Groen & duurzaamheid

Verschillende jachthonden

Retriever - Retrievers halen geschoten wild op en brengen het naar de jager. Ze apporteren zowel op het land als in het water. Bekend zijn de labrador en de golden retriever. Van retrievers wordt gezegd dat ze een ”will to please” hebben, een grote werkwilligheid. In de hondenwereld zijn de meningen verdeeld over die term. Als de hond werkt, doet hij dat om de beloning, en niet om de baas te plezieren, is een uitleg. Anderzijds werkt een labrador anders voor of met zijn baas dan een beagle of een teckel. De laatste zijn eigenzinniger. In een gedragstest voor retrievers worden de eigenschappen buitdrift, brengdrift en buitdelingsbereidheid gemeten, en als een hond op zulke zaken hoog scoort, leggen mensen dat soms uit als een will to please.

15 October 2010 16:08Gewijzigd op 14 November 2020 12:09Leestijd 3 minuten

Lopende hond - Lopende honden –of brakken– volgen luid blaffend een spoor, zodat de jager weet waar hij heen moet. Een voorbeeld van deze rasgroep is de 
beagle. Brakken werken zelfstandig op afstand van hun baas en handelen naar eigen inzicht. Deze oeroude en specifieke karaktereigenschappen, jachtpassie en zelfstandigheid, komen soms over als eigenwijs en ongehoorzaam.

Staande hond - Staande honden, zoals de Drentsche patrijshond en de Weimaraner, zoeken met grote slagen het veld af. Zodra ze wild ruiken, wijzen ze het de jager aan door er zo veel mogelijk roerloos voor te blijven staan. Dat heet ”voorstaan”. Een ras als de Duitse staande hond moet behalve voorstaan ook apporteren. Hij geldt wel als een allround jachthond en kan werken op het land en in het water, in dichte dekking en op open veld.

Een voorbeeld van twee inheemse, Friese jachthondrassen zijn de stabyhoun en de wetterhoun.

Dashond en terriër - Dashonden en terriërs –aardhonden– drijven dieren als vossen en dassen uit hun holen. In Nederland komt deze vorm van jacht niet veel voor.

Een bekende dashond is de teckel. Om met teckels ook op bunzings, wezels en konijnen te kunnen jagen, zijn dwergteckels en de Kaninchen­teckels ontstaan. Door zijn uithoudingsvermogen en speurzin kan de teckel ook worden ingezet voor de jacht op wilde zwijnen.

De Engelse dominee John Russell (1795-1883) begon in de 19e eeuw met het fokken van jackrussellterriërs. Zijn kortbenige hondjes moesten te paard mee kunnen tijdens de jacht, in de zadeltas of op het zadel.

Zweethond - De Hannoveraanse zweethond –verwant aan de bloedhond– kan soms sporen volgen die meer dan een week oud zijn. De naam zegt het al: hij valt onder de zweethonden, een ras dat wordt ingezet om herten, reeën en wilde zwijnen op te sporen na de jacht. Zweethonden worden ook ingezet om aangereden wild te zoeken. Zweet is een jagersterm voor bloed.

Spaniël - Spaniëls zorgen ervoor dat het wild wegvliegt of -rent uit struikgewas. In jagerstermen: ze stoten het op. De spaniël is geschikt voor de jacht in bos en ruig terrein. Een in Nederland veel gebruikt ras is de Engelse springer spaniël, volgens de Raad van Beheer op Kynologisch gebied de oudste van alle jachthondenrassen. Hij zoekt zelfstandig, maar blijft wel dicht bij de jager. Spaniëls apporteren ook.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Vond je dit artikel nuttig?

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer