Zijn naam zei hem lange tijd bijna niets. Totdat hij als student het werk van de kerkvader onder ogen kreeg en zijn visie op het toekomstige vrederijk las. Ds. J. Koppelaar (60), hersteld hervormd predikant te Abbenbroek, over zijn leermeester Irenaeus: „Af en toe hield ik de adem in, zozeer was ik onder de indruk van wat hij schrijft over de realiteit van Christus’ wederkomst.”
In de boekenkast van zijn studeerkamer ligt het werk van de kerkvader voor het grijpen: een set van vijf vergeelde bundeltjes, bij elkaar nog geen 10 centimeter dik, losjes in de band, stukgelezen door de eigenaar, ds. Koppelaar. Met overtuiging: „Irenaeus heeft ons 1800 jaar na zijn dood veel te zeggen, zijn toekomstverwachting is actueler dan ooit en zou de kerken vandaag de dag aan elkaar kunnen verbinden.”
Kort nadat hij was begonnen aan de studie theologie in Utrecht kwam ds. Koppelaar met Irenaeus in aanraking. De predikant had zijn baan als politieman opgezegd en bereidde zich voor op het ambt van predikant. „Omdat ik de avonden zo veel mogelijk bij m’n vrouw en drie kinderen wilde doorbrengen, zag ik ervan af lid te worden van een dispuut. De faculteit wilde ter compensatie dat ik 300 uur zou besteden aan een of ander theologisch onderwerp.”
Ds. Koppelaar had snel gekozen: de toekomstverwachting van Irenaeus. Het thema zou hem nooit meer loslaten. „In de jaren zeventig werd veel gesproken over de eindtijd. Bij enkele theologen las ik dat de eschatologie, de toekomstleer, van de Vroege Kerk op formule was gebracht door Irenaeus. Dat wekte mijn bijzondere belangstelling. Ik kocht zijn werken en zette mij aan de studie.”
Meteen gegrepen?
„Zeker. Vooral door zijn hartstochtelijk verlangen naar de wederkomst van Christus. „Kom haastig, Heere Jezus, ja, kom haastig.” Dat gebed, verwoord door de apostel Johannes in Openbaring 22, leefde bij hem heel sterk. Met een brandend hart zag hij uit naar de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.
Uiteindelijk heb ik bij dr. E. Meijering, kenner van Irenaeus, een doctoraalscriptie geschreven over de vroegchristelijke toekomstverwachting.”
Irenaeus komt nogal rationalistisch over. Mist u in zijn boeken niet de warmte van het geloofsleven?
„Irenaeus heeft uitvoerig geschreven tegen allerlei ketterse bewegingen, vooral tegen de wederdopers die onder leiding van Montanus een vleselijk chiliasme dreven. Tot in detail geeft hij hun opvattingen weer. Dat kan bij lezers een zakelijke indruk wekken.
Maar zijn uiteenzettingen over de toekomst hebben zonder meer een warme toonzetting. Spreekt Irenaeus over Christus Die als Koning op aarde in Zijn vrederijk alles tot voltooiing zal brengen, dan komt hij woorden tekort om de veelvuldige zaligheid van God aan te prijzen.”
Wat is de belangrijkste les die u van hem hebt geleerd?
„Hoe Jezus straks aanbidding, eer en dankb’re lofgezangen zal ontvangen. Irenaeus schrijft daar heel concreet over. Wat Johannes schrijft in de Openbaring over de dingen die met haast moeten geschieden, pakt hij zo letterlijk mogelijk op.
Irenaeus weet van een letterlijke opstanding van de rechtvaardigen uit het midden van de doden, aan het begin van het vrederijk op aarde. Zij zullen Jezus bij Zijn wederkomst op de wolken en daarna op de Olijfberg verwelkomen. Daarna breekt het duizendjarig rijk aan, waarin Christus vanuit Jeruzalem de wereld regeert en het profetisch tegoed vervult. Het vrederijk is een opmaat voor de eeuwige heerlijkheid die na de oordeelsdag plaatsvindt. Dan worden hemel en aarde geïntegreerd.”
Neemt Irenaeus bij u de eerste plaats onder theologen in?
„Samen met Calvijn. Calvijn is mijn leermeester op het punt van de rechtvaardiging van de goddeloze door het geloof. Irenaeus laat zich daarover minder uit. Zeker, hij staat pal achter de orthodoxe leer van de verzoening door voldoening. Maar zo uitvoerig Calvijn erover schreef, zo beknopt Irenaeus.
Wel legt Irenaeus er de vinger bij dat Christus niet alleen de ziel van zondaren verlost, maar ook het lichaam. Dat was in zijn tijd een aangelegen punt. Het heil is niet alleen geestelijk, óók lichamelijk. God herstelt niet alleen de mens, óók de gehele schepping.
Het uitzien naar de openbaring van Christus en Zijn rijk – dat aspect van het christelijke leven verbindt Irenaeus en Calvijn nauw aan elkaar en heeft een actuele spits voor vandaag.”
Hoe groot is de verleiding zich aan een leermeester als Irenaeus uit te leveren?
„Heeft Irenaeus het laatste woord over de eschatologie? Die vraag heb ik mijzelf regelmatig gesteld, mede door kritische reacties op lezingen die ik over het onderwerp geef. Ik moet eerlijk de conclusie trekken: bij Irenaeus voel ik mij op dit punt het allerbeste thuis.”
Irenaeus was leerling van Polycarpus, die op zijn beurt leerling was van Johannes. Wat zegt dat u?
„Dat feit is voor mij van grote betekenis. Wat Irenaeus over de toekomst zegt, is niet zomaar een visie, niet een van de vele, nee, zijn tekst geeft de oerchristelijke opvatting weer. Telkens als Irenaeus over een facet van de toekomstleer schrijft, zegt hij: „Zo zeiden de ouden.” Dat doet hij maar liefst zeventien keer.
Met die ouden doelt hij op de kring van ouderlingen om de apostel Johannes heen. Van die kring kennen we twee namen: die van Papias en van Polycarpus, leermeester van Irenaeus. Er loopt dus een directe lijn van Irenaeus naar het Nieuwe Testament.”
Stel dat u vandaag een gesprek met uw leermeester had, welke vraag legde u hem voor?
„Ik zou zeggen: Irenaeus, u kon niet weten dat na Augustinus de toekomstleer zo zou verdonkeren. Wilt u ons vertellen wat Johannes nog méér aan de ouden heeft uitgelegd? Want dan zal het voor ons nóg duidelijker zijn dan nu dat het vroegkerkelijke chiliasme de orthodoxe leer is geweest, de leer van de kerk uit de apostolische tijd.”
Vroege vader van de christelijke dogmatiek
Irenaeus van Lyon (circa 140 tot circa 200 na Christus) geldt als de eerste theoloog van de christelijke kerk. In een portret van Ireneaus en zijn werk noemt dr. E. Meijering, oud-lector in de theologiegeschiedenis van de Universiteit Leiden, hem de „vader van de christelijke dogmatiek.”
Over de persoon van Irenaeus is weinig bekend. Hij groeide op in Klein-Azië, het huidige Turkije, in de omgeving van Smyrna. Als tiener maakte hij kennis met Polycarpus, bisschop van die stad, aangesteld door de apostel Johannes. Polycarpus behoorde tot een kring van ouderlingen die rechtstreeks contact met Johannes hadden.
Vermoedelijk na de marteldood van Polycarpus, omstreeks het jaar 155, vertrok Irenaeus naar Lyon, een belangrijke stad in Zuid-Gallië, een welvarende provincie van het Romeinse Rijk. Hij werd er bisschop en overleed er op ongeveer 60-jarige leeftijd.
Zijn theologische hoofdwerk draagt als titel ”Tegen de ketterijen”, een reeks van vijf boeken waarin hij vooral de gnostici van zijn dagen bestrijdt, volgens dr. Meijering niet altijd op een even vredelievende manier. Irenaeus hekelt de gedachte aan een kwade godheid naast de Schepper van hemel en aarde. God beheerst alles, schrijft hij, en wordt niet beperkt door andere machten. De kerkvader legt grote nadruk op de lichamelijkheid van Christus. Daarmee neemt hij afstand van zijn tijdgenoot Marcion. Volgens Irenaeus werd God mens van vlees en bloed om mensen te verlossen uit de zondige wereld. Bij die verlossing gaat het niet alleen om de ziel, zoals Marcion beweert, maar om ziel én lichaam. In tegenstelling tot de ideeën van de gnostici stelt Irenaeus dat de aarde niet voorbijgaat, maar dat de schepping een vernieuwing zal ondergaan.
Het werk van Irenaeus is de reformatoren niet ontgaan, Calvijn verwijst in zijn ”Institutie” een tiental keren naar hem. De reformatoren zagen in hem, aldus dr. Meijering, „de representant van de nog verregaand onbedorven christelijke theologie.” Hij werd door hen graag als getuige aangehaald in hun pleidooi om slechts op basis van de Schrift te theologiseren. De rooms-katholieken wezen daarbij op de belangrijke rol van de traditie bij hem.
Irenaeus ligt ook goed bij de protestantse scholastici, aldus dr. Meijering. Zij werken met een groot aantal citaten van hem, vooral op het terrein van de leer van de Schrift, de sacramenten en de godheid van Christus.
Irenaeus’ theologie laat zich volgens dr. Meijering als volgt samenvatten: „De goede God heeft een goede wereld geschapen, waarin de mens naar God toe moet groeien. Door zijn eigen schuld blijkt de mens dit niet te kunnen en te willen. Daarom gaat de goede Schepper als de Verzoener in tot Zijn schepping en schenkt een heil dat in de voleinding openbaar zal worden.”
Dit is het zevende en laatste deel in een serie over mensen die sterk zijn beïnvloed door een theoloog.