Dat zei hij dinsdag tijdens overleg met de Tweede Kamer. Het betaalde voetbal is volgens Remkes een gewone bedrijfstak, waarvoor dezelfde spelregels gelden als voor andere sectoren. „Als deze sector financiële problemen heeft, moet ze de hand in eigen boezem steken.”Dat de spelerssalarissen worden aangepakt, juichte hij toe, „maar het gebeurt nog veel te weinig.” Gemeenten en provincies zijn volgens hem vrij om steun te verlenen, maar ze dienen zich wel bewust te zijn van de risico’s. „Daar dienen ze geld voor te reserveren.”

In gesprekken met vertegenwoordigende instanties van provincies en gemeenten heeft Remkes zijn ongenoegen over de gang van zaken al geventileerd. De afgelopen tien jaar hebben gemeenten en provincies voor minstens 200 miljoen euro aan leningen en subsidies in het profvoetbal gestoken.

De meeste steun vanuit de Kamer kreeg Remkes van GroenLinks, SGP en SP. Het betaalde voetbal moet de eigen broek ophouden, vinden zij. Het met gemeenschapsgeld instandhouden van een sector waar voetballers en trainers topsalarissen verdienen, noemde SGP’er Van der Vlies „van de gekke.” Hij vindt dat gemeentebesturen zich moeten schamen tegenover dak- en thuislozen en andere hulpbehoevenden. In het licht van de 15 miljard euro die moet worden bezuinigd betitelde hij de steunverlening als „een schande.”

Volgens hem is er in het betaalde voetbal sprake van moderne slavenhandel, maar dat was SP’er Kant niet met hem eens. „De heren voetballers vinden het allemaal best”, veronderstelde ze. De steunverlening noemde ze „absurd en volstrekt onverantwoord.” Bestuurders van betaalde voetbalclubs maken er volgens haar een rommeltje van, in de wetenschap dat de overheid toch bijspringt.