DADAAB – Ebrahim Abdi Ali (55) woont al drie maanden met zijn grote gezin in het vluchtelingenkamp bij Dadaab. Hij liep vanuit zijn dorp Baydhabo, in Somalië, naar Dadaab in Kenia, een wekenlange voettocht.
„Ik heb een boerderij in Baydhabo”, vertelt Ebrahim. „Er is niets over van wat ik heb opgebouwd. Mijn gewassen staan er verschrompeld bij, de aarde is gescheurd door de droogte. Ik had vijftig koeien. Al mijn koeien zijn dood, één voor één lieten ze het leven.
Ook veel inwoners van Baydhabo overleefden de droogte niet. Van al mijn beesten leeft alleen de ezel nog. Die nam ik mee naar Dadaab, hij moest de kar trekken waarop onze kinderen af en toe konden uitrusten van het lopen.”
„We vluchtten voor het geweld in Somalië, voor de gevechten. We vluchtten voor de honger. Met twaalf mensen gingen we op pad. Mijn vrouw Maria Abellah Ocfey (35), met onze zonen Hassan (15) en Mohammed (10). Mijn tweede vrouw, Adidje (26), en onze drie kinderen Halima (10), Farima (8) en Noni (4). En mijn derde vrouw, Amine (20), met Ladan (5) en baby Aslea.
Om beurten mochten de kinderen een stukje meerijden op de ezelskar. Zonder kar hadden ze de tocht niet overleefd. Helaas konden we niet alle kinderen tegelijk op de kar laten meerijden, we konden de ezel niet te zwaar belasten want er was onderweg niet genoeg eten voor hem. Zelf hebben we tijdens onze vlucht geen hap gegeten, we dronken alleen af en toe een klein slokje water.
Nu krijgen we eten van het Wereldvoedselprogramma”, vertelt Ebrahim. „Hoewel het niet genoeg is, krijgen we meer te eten dan in de tijd waarin we honger leden in Somalië. Ik hoop dat de droogte snel voorbij is en dat we kunnen terugkeren naar mijn boerderij, want mijn land is mij lief.”
Fotograaf Jaco Klamer bezocht de Hoorn van Afrika. Deze week op de buitenlandpagina een serie portretten van vluchtelingen.