Kans op democratie Arabische wereld klein
De protestbeweging in de Arabische wereld lijkt steeds meer de vorm van een sneeuwbal aan te nemen. Alle natuurwetten trotserend, smelt de bal niet, maar lijkt hij juist in kracht en volume lijkt toe te nemen. Maar of het democratie brengt, is zeer de vraag. En moeten we dat wel willen?
In een poging de stormachtige ontwikkelingen in het Midden-Oosten te verklaren, wordt er driftig gezocht naar historische precedenten, die misschien kunnen helpen om voorspellingen te doen over de toekomst van deze Arabische revolutie. Hierbij duikt meer dan eens het jaartal 1989 op, het jaar van de val van de Berlijnse Muur die de ineenstorting van de voormalige Sovjet-Unie zou inluiden.
Die omwenteling heeft enorme gevolgen gehad, maar de ontbinding van de Sovjet-Unie tempert tegelijkertijd al te veel optimisme. De voormalige USSR was een enorm imperium met een westelijke en een zuidelijke vleugel. De in het westen gelegen staten van Oost-Europa zouden zich na 1990 inderdaad ontwikkelen in de richting van liberale democratieën en dit vormt de westerse perceptie van de val van de Muur in Berlijn. Dictatoriale regimes maakten er plaats voor parlementaire democratieën. De huidige ontwikkelingen in Tunis en Caïro worden binnen deze context gelezen. De beelden van demonstrerende massa’s lijken identiek, wat tot de verwachting leidt dat deze identieke beelden zullen resulteren in gelijke uitkomsten.
Het beeld wordt echter anders wanneer we onze aandacht richten op de zuidflank van de voormalige Sovjet-Unie, die grotendeels samenvalt met Centraal-Azië. Hier ontstonden na de ineenstorting van de USSR vijf nieuwe republieken die zich alle ontwikkelden tot exacte kopieën van de Sovjet-Unie, maar dan in het klein. Er ontstonden militaire dictaturen in plaats van parlementaire democratieën en de vraag is thans welk patroon de ontwikkelingen in de Arabische wereld zullen volgen.
De westelijke volkeren in Oost-Europa deelden hun cultuur en christelijke wortels met de volkeren in West-Europa, waar bovendien de Europese Unie gereedstond om de nieuwe democratieën te integreren binnen haar politieke en economische structuren. De EU vormde na 1990 een vangnet, wat deze naties de kans en de mogelijkheid gaf om democratische instituties te ontwikkelen die de ruggengraat vormen van liberale democratieën. De volkeren in Centraal-Azië moesten dit vangnet ontberen. Er werden weliswaar verkiezingen gehouden, maar die brachten slechts partijen aan de macht met een wezenlijk ondemocratische agenda die hun landen al snel veranderden in militaire dictaturen.
Ontwrichting
Wanneer we nuchter naar de Arabische wereld kijken, kunnen we slechts constateren dat ook hier een democratisch vangnet ontbreekt. Dat vergroot de kans dat ook hier vrije verkiezingen, zoals afgedwongen door de demonstrerende jongeren, uiteindelijk gekaapt en gewonnen zullen worden door partijen met een bedenkelijke agenda. Bovendien dienen we ons af te vragen of onze perceptie van de ontwikkelingen wel altijd de juiste is.
De turbulentie die de Arabische wereld nu in haar greep heeft, zou namelijk op de lange termijn wel eens een ontwrichtende uitwerking kunnen hebben. Van Algerije tot Jemen eisen demonstranten momenteel het vertrek van autoritaire regimes, die verantwoordelijk worden gesteld voor corruptie, armoede en werkloosheid. Maar de door velen gewenste transformatie van een militair regime naar een democratie vraagt om een stevig fundament. Het probleem in de Arabische wereld is echter dat de fundamenten, waarop deze staten zijn gebouwd aan slijtage onderhevig zijn. Daardoor ligt ontbinding van een staat op de loer.
Somalië is een voorbeeld van een staat die feitelijk opgehouden heeft te bestaan. Het gezag van de Somalische regering reikt nog niet eens tot de grenzen van de hoofdstad Mogadishu. Tribale krijgsheren hebben het land opgedeeld in privéstaatjes waar zij de dienst uitmaken. Deze politieke anarchie maakte de weg vrij voor gewelddadige islamitische groeperingen, die het land op hun beurt willen veranderen in een islamitisch emiraat.
Het beangstigende is dat steeds meer staten in de islamitische wereld deze richting lijken op te gaan. In Afghanistan heeft de regering van president Karzai geen enkel gezag buiten Kabul. Net als in Somalië maken in de rest van het land stamhoofden de dienst uit en niet de centrale regering. Terwijl de islamitische taliban hun eigen ideeën hebben over de toekomst van het land. Dezelfde situatie treffen we aan in Pakistan, waar de centrale regering zich in Islamabad heeft verschanst en ieder gezag in de provincies heeft verloren. Het is slechts een kwestie van tijd voordat ook staten zoals Afghanistan en Pakistan zullen worden betiteld als mislukte staten.
Minderheden
Al deze staten zagen het licht aan het einde van de koloniale periode, toen ze hun onafhankelijkheid verwierven. In deze periode ontstonden tientallen nieuwe staten in de islamitische wereld die allemaal het lidmaatschap van de Verenigde Naties verkregen. De inwoners identificeerden zich echter veelal niet met hun land, maar veel meer met hun stam of religieuze groepering. De nieuwe regimes in al deze kersverse staten faalden in hun belangrijkste taken: het ontwikkelen van het concept van burgerschap en het creëren van het besef dat allen gelijke burgers zijn van dezelfde staat. Dit zou binnen de islamitische wereld het urgente probleem van minderheden hebben opgelost.
Bij minderheden denken we in eerste instantie altijd aan christenen en andere niet-islamitische minderheden die in vrijwel geen enkel land in de islamitische wereld gelijke burgerrechten hebben omdat het idee van gedeeld burgerschap afwezig is. In al deze landen zijn echter ook islamitische minderheden die in het beste geval gediscrimineerd worden en in het ergste geval regelrecht vervolgd. In Pakistan en Afghanistan zijn sjiieten hun leven niet zeker. In vrijwel alle golfstaten vormen sjiieten belangrijke minderheden die vaak zelfs het recht wordt ontzegd om moskeeën te bouwen. Terwijl het sjiitische Iran op zijn beurt zijn eigen soennitische minderheid zwaar onderdrukt.
Het falen van vrijwel alle staten in de Arabische en islamitische wereld om het idee en gevoel te ontwikkelen dat allen gelijke burgers zijn, heeft overal geleid tot het ontstaan van eerste- en tweedeklasburgers. De scheidslijn tussen deze beide categorieën hoeft overigens niet altijd langs religieuze lijnen te lopen. In Noord-Afrika voelen de Berbers zich gediscrimineerd, in Jordanië de Palestijnen en in Jemen de bewoners van de zuidelijke provincies. Het heeft geleid tot gefragmenteerde samenlevingen die slechts bij elkaar kunnen worden gehouden door de harde hand van het militaire apparaat. Het voorbeeld van de voormalige Sovjet-Unie maakt echter duidelijk dat deze innerlijke erosie leidt tot het ontstaan van een tikkende tijdbom, die vroeg of laat ontploft.
Zo’n halve eeuw na hun onafhankelijkheid lijken veel Arabische staten dit punt te hebben bereikt. Regimes worden openlijk uitgedaagd en repressie lijkt niet langer te werken. Het ontbreken van een gedeeld gevoel van burgerschap en de maatschappelijke fragmentatie doen echter vrezen dat in een dergelijke situatie de verandering van de staatsvorm in de richting van democratie de problematiek eerder zal verergeren. Democratie is gebouwd op de acceptatie van de ander als gelijke medeburger. De ontwikkelingen in het voormalige Joegoslavië illustreren wat er kan gebeuren als er een democratische staatsvorm wordt ingevoerd, terwijl het besef van gedeeld burgerschap afwezig is. Een scenario dat zich na 2003 in Irak zou herhalen.
Wellicht dient het Westen, dat zo enthousiast democratie tracht te promoten, zich af te vragen of democratie op westerse leest wel in iedere situatie de beste oplossing is. De stabiliteit van onze wereld kan misschien wel enkele mislukte staten verdragen, maar geen tientallen.