Nieuwe Kerk Den Haag trekt geen kerkgangers meer
DEN HAAG – De preekstoel staat er nog, maar de Bijbel ligt niet meer open in de historische Nieuwe Kerk in Den Haag. Het zijn nu congresbezoekers en musici die de kerk vullen. Dat is het trieste verhaal van een bijzondere kerk, vastgelegd in een nieuw boek.
Ooit stond ds. Joannes Vollenhove (1631-1708) hier op de kansel. Hij omschreef zijn kerk in een gedicht als een Patmos. De dichtende dominee koppelde het eiland waar de apostel Johannes verbleef mooi aan de oorspronkelijke naam van de wijk waar de Nieuwe Kerk was gebouwd. Eens bevond zich op deze plaats aan het Spui namelijk de rosse buurt Padmoes. En zo kwam het vorige maand verschenen boek ”Uit Padmoes verrezen. De Nieuwe Kerk in Den Haag” (uitg. Matrijs, ISBN 978 90 5354 407 7) aan zijn titel.
Het boek is wat te laat. Vorig jaar bestond de Stichting Nieuwe Kerk –zij beheert het gebouw– veertig jaar. Dat was de aanleiding om een aantal kenners van het monumentale gebouw te vragen de geschiedenis van de kerk te beschrijven. Half februari waren zij klaar met het boek.
De geschiedenis van de Nieuwe Kerk begint officieel op 2 mei 1656, als ds. Eleazar Lootius het bedehuis opent met een preek over Markus 11:17, waar het gaat over de tempel als „huis des gebeds.” De Nieuwe Kerk is de eerste kerk in Den Haag die als protestants bedehuis is gebouwd. Heel de plattegrond is gericht op één ding: de kansel, of beter gezegd: de Bijbel.
Het zijn de rijke en machtige heren van de Haagse Sociëteit –een soort stadsbestuurders– die de kerk betalen. En wie betaalt bepaalt, dus krijgt de kerk een stijlvolle en chique uitstraling. De statige herenbanken tegenover de preekstoel herinneren nog aan die tijd.
De architect Pieter Aaronsz. Noorwits (1612-1638) laat zich op zijn eigen manier inspireren –dat is ook de opdracht– door de statige Westerkerk in Amsterdam. Opvallend is de prachtige houten tentdakconstructie, waarin hij de nieuwste technieken toepast.
Op haar beurt is de Nieuwe Kerk weer een inspiratiebron voor andere kerkontwerpen. Zo is de dorpskerk van Woubrugge geënt op de kerk aan het Spui. Dat geldt ook voor de Waardkerk in Leiden en zelfs de Burgkerk in het huidige Kaliningrad (Rusland).
De Nieuwe Kerk neemt vanaf het begin een belangrijke plaats in in het Haagse leven. Niet voor niets vinden de vermoorde raadspensionaris Johan de Witt en zijn broer Cornelis in deze kerk hun laatste rustplaats en krijgt de wijsgeer Baruch Spinoza er zijn graf.
In 1810 verandert er veel. De kerk valt niet langer onder het stadsbestuur, maar komt in handen van de hervormde gemeente van de hofstad. Het is jammer dat de auteurs de kerkelijke geschiedenis van de Nieuwe Kerk laten rusten. Zo ontbreekt er een overzicht van alle predikanten die er dienden.
Wie het over het gebouw heeft, kan niet om het indrukwekkende orgel heen. Het instrument heeft een „roerige geschiedenis” achter de rug, schrijft Herman de Kler. Het Duytschotorgel wordt een paar keer stevig onder handen genomen, onder anderen door C. G. F. Witte van de firma Bätz en, in 1974, door Flentrop. Vanaf 1967 is het „stil daarboven.” Het orgel wordt niet meer intensief gebruikt.
Ook in de kerk wordt het stiller. In de loop van de twintigste eeuw loopt het aantal kerkgangers terug. Niet in de laatste plaats komt dat door de grote veranderingen in de omgeving van de kerk: huizen moeten wijken voor kantoren, winkels en verkeersaders. „Zo verdwijnen met de bedrijvigheid (van de haven) in korte tijd veel bewoners uit de binnenstad.”
Die ontwikkelingen resulteren in het opheffen van de kerkelijke gemeente van de Nieuwe Kerk. Ds. J. H. Boerlijst is in 1955 de laatste predikant die aan de gemeente verbonden wordt. In 1967 vindt de laatste dienst in de Haagse Nieuwe Kerk plaats.
De kerk wordt ondergebracht in een stichting en na een tweede grote restauratiebeurt in 1977 in gebruik genomen als concertzaal en congresruimte. Zou het er ooit nog over Patmos gaan?
Kervende klokkenluider
Hoog boven het kerkplafond van de Nieuwe Kerk in Den Haag bevindt zich een zolder. Daar hangen de klokken.
Het was ooit het domein van de klokkenluider. Totdat kort voor de Tweede Wereldoorlog een elektrische luidinstallatie het werk overnam.
Omdat het een flinke klim was, bleef de klokkenluider op zondag tussen de diensten vaak op de zolder wachten op de volgende dienst.
Van 1892 tot 1924 was Johannes Wagner de vaste klokkenluider en bracht vele uren op de zolder door.
Die tijd benutte hij door teksten in de dikke balken te kerven. In een van de stijlen op de zolder staat een gedeelte van het Onze Vader.
In een balk kerfde hij Johannes 14:2: „In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen.” Met een andere tekst is hij niet gereed gekomen: „De toekomst des Heeren die naakt, de rechter staat voor de deur.”