WHO: SARS in China bijna onder controle
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) is de SARS-epidemie in China bijna helemaal meester. De komende zes tot twaalf maanden zullen er echter waarschijnlijk nog wel nieuwe gevallen van de longaandoening in het land blijven opduiken.
Dat heeft de Nederlander Henk Bekedam, vertegenwoordiger van de WHO in China, dinsdag gezegd op een persconferentie in de Zwitserse stad Genève, waar de organisatie haar hoofdvestiging heeft.
Bekedam vindt het bemoedigend dat het aantal nieuwe SARS-gevallen in China snel afneemt. „Eerst hadden we ongeveer honderd gevallen per dag, daarna veertig tot vijftig en inmiddels zitten we op rond de twintig gevallen per dag.”
China lijdt het zwaarst onder de SARS-epidemie. Tot nu toe zijn in China, inclusief Hongkong, bijna 7000 SARS-gevallen geconstateerd en zijn 530 mensen aan de gevolgen van de longaandoening overleden.
Bekedam constateert dat China het slagveld is waar de strijd tegen SARS moet worden gestreden. Hij stelt dat bestrijden van de ziekte moeilijk is, omdat de autoriteiten de laatste tien tot twintig jaar steeds minder in de gezondheidszorg zijn gaan investeren.
„Voor 60 tot 70 procent van de mensen is de gezondheidszorg te duur”, aldus Bekedam. „Het is daarom goed dat China heeft besloten op de lange termijn fors meer geld in de gezondheidszorg te steken.”
Ook noemt hij het opbeurend dat de Chinese autoriteiten de WHO nu volledig inlichten over nieuwe SARS-gevallen. Vier weken geleden stelden WHO-functionarissen nog dat China slechts „het minimum aan gegevens over de epidemie verstrekte.”
Toch is er volgens Bekeman nog volop reden tot zorg. Hij wijst erop dat in Peking bij ongeveer 50 procent van de SARS-gevallen niet kan worden achterhaald waar die vandaan komen. Bekeman stelt dat dit onder meer te maken kan hebben met de terughoudendheid van sommige SARS-patiënten. Niet alle mensen staan te springen om bekend te maken dat ze met het SARS-virus zijn besmet.
Verder maakt hij zich zorgen over de dunbevolkte gebieden in China. Het Chinese platteland heeft tot nu tot in vergelijking met Peking en andere grote steden nog niet zwaar te lijden gehad van de SARS-epidemie.
De medische voorzieningen op het Chinese platteland zijn echter gebrekkig. De WHO pleit daarom voor een betere gezondheidszorg daar. Die moet bovendien toegankelijk zijn voor alle bewoners. Ook wijst de organisatie op de noodzaak van snel reageren. „Je hebt maar enkele SARS-gevallen nodig om een explosie te krijgen. Daarom is het zo belangrijk de ziekte in een zo vroeg mogelijk stadium te signaleren en patiënten zo snel mogelijk te behandelen.”
Minder optimistisch dan Bekeman was de Amerikaanse minister van Volksgezondheid, Tommy Thompson, dinsdag. Tijdens een bezoek aan Brussel zei hij: „SARS slaat in Europa en de VS toe als in het najaar de volgende griepgolf uitbreekt. De ziekte gaat niet weg. Het neemt nu misschien een beetje af, maar in het najaar komt het terug. Volgens mij kun je ervan uit gaan dat er dan op alle vijf continenten doden vallen. Het virus kent geen grenzen.”