Binnenland

Mijmeren over het soldatenleven

Veel voormalige (dienstplichtige) militairen blijken nauwelijks moeite te hebben met het ophalen van herinneringen aan het leven op de kazernes waar ze tijdens hun diensttijd waren gelegerd. Aan de oproep die deze krant de afgelopen weken deed om anekdotes met de redactie te delen, werd breed gehoor gegeven. Een selectie.

7 May 2011 13:18Gewijzigd op 14 November 2020 14:52
Kromhoutkazerne, Tilburg. Foto privécollectie
Kromhoutkazerne, Tilburg. Foto privécollectie

H. Kamerling (62), Hendrik-Ido-Ambacht: „Mijn hele diensttijd van 1968-1969 heb ik (midden) gediend in de Kromhoutkazerne in Tilburg. Onze slaapzaal was achter op het kazerneterrein. Het voordeel was dat we niet door de poort in en uit gingen, maar gewoon over het hek, dat bestond uit een gemetseld muurtje met daarop een hekwerk van een meter. Uit het zicht van het wachtlokaal en de wachtcommandant. We maakten het zo bont dat we voor het weekendverlof op vrijdag een taxi bestelden bij het hek. Die bracht ons naar het NS-station waardoor we een trein eerder naar huis konden nemen. Het ging een paar keer goed, totdat we op het station gesnapt werden door een kapitein van onze kazerne. We moesten op het matje komen bij de compagniescommandant en mochten dat weekend niet naar huis. Dat was zwaar: een weekend op de kazerne en je meisje thuis. Het bewuste hek hebben we later alleen nog gebruikt om binnen te komen toen we op een avond te laat terugkeerden op de kazerne.”

Tj. Braaksma (83), Vlaardingen: „In 1947 stapte ik als dienstplichtig huzaar (tweede rij van onder, vijfde van rechts) van de cavalerie de Adolfkazerne in Amersfoort binnen. Ik woonde toentertijd in Friesland. De vooroorlogse kazerne was sterk verouderd en zonder enig comfort. De slaapzaal kende stapelbedden met een strozak en een kussen. Lakens kregen alleen de officieren en onderofficieren. De opleiding was vreselijk zwaar. De opperwachtmeester was een bullebak. De regels waren streng. Elke ochtend moesten we ons bed keurig opmaken en schoenen moesten altijd gepoetst zijn. Bovendien moesten we binnen en buiten de kazerne altijd salueren als we een officier tegenkwamen. De weekenden bracht ik door in het gezin van mijn vriendin. De organisatie op de kazerne was zonder meer slecht. In juli kregen we lange onderbroeken, die we in oktober moesten inruilen voor tropenondergoed. Materieel was tweedehands, overgenomen van de geallieerden. Eind 1947 vertrok mijn eenheid naar Indië.”

R. Verheij (72), Ermelo: „Van 1957 tot 1959 heb ik gediend bij het Korps Mariniers. Ik (vijfde van rechts) heb onder meer de Van Braam Houckgeestkazerne in Doorn, amfibisch oefenkamp Mokbaai op Texel en de Van Ghentkazerne in Rotterdam vanbinnen gezien. Veel herinner ik me nog van de periode in Doorn. Zes weken lang werden we totaal van de buitenwereld afgesloten. Later mochten we af en toe natuurlijk wel de poort uit. Passagieren, heette dat in marinetermen. Ik meldde me keurig bij de onderofficier van de wacht aan het loket: „Marinier derde klasse Verheij zou graag de poort uit willen.” De dienstdoende sergeant bleef rustig doorgaan waar hij mee bezig was en hoorde mij niet. Dacht ik. Ik herhaalde mijn vraag twee keer, maar hij hield zich stokdoof. Totdat een oudgediende me op de schouder tikte en tegen me zei: „Baroe (marineterm voor groentje, BM), je moet vragen of je met de volgende sloep de wal op mag.” Ik moest achter een witte lijn gaan staan en mocht even later zowaar de poort door.”

H. Karels (70), Gouda: „Herinneringen heb ik (rechts) vooral aan de Kloosterkazerne in Breda, waar ik bij de veldartillerie was ingedeeld. De kazerne was erg oud. We sliepen met veertig man op een verbouwde zolder. De toiletten waren twee verdiepingen lager op de begane grond. ’s Nachts werden de wasbakken op zolder gebruikt als urinoir. Dezelfde wasbakken moesten we ’s morgens gebruiken voor wassen en tandenpoetsen. Tijdens een wachtdienst kreeg ik een slaapbeen. Een hoge officier reed de poort binnen. Volgens de regels moest ik het geweer presenteren. Ik strompelde naar buiten, steunend op mijn wapen. Toen het bevel ”presenteer geweer” klonk, moest ik op beide benen gaan staan en viel pardoes om. Er brak paniek uit, omdat de medische dienst dacht dat ik polio had opgelopen. Ik werd naar het militair hospitaal in Utrecht gebracht. Toen ik duidelijk had gemaakt dat het echt om een slaapbeen ging, werd ik weer teruggebracht naar Breda. Mijn wachtdienst zat er intussen op.”

A. Jacobse (68), Oost-Souburg: „In 1961 meldde ik me bij de stoottroepen op de Frederik Hendrikkazerne in Blerick. Het was afzien. Vroeg opstaan, marcheren, sporten en stormbaan. Het was afzien. Veel gemoedelijker was de volgende periode van de chauffeursopleiding (foto). Rijden op de rotonde in Venlo hoorde daar ook bij. Als het de instructeur te traag ging, zette hij zijn voet op mijn voet op het gaspedaal. Onze majoor was voor ons als een vader. We maakten daar soms misbruik van. Zo liepen we een keer te kletsen tijdens het afmarcheren. De majoor gaf bevel te stoppen, liet ons een kwartier stram in de houding staan. Daarna een kwartier in looppas en opnieuw stram in de houding. „Kijk, jongens”, zei de majoor, „dat is nu een technische storing.” Na acht weken was er het rij-examen. Ik heb het in één keer gehaald. Ik had een stok achter de deur, want als je niet slaagde, dreigde de infanterie. Kruipen in de heide dus. Na de periode in Venlo ben ik naar de parate troepen in Oirschot gegaan.”

J. Kin (72), Balkbrug: „In 1958 kwam ik in militaire dienst op de Willem III-kazerne in Amersfoort. Ik volgde de opleiding tot tankchauffeur voor de M24 Chaffee. Later werd de Centuriontank ingevoerd. Eind augustus 1958 vertrok ik naar Cavalerie Schietkamp Vlieland voor schietoefeningen. Onderdelen en Centuriontanks werden verscheept naar het eiland. We waren daar een soort pioniers. Heel de winter bivakkeerden we in een tentenkamp. Pas later is er een kazerne gebouwd door bouwbedrijf De Witte uit Staphorst. In april 2004 moest het schietkamp op Vlieland definitief de deuren sluiten. Het laatste schot van een Leopardtank ging door het bord waarnaast ik op 15 juni 2004 poseerde met mijn vrouw (foto). Nog jaarlijks komen we met een deel van onze toenmalige groep uit 1958 bij elkaar. Veel herinneringen heb ik aan mijn tijd in militaire dienst. Bovenal aan wie God voor mij geweest is. Het heeft me aan niets ontbroken, en daarvoor ben ik de Heere voor altijd dankbaar.”

A. Terreehorst (77), Ridderkerk: „Na de basisopleiding in Ossendrecht en de kaderopleiding in Bussum en Ede kwam ik (rechts) in 1954 als wachtmeester in Den Haag bij de afdeling zware luchtdoelartillerie. Als wachtcommandant ging ik op een ochtend naar het kazerneplein om te zien hoe een groep militairen afzwaaide. Een soldaat verving mij even. Toen ik terugkwam in het wachtlokaal stond er een woedende batterijcommandant, omdat de soldaat een krant zat te lezen! Ik vroeg de man wat hij in mijn wachtlokaal deed, want hij had er geen toegang. „Weet je wel wie ik ben?” beet hij me toe. „Ja”, zei ik, „ze noemen u overal wilde Bill.” Enkele dagen later moest ik op het matje komen bij de kazernecommandant. Brutaal was ik geweest. Toch toonde hij enig begrip. Voortaan moest ik maar denken aan de berijmde Psalm 141:3: „Zet, Heer’, een wacht voor mijne lippen.” Ik denk er nog wel eens aan terug als we de psalm in de kerk zingen. Later hoorde ik dat de boze officier een berisping had gekregen.”

A. van den Berg (72), Voorthuizen: „Ik herinner me uit de diensttijd van 1962-1963 de kazernes waar ik bivakkeerde: de Kromhoutkazerne in Tilburg, de Juliana van Stolbergkazerne in Amersfoort en de Van Sijpesteijnkazerne (foto) in Utrecht. Deze kazerne stond op de plek van de huidige parkeergarage achter het centraal station. Het oude gebouw had ruime en hoge kamers en gangen. Ik kwam er in augustus aan. Het was warm, ’s nachts stonden de ramen wijd open. In gedachten hoor ik nog de stationsgeluiden: een kille luidsprekerstem en treinen die over wissels reden. Oranje licht van straatlantaarns zorgden ervoor dat het nooit echt nacht was. Op een zaterdagavond moest ik achterblijven voor wachtdienst op de ziekenzaal. De kazerne was zo goed als verlaten. Een jongen uit Limburg had ook dienst en was op dat moment in het waslokaal verderop in de gang. Ineens begon hij het ”Ave Maria” te zingen. De hoge ruimten versterkten de klank. Hoewel ik in hart en nieren protestant ben, is me dit altijd bijgebleven.”

J. van der Knijff (77), Emmeloord: „In 1953 kreeg ik (foto, met arm omhoog) mijn basisopleiding in de Wilhelminakazerne in Bergen op Zoom. Er moest veel gepoetst worden en het wapen moest perfect in orde zijn. De geestelijke verzorging hoorde ook bij de opleiding. We moesten aantreden op de appelplaats. Een wachtmeester bulderde: „Jeruzalem op de rechter- en Rome op de linkerflank.” Je was protestant of rooms, iets anders bestond er toen nog niet. Had je principiële bezwaren tegen inenten, dan kon je bij je kerkenraad een formulier krijgen dat was opgesteld vanuit de Gereformeerde Gemeenten en ondertekend door de predikant. Omdat ik niet op zondag wilde reizen, kreeg ik vanuit de kerk een boekje met contactadressen waar ik in het weekend terechtkon. Ik verbleef bij een familie in Bergen op Zoom. In Tholen gingen we naar de kerk. Een flinke wandeling. Later kwam ik in de legerplaats Oirschot terecht als chauffeur. Aan mijn diensttijd heb ik twee Zeeuwse vrienden overgehouden.”

H. Karels (64), Krimpen aan den IJssel: „In Ossendrecht kreeg ik (links vooraan) in 1966 mijn basisstraining. Na twee maanden werd ik radiotelefonist bij de luchtdoelartillerie. Via de Johannes Postkazerne in Steenwijkerwold kwam ik in de Johan Willem Frisokazerne in Ede terecht. Deze kazerne lag naast het station Ede-Wageningen. Om de twee weken kreeg ik een vrij vervoersbewijs om naar m’n woonplaats Rotterdam te reizen. Meestal ging ik liftend naar Rotterdam, zodat ik het treinkaartje kon gebruiken om tussendoor eens naar de Maasstad te gaan. In het kazerneleven waren de oefeningen buiten de kazerne hoogtepunten. Zo ben ik regelmatig op oefening geweest in Den Helder, Duitsland en op de Veluwe. Door de zelfredzaamheid ontstond er onderlinge verbondenheid. In de kazernes heb ik een stukje geloofsverdieping opgedaan en leren omgaan met heimwee. Daarnaast was er kameraadschap, respect, geduld en humor. Bovendien leerde ik de leegtes in de tijd creatief te vullen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer