Harmoniums kopen in Parijs
Jacob Spaans heeft 23 drukwindharmoniums, 3 pijporgels, 2 clavecimbels en een piano. Tot op de Parijse vlooienmarkt weet hij de instrumenten te vinden. Zijn huis in Aalsmeer hangt vol met historische prenten. „Dat is de ellende, mijn verzamelwoede strekt zich ook uit over andere dingen.”
De honden zijn dood, maar Spaans wil geen nieuwe. „Ik ben te oud geworden voor een puppy en zie mezelf niet straks achter een rollator een hondje uitlaten”, zegt de 71-jarige verzamelaar. Hij woont in het gezelschap van een paar katten. Een oudkatholieke pastoor die het Reformatorisch Dagblad leest, het zullen er niet heel veel zijn. Jacob Spaans las aanvankelijk Trouw, maar zegde het abonnement op „wegens een steeds terugkerende rooms-rode negatieve berichtgeving over de orthodoxe kerken in het algemeen. Een artikel over patriarch Teoctist van Roemenië deed voor mij de deur dicht.”
Hij noemt zichzelf een „redelijk orthodoxe gelovige”. „Wat er in de geloofsbelijdenis staat, neem ik zoals het is. Ik geloof in de Drie-eenheid en in de werkelijke verrijzenis van Christus.”
Plotseling klinkt ”Eine kleine Nachtmusik” van Mozart. De tune van zijn telefoon. „De cartridge van mijn printer is aangekomen in de winkel”, zegt Spaans, „maar het is niet de goede.”
Oudkatholiek omschrijft hij als „katholiek-zonder-paus.” „Onze kerk telt in Nederland zo’n 10.000 leden. We worden bestuurd op oudchristelijke wijze, door gekozen bisschoppen. In die zin is er sprake van een zekere democratie.” Volgens Spaans is de genadeleer van Augustinus een belangrijk geloofsgoed in zijn kerk. „We staan dicht bij de lutherse wereld en op veel punten bestaat er overeenstemming met het geloofsgoed van de oosters- orthodoxe kerken. Verder kennen we bij de oudkatholieken geen verplicht celibaat. Wel zijn er celibataire priesters, zoals ik. Opvallend is de Bijbelse prediking. In de Oud-Katholieke Kerk van Polen wordt de preek wel eens het achtste sacrament genoemd. Dat wil wat zeggen.”
Schoolblijven
Spaans (1939) wordt geboren in Amsterdam. Van huis uit doet hij niets aan religie. Maar op de lagere school wordt er uit de Bijbel gelezen en gebeden. Op een dag vraagt de juf of de kinderen thuis allemaal hun gebedje wel doen.
„Japie Spaans, bid jij voor het slapen gaan?”
„Nee juf.”
„Schoolblijven.”
Na schooltijd krijgt Japie een gebed aangeleerd. Juf bindt hem op het hart dit elke avond te bidden voordat hij naar bed gaat.
Later gaat Jaap naar het Christelijk Lyceum in Amsterdam. „Terwijl het gezin waaruit ik kwam antikerkelijk was, waren al mijn vriendjes op school gereformeerd. Ik heb gereformeerd gevoetbald, gereformeerd getafeltennist, gereformeerd gezwommen. En ik ben gereformeerd orgel gaan spelen. Alleen mocht mijn orgelmuziek thuis niet worden beluisterd – wel de Beatles van mijn broertje.”
Spaans wordt door zijn oom Gerard op sleeptouw genomen naar orgelconcerten. „Ik was hard op weg gereformeerd te worden, tot mijn militaire diensttijd. Overal waar ik kwam, zocht ik naar orgels. Zo maakte ik in Maastricht kennis met het schitterende orgel van de Martinuskerk en met de rooms-katholieke liturgie. Ook in Ede vroeg ik in alle kerken of ik orgel mocht spelen. Daar klonk het telkens: „Geen denken aan.” Behalve ds. Burghoorn van het lutherse kerkje, die zei: „Natuurlijk.” Ik werd er heel leuk opgenomen in de gemeente, er was veel plaats voor kerkmuziek. Ik hoorde er voor het eerst van Heinrich Schütz, en werd er assistent-organist.”
Terug in Amsterdam volgt de 22-jarige Spaans catechesatie, wordt gedoopt en doet belijdenis in de Lutherse Kerk. In die tijd zoekt hij een baantje als organist. Een lerares van de school waar hij werkt, is getrouwd met een pastoor. Spaans: „Ik dacht: Aan die pastoor zit een orgel vast. De man bleek heel muzikaal te zijn. Ik heb met hem een tijdje één avond in de week samengespeeld; hij op de blokfluit en de viool, ik op het orgel.”
Via deze man komt Spaans in aanmerking voor een vacature voor organist in de oudkatholieke kerk van Zaandam. „Een juweel van een kerkje, uit 1695, met een orgeltje uit 1714. Ik heb daar een aantal jaren gespeeld – toen ben ik toch maar overgestapt naar de Oud-Katholieke Kerk van Nederland. Mijn lutherse predikant, ds. C. Pel, vond dat heel begrijpelijk. Tot zijn dood –hij is 97 geworden– hebben we contact gehouden.”
Sigarenbandjes
Spaans studeert theologie en musicologie in Amsterdam en Utrecht. Hij wordt in 1975 tot priester gewijd in Haarlem en als pastoor aangesteld in Alkmaar. Later is hij verbonden aan de gemeenten van Dordrecht en Culemborg. Op dit moment is hij lid van het College van Orgeladviseurs Nederland (CvON) en lid van de raad van advies van de Stichting Kerkelijk Kunstbezit in Nederland (SKKN).
Verzamelen zit de bewoner van het statige negentiende-eeuwse pand in het bloed. De wanden zijn behangen met prenten van kerkinterieurs en orgels. „Ik heb altijd verzameld”, zegt hij. „Sigarenbandjes, orgelfoto’s. Het begon met prenten van kerkinterieurs en orgels. Ik heb er zojuist weer één gekocht op de veiling in Amsterdam, met een orgel erop, ik weet nog niet welk. En als ik meer geld zou hebben gehad, zou ik achttiende-eeuwse en negentiende-eeuwse pijporgels hebben verzameld.”
Het worden zogeheten ”drukwindharmoniums”, waarvan Spaans er 23 heeft. Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee typen harmoniums, legt Spaans uit. „Allereerst het harmonium dat de Fransman Alexandre Debain in 1840 bedacht. Het betreft een eenklaviersinstrument met vier rijen doorslaande tongen. Ook in de mondharmonica en de accordeon zitten zulke tongen. Het type van Debain werkt met overdruk: de bespeler zorgt met de twee trappers via de schepbalgen voor lucht in de magazijnbalg. Daar ontstaat dan overdruk, vandaar de naam drukwindharmonium. Het zogeheten zuigwindharmonium werkt daarentegen met onderdruk in de magazijnbalg. Het zuigwindharmonium was eenvoudiger te maken dan het drukwindharmonium. Zuigwindharmoniums werden bij honderdduizenden geproduceerd in Amerika en Duitsland en vonden hun weg naar protestantse gezinnen.”
Spaans wijst naar zijn eerste drukwindharmonium, gekocht voor 1450 gulden van de Fries Taco Boersma. „Taco haalde allerlei dingen uit Engeland, ook pijporgels. Ik heb voor de verkoop van zijn instrumenten ook wel bemiddeld in oudkatholieke kerken. Zo ging het van instrument tot instrument. In Dordrecht had ik een huis met veertien kamers. Ik ben een paar keer naar de vlooienmarkt in Parijs geweest. Maar, dat is de ellende, mijn verzamelwoede strekt zich ook uit over andere dingen. Zo kocht ik in Parijs ook een kerkelijk gewaad.”
Spaans weet zich vooral geboeid door bijzondere constructies en afwijkingen. Een fraai exemplaar is het drukwindharmonium van de beroemde Parijse bouwer V. Mustel, met zes stemmen in de bas en acht in de discant. Het instrument laat een machtig plenum horen. „Als ik iets koop, is het vaak een klein instrument”, vervolgt hij, wijzend naar een kinderharmonium van zo’n 40 centimeter lang. „Gekocht via Marktplaats voor 100 euro. Soms is er iets kapot, dat repareer ik dan. Als je zo’n instrumentje in goede staat wilt hebben, ben je tussen de 200 en de 400 euro kwijt.”
Afgrijselijk glas in lood
Het restaureren van historische instrumenten en kunst brengt lastige dilemma’s mee, weet Spaans vanuit zijn jarenlange ervaring als adviseur. „Neem het orgel van de Der Aa-kerk in Groningen. Het grote breekpunt hier is: breng je het terug in de staat van de bouwer Schnitger of van de bouwer Timpe, die het instrument later uitbreidde? Hoe restaureer je: terug naar de originele staat, of met handhaving van toevoegingen uit later eeuwen? Zelf ben ik geneigd te zeggen: Breng een object terug in de originele staat, maar met behoud van mooie elementen die later zijn toegevoegd.”
Spaans noemt een voorbeeld uit zijn praktijk als pastoor. „In mijn kerk in Culemborg waren afgrijselijke glas-in-loodramen aangebracht, die al het licht wegnamen. Alle betrokkenen waren het erover eens de ramen te vervangen door helder glas. Behalve de ambtenaar kunstzaken van de gemeente Culemborg, die het laatste woord had. Dus zijn die foeilelijke ramen gerestaureerd en kan er nog steeds geen dienst worden gehouden zonder kunstlicht. Tja, wat is wijsheid? In Dordrecht heb ik de ramen wel laten vervangen. Van een donkere sombere ruimte is het een vrolijke lichte kerk geworden.”