden gehoopt dat de regeringswisseling die volgde op de vlucht van toenmalig president Ben Ali naar Saudi-Arabië, op 14 januari, snel zou resulteren in banengroei. Maar tot nu toe zijn er alleen maar meer werkplekken verloren gegaan.
Volgens de centrale bank is het land dit jaar al 1,4 miljard euro aan inkomsten uit toerisme misgelopen. Dat heeft ook met de oorlog in het buurland Libië te maken. Van de bijna 7 miljoen toeristen die Tunesië vorig jaar kon verwelkomen, kwamen er ongeveer 2 miljoen uit Libië. De achteruitgang in de sector heeft dramatische gevolgen: het toerisme bood in 2010 werk aan een half miljoen Tunesiërs en leverde het land meer dan 2 miljard euro op.
Sommige Tunesiërs geloven niet dat het uitblijven van tastbare resultaten van de revolutie te wijten is aan het terugvallende toerisme en het wegvallen van de handel met Libië. „Dat is alleen maar politiek”, zegt de 30-jarige arts Abdullah Naybet. „Waar het echt om draait, is de corruptie van het voormalige regime, en het feit dat het er niet in is geslaagd werkgelegenheid en groei te bewerkstelligen.”
„De regering van Ben Ali deed Tunesië lijken op een toeristische bestemming die niet kan overleven zonder buitenlandse bezoekers. Landbouw en handel werden verwaarloosd”, zegt de 23-jarige Rabii Kalbussi. „Ik denk dat Tunesië een groot potentieel heeft als de overgangsregering zich zou toeleggen op projecten in sectoren als de landbouw. Dat zou het ons in elk geval mogelijk maken te voorzien in onze eigen behoeften, zonder te moeten importeren.”
Sommige Tunesische jongeren drukken hun leeftijdsgenoten op het hart dat ze erin moeten blijven geloven. „Ik denk dat we nu vooral een revolutie in de hoofden nodig hebben”, zegt de 21-jarige Myriam Ben Ghazi. „We kunnen alleen vorderingen maken als mensen zichzelf veranderen. Je hoort nog altijd de mentaliteit van vroeger doorklinken, mensen geloven dat er niets is veranderd. We hebben onze vrijheid veroverd, we pakken de corruptie aan en na verloop van tijd zullen we ook economische groei kennen.”
Maar de werking van het Tunesische recht zorgt voor wrevel. Ben Ali en zijn vrouw Leila Trabelsi worden bij verstek berecht. „Het proces tegen Ben Ali is een toneelstuk. Ze proberen er de bevolking mee kalm te houden”, zegt Kalbussi. „Ik zou wat er zich heeft afgespeeld in Tunesië zelfs geen revolutie noemen. Het was een reeks straatprotesten, die uiteindelijk Ben Ali en zijn familie het land hebben uitgejaagd.”