Als 2010 het jaar van WikiLeaks was, dan is 2011 het jaar van de boeken óver de onthullingensite. De uitgaven geven samen een intrigerend beeld van de meest besproken organisatie van de afgelopen jaren.
Het nieuwsgierigst maakt ”Inside WikiLeaks” van Daniel Domscheit-Berg. De Duitser was onder het pseudoniem Daniel Schmitt lange tijd de tweede man naast oprichter Julian Assange. Totdat hij gebrouilleerd raakte met Assange en WikiLeaks in september 2010 verliet.
Als geen ander zou Domscheit-Berg zijn lezers een kijkje achter de schermen moeten kunnen bieden. En toegegeven, hij doet in ”Inside WikiLeaks” een aantal opmerkelijke onthullingen.
Bijvoorbeeld dat WikiLeaks helemaal niet die machtige, wereldwijd vertakte organisatie was zoals aanvankelijk vaak gedacht. De getallen van honderden actieve medewerkers en duizenden vrijwilligers waren „op z’n zachtst gezegd sterk overdreven.”
Het concept achter de site was weliswaar ingenieus, maar de technische infrastructuur aanvankelijk een lachertje. „Twee jongens met een afgeragd servertje. (...) Als iemand destijds had ontdekt waar onze server stond, hadden ze WL binnen de kortste keren om zeep kunnen helpen.”
Ook de vermeende echtheidscontrole blijkt een fabel. Tot eind 2009 controleerde niemand buiten Assange en Domscheit-Berg de binnengekomen stukken op echtheid. Hoewel het volgens hem nooit is misgegaan, geeft Domscheit-Berg toe: „We waren nalatig en stelden het vertrouwen van onze bronnen (...) in de waagschaal.”
Toch weten ze met de nodige kunstgrepen en een flink portie bravoure de site in de lucht te houden. Het gaat van de ene naar de andere onthulling. De geheimen van de Zwitserse bank Julius Bär, documenten van de Scientology Church, de privémails van de Amerikaanse politica Sarah Palin. En als begin 2010 de Collateral Murdervideo online komt, is er niemand meer die niet weet wat WikiLeaks is.
Met elke onthulling neemt de druk toe, en komen ook de onderlinge relaties op scherp te staan. Want dat is toch vooral waar ”Inside WikiLeaks” over gaat: de ronduit slechte verstandhouding tussen Domscheit-Berg en Assange.
Tussen de regels door schetst Domscheit-Berg een portret van zijn compagnon dat er niet om liegt. Compromisloos, autoritair, paranoïde, machtsbelust, vol grootheidswaanzin. Het boek lijkt vooral te willen verklaren waarom WikiLeaks aan de persoon Assange ten onder dreigt te gaan, alle inzet van Domscheit-Berg en anderen ten spijt.
Wat betreft de ware motieven achter WikiLeaks biedt Domscheit-Berg weinig verlichting. Hij vervalt in dezelfde retoriek die we Assange zo vaak hoorden bezigen: geloof in een betere wereld, volstrekte transparantie. „In de wereld waar wij van droomden bestonden er geen bazen, geen hiërarchie meer en zou niemand zijn macht nog kunnen baseren op het feit dat hij anderen uitsloot van kennis die ze nodig hadden om op gelijk niveau te handelen. Dat was waar wij voor streden.”
Uiteindelijk blijkt die droom uiteen te spatten door persoonlijke conflicten en een interne machtsstrijd. In september 2010 stapt Domscheit-Berg, samen met enkele andere medewerkers, uit WikiLeaks en start hij zijn eigen project: OpenLeaks.
De journalisten Marcel Rosenbach en Holger Stark van het gerenommeerde Duitse weekblad Der Spiegel geven in hun boek ”Staatsvijand nummer 1” een karakterschets van Assange die vrij is van persoonlijke rancune. Zeker, ook zij leerden de autoritaire, onberekenbare Assange kennen. Der Spiegel was het afgelopen jaar een van de mediapartners die met WikiLeaks samenwerkten bij de publicatie van verschillende grote lekken.
Waar Domscheit-Bergs boek vooral een persoonlijk, gekleurd verhaal is, geven Rosenbach en Stark een gedetailleerde reconstructie van de opkomst van WikiLeaks, tot aan de huidige impasse waarin de organisatie lijkt te verkeren.
Puttend uit interviews met Assange, Domscheit-Berg en de inner circle van WikiLeaks beschrijven ze de witharige Australiër en zijn geesteskind. Ze leggen de vinger bij de groeiende interne verdeeldheid, de verstoorde relatie met de mediapartners, de sterrenstatus van Assange, die er uiteindelijk mede toe bijdroeg dat hij nu voor de rechter staat vanwege vermeend seksueel misbruik van twee Zweedse vrouwen.
Van alle boeken laat ”Staatsvijand nummer 1” de meest gedegen indruk achter, niet het minst omdat de auteurs diep ingaan op de beweegredenen van Assange en de zijnen. Ze nuanceren hardnekkige vooroordelen over antiamerikanisme en anarchisme. Kritiek is er, omdat WikiLeaks zonder enige terughoudendheid alle geheimen publiceert. Ook als dat inbreuk doet op de privésfeer van individuen.
Maar ook de manier waarop media omgaan met de gelekte informatie deugt niet, stellen ze. Te vaak kiezen media de kant van de overheid, en daarmee verloochenen zij hun rol: goede journalistiek moet laten zien wat er is, niet wat zij mag laten zien.
Ongeacht of WikiLeaks overeind blijft of anderen zijn rol overnemen, uiteindelijk zal de publicatie van staatsgeheimen een positief effect hebben. „Misschien schaadt de bekendmaking van staatsgeheimen een regering en haar actuele werk. (...) Maar op de middellange termijn leidt het tot reinigingsprocessen en een nieuwe bijstelling van de politiek. Zij maakt een democratie sterker, niet zwakker.”
Nauwelijks de moeite waard is ”Julian Assange. De man die de wereld verandert”, geschreven door een ander Duits duo: Carsten Görig en Kathrin Nord. Wie afgaat op de cover verwacht een biografie van Assange, maar dat valt tegen. Het boekje bevat weinig nieuws ten opzichte van alle artikelen die reeds in de pers verschenen.
Dan kiest de enige Nederlandse productie in de hier besproken reeks een verfrissender aanpak. Wetenschappers, historici en journalisten pogen in de bundel ”WikiLeaks. Tussen cyberoorlog en informatierevolutie?” de invloed van de klokkenluiderssite in perspectief te plaatsen. Dat resulteert in uiteenlopende, maar interessante conclusies.
Zo noemt dr. Perry Pierik de publicaties van WikiLeaks een „waardevolle bron voor de interpretatie van de contemporaine geschiedenis” en stelt publicist Wim Huijser dat Assange met zijn publicaties probeert politieke besluiten te beïnvloeden – en hij dus wel degelijk een politieke agenda heeft.
Opvallend is dat veel van de meewerkende auteurs de Amerikaanse ambassadeberichten aanhalen. Terwijl historicus Maarten van Rossem op de hem kenmerkende zuurpruimerige manier het belang ervan wegrelativeert –„de hype is de basisstructuur van de nieuwsvoorziening geworden”– kennen de meeste scribenten juist meer waarde toe aan de ”cables” dan veel media tot nu toe deden. Dat is opmerkelijk, schrijft Pierik, want het directe belang is voor journalisten groter dan voor historici.
David Leigh en Luke Harding, journalisten van de Britse krant The Guardian, schreven met ”WikiLeaks. Inside Julian Assange’s war on secrecy” zonder meer het pakkendste boek. Het is het verhaal van traditionele journalisten die de handen ineenslaan met de techneuten van WikiLeaks, om de wereld te overspoelen met informatie die haar weerga niet kent.
In de beginjaren ervaart Assange tot zijn frustratie dat het publiceren van grote hoeveelheden ruw materiaal dikwijls niet tot de gewenste aandacht leidt. Ondanks verschillende opzienbarende lekken is WikiLeaks eind 2009 nog altijd niet de wereldspeler die Assange ervan wil maken.
Ergens in juni 2010 leest Nick Davies, gerenommeerd onderzoeksjournalist van The Guardian, in zijn eigen krant over de arrestatie van de 22-jarige militair Bradley Manning. De informatieanalist zou een grote hoeveelheid geheime documenten aan WikiLeaks hebben toegespeeld. Davies beseft dat hij in contact moet komen met Assange.
Dat lukt, en de twee ontmoeten elkaar in Brussel. Ze werken een deal uit. Om juridische redenen en voor een groter bereik wordt de alliantie uitgebreid met The New York Times en Der Spiegel. Later schuiven ook de kranten Le Monde en El Pais aan.
Terug in Londen ontvangt Davies de eerste bulk data: de door Amerikaanse militairen geschreven veldverslagen uit Afghanistan. Later volgen soortgelijke documenten over Irak en de Amerikaanse ambassadeberichten. The Guardian vliegt zijn beste journalisten in om zich over de ondoorzichtige wirwar van informatie te buigen, op zoek naar verhalen.
Als de extreme gevoeligheid van het materiaal duidelijk wordt, ontstaan ook de eerste meningsverschillen. De journalisten willen namen van informanten schrappen, Assange vindt dat niet nodig: „Het zijn informanten. Als ze worden vermoord, dan hebben ze het er zelf naar gemaakt.”
Nog voor de publicatie van de Afghanistandocumenten ontstaan er scheuren in het unieke mediapact, als Assange de informatie deelt met tv-station Channel 4. Bij Assange valt het verkeerd dat The New York Times niet wil verwijzen naar de website van WikiLeaks.
Terwijl de conflicten voortsudderen, is de publicatie van de Afghaanse oorlogsdagboeken –spoedig gevolgd door de Irakdocumenten– een daverend mediasucces. Ze leggen de verschrikkingen bloot van twee oorlogen, en onthullen dat de conflicten veel meer (burger)slachtoffers eisen dan bekend. Het nieuws heeft een impact die WikiLeaks alleen nooit had kunnen bewerkstelligen.
De onthullingen bezorgen Assange een sterrenstatus – en dan moet het grootste lek, de Amerikaanse ambassadeberichten, nog komen. De Australiër probeert zijdelings deals te sluiten met andere nieuwsorganisaties, en dat valt slecht bij de mediapartners van het eerste uur. De relaties komen verder onder druk te staan. Na kritische artikelen over Assange en –saillant– de uitgave van het hier besproken boek, lijkt de breuk tussen The Guardian en de eigenzinnige Australiër definitief.
Leigh en Harding schrijven hun boek vanuit een gekleurd perspectief. Dat blijkt uit de manier waar ze details over Assange optekenen: als was hij een halve zwerver, vies, arrogant en paranoïde tegelijk. Ze aarzelen ook niet reclame te maken voor de samenwerking tussen de vijf kranten, en de voortrekkersrol van The Guardian daarin.
Toch is hun boek een intrigerend verslag van de turbulentste periode uit de geschiedenis van WikiLeaks. Jammer is dat er vooralsnog geen Nederlandse vertaling lijkt te komen.
Nu de wereldwijde media-aandacht even lijkt te zijn verslapt, krijgt Assange de gelegenheid zich te concentreren op zijn juridische strijd met Zweden en te werken aan zijn autobiografie. Die moet in juni op de schappen liggen. Als zij niet vroegtijdig uitlekt, tenminste.
Inside WikiLeaks. Mijn tijd bij de spraakmakendste website ter wereld, Daniel Domscheit-Berg; uitg. Lebowski, Amsterdam, 2011; ISBN 978 90 48809 65 3; 304 blz.; € 16,90.
Staatsvijand nummer 1, Marcel Rosenbach en Holger Stark; uitg. Lebowski, Amsterdam, 2011; ISBN 978 90 48809 69 1; 336 blz.; € 19,95.
Julian Assange. De man die de wereld verandert, Carsten Görig en Kathrin Nord; uitg. Lebowski, Amsterdam, 2011; ISBN 978 90 48809 82 0; 160 blz.; € 10,-.
WikiLeaks. Tussen cyberoorlog en informatierevolutie?, Gerard Aalders en Perry Pierik (red.); uitg. Aspekt, Soesterberg, 2011; ISBN 978 94 61530 46 2; 218 blz.; € 16,95.
WikiLeaks. Inside Julian Assange’s war on secrecy, David Leigh en Luke Harding; uitg. Guardian Books, Londen, 2011; ISBN 978 08 52652 39 8; 340 blz.; € 15,99.