De foto maken die op het nachtkastje komt
De energie die Marco Borggreve in de concertzaal ervaart, probeert hij later in beeld te brengen. Een foto van een musicus is voor hem pas echt geslaagd wanneer een moeder de foto van haar zoon op het nachtkastje wil zetten.
Rustig doet hij zijn verhaal. Vrijwel elk woord is raak. Dat typeert Marco Borggreve (45) en de manier waarop hij werkt. Hij komt bescheiden over, maak ook als een man die goed weet wat hij wil: zijn tijd zorgvuldig gebruiken en alleen mensen fotograferen met wie hij een klik voelt.
„Wanneer een musicus bij mij aanklopt, zeg ik niet direct ja of nee. Ik verdiep me in hem, vraag wat anderen van zijn verrichtingen vinden en probeer een opname van hem te beluisteren. Daarna neem ik pas een besluit.”
Borggreve is een gevestigde naam in de wereld van de klassieke muziek. Hij werkt met grote musici als Harnoncourt, Uchida, Leonhardt, Brautigam, Lang Lang, Gergiev en Hogwood. Van teren op roem wil hij echter niets weten. „Elke keer moet ik gewoon goed werk afleveren.” Toch heeft zijn bekendheid voordelen. „Het gebeurt regelmatig aan het einde van een vooroverleg dat deelnemers mij aankijken en me vragen het verlossende woord te spreken. Als ik tegenwoordig in concertzalen kom, hoef ik niet meer te soebatten, maar vragen mensen uit zichzelf wat ik nodig heb.”
Of iemand beroemd is, zegt Borggreve weinig. „Het gaat mij om het niveau en de intenties van een musicus. Blijft hij zoeken naar het beste omdat de materie zo uitdagend is? Wil hij ergens achter komen, iets toevoegen of mensen blij maken? Ik stap zelf geregeld op jonge musici af die mij opvallen, omdat ze een verhaal te vertellen hebben.”
De fotograaf startte twintig jaar geleden. Als autodidact. „Ik maakte foto’s tijdens het Festival Oude Muziek in Utrecht en bezorgde die bij kranten. Ze werden enthousiast ontvangen.” Borggreve werkt vanaf het begin alleen met musici. „Ik heb wel enkele uitstapjes naar het bedrijfsleven gemaakt, maar hield dat niet vol. Ik moet tijdens het fotograferen energie en inspiratie kunnen opdoen voor een volgende klus.”
Zijn passie gaat verder dan belangstelling. „Muziek is voor mij een levensvoorwaarde. Ik denk in feite constant over muziek na; over passages die ik niet doorgrond of over het tempo dat een musicus koos. Het is zo boeiend om na te gaan hoe al die verschillende persoonlijkheden op zoek zijn naar dezelfde resonans. Sommigen noemen dat het geheim achter de muziek. Elke musicus kiest een eigen taal. De een probeert een werk heel individueel te maken. Een ander probeert het daarentegen zo zuiver mogelijk te spelen en de eigen interpretatie zo weinig mogelijk te laten gelden.”
Een mooi voorbeeld vindt Borggreve de jonge violist Sergey Khachatryan, die in 2005 in Brussel het Koningin Elizabeth Concours won. „Hij vertelde mij de partita’s van Bach te hebben opgenomen, omdat hij het gevoel had iets aan bestaande interpretaties toe te kunnen voegen. Zoiets is gewoon stoer. En inderdaad, Khachatryan speelt Bach zoals ik het nooit eerder hoorde. Of ik het echt mooi vind, weet ik niet, maar hij slaat mij wel met zijn visie om de oren.”
Borggreve speelde ooit klassiek gitaar, maar bezat naar eigen zeggen onvoldoende talent om op professioneel niveau door te gaan. Ook een studie theaterwetenschappen bood hem te weinig voldoening. „Ik was in die tijd tijdens de avonduren suppoost in Muziekcentrum Vredenburg in Utrecht en merkte steeds duidelijker dat mijn hart volledig bij muziek lag. Via de fotografie geef ik daar nu invulling aan. Het mooie is dat een fotograaf iets maakt wat zichtbaar is en actualiteitswaarde bezit.”
Wat wil Borggreve laten zien? „Iemands liefde voor de muziek. Niet zozeer de mens achter de musicus. Ik probeer onder de aandacht te brengen dat iemand niet wereldvreemd, maar wel bijzonder is en over de nodige lef beschikt. Dat laatste is onmisbaar om avonden achter elkaar op het podium te kunnen staan.”
De fotograaf probeert dicht bij de persoonlijkheid van de musicus te blijven en diens relatie met zijn instrument te benadrukken. Hij stelt ook grenzen. „Als iemand vraagt zijn populariteit, jeugd, schoonheid of sensualiteit te benadrukken ga ik daar niet in mee. Tegelijkertijd ben ik niet te beroerd om een frisse knaap die ook van popmuziek houdt in een leren jasje te portretteren. Mensen hebben dus wel degelijk een eigen inbreng.”
Borggreve zoekt naar de optimale omstandigheden. „Musici komen nooit naar de studio tijdens de eerste repetitiedag of op de dag van het concert. Wel bijvoorbeeld een dag later. Ze zijn dan ontspannener, zeker als het concert goed is verlopen. Het is fijn om langer met dezelfde mensen te kunnen werken. De karakteristieken die mij opvallen, probeer ik in de foto’s terug te laten komen.”
Natuurlijk spelen ook gewone technische zaken een rol. „Ik heb inmiddels zo veel kaaklijnen gezien dat ik kan analyseren op welke manier een gezicht het beste in balans is. Het is vervolgens de kunst om dit bij elke sessie in een voor die persoon nieuwe vorm te gieten.”
Musici zijn drukbezette mensen. Borggreves werk bestaat daardoor voor 70 procent uit plannen en reizen en slechts voor 30 procent uit het fotograferen zelf. De meeste klussen doet hij in het buitenland. „Ik noteer van alle plekken waar ik kom hoe de lichtinval is en waar de beste foto’s gemaakt kunnen worden.”
Meestal nodigt de fotograaf iemand een hele dag uit. „Daar rollen zo’n dertig foto’s uit, die afwisselend geschikt zijn voor krant, cd-hoesje, programmaboek of website. Een managementbureau kan daar meestal een jaar of drie mee vooruit.”
De fotograaf werkt veel met zwart-wittinten. Af en toe gebruikt hij kleur. „Ik leg mijn eigen palet over foto’s heen, zodat herkenbaar wordt dat ze van mij afkomstig zijn. Mijn beelden zijn heel persoonlijk. Ik vraag me soms af hoe lang mensen dit nog mooi blijven vinden. Het blijft daarom de kunst om steeds een variant op mijn thema te vinden.”
Wie bepaalt of een portret geslaagd is? „Wanneer een moeder de foto van haar zoon op het nachtkastje wil zetten, is de plaat een schot in de roos. Zij kent de musicus immers het beste.”
Het portretteren van dirigenten is een verhaal apart. „Tegenwoordig fotografeer ik een dirigenten niet meer tijdens repetities, maar tijdens het concert zelf. Dan komt de juiste energie los.” Vroeger verstopte Borggreve zich ergens in de concertzaal en gebruikte lange lenzen. Tegenwoordig zit hij keurig in een zwarte outfit tussen de musici op het podium. „Meestal tussen de houtblazers. Problemen geeft dit nooit. Ik heb een stille camera en weet in welke muziekpassages ik mijn beelden kan schieten. Het publiek merkt er weinig van dat ik geen musicus ben, omdat vrijwel alle aandacht naar de dirigent uitgaat.”
Borggreve laat het tijdens zijn reizen niet alleen bij fotograferen. Soms gaat hij met musici in gesprek en snijdt hij punten aan die hem opvallen. „Onlangs merkte ik dat een jonge dirigent een beweging in de muziek aangaf en daarna direct in de partituur dook om een volgende passage voor te bereiden. Hij beleefde daardoor de mooie momenten niet samen met de orkestleden. Het bleek de volgende dag dat hij iets met mijn opmerking deed. De musici reageerden positief op de verandering.”
De fotograaf trekt niet alleen rond met zijn toestellen en lenzen. „Ik neem altijd een stapeltje cd’s mee van mensen die ik goed vind. Ik deel die schijfjes gericht uit met het verzoek ernaar te luisteren en na te gaan of de interpreet iemand is met wie desbetreffende musicus zou kunnen samenwerken. Veel musici leven op een eiland. Ik reis langs concertzalen, orkesten en solisten en ontmoet veel spelers. Het biedt de mogelijkheid om mensen met elkaar te verbinden. Dit geeft een extra dimensie aan mijn werk.”
Dit is het tweede deel in een serie over muziekfreaks. Over twee weken deel 3.