Uit het zuidoosten van Turkije zijn duizenden Syrisch-orthodoxe christenen naar Nederland gevlucht. Ze hebben het hier goed, maar het „zoete vaderland” blijft trekken.
Met iedere vezel van hun bestaan voelen de Syrisch-orthodoxe christenen zich verbonden met de Tur Abdin, ofwel de berg van Gods knechten. Het is de streek in het zuidoosten van Turkije met zijn prachtige kloosters waar ze veertien eeuwen lang in een hun vijandige omgeving het geloof trouw zijn gebleven.
„De Tur Abdin is voor ons het tweede Jeruzalem”, zegt de Syrisch-orthodoxe priester Somail Dogan. Dogan vluchtte in 1985 naar Nederland. Hij is afkomstig uit de stad Hah met zijn Mariakerk, een betoverend bouwwerk dat volgens de overlevering door de Wijzen uit het Oosten is gebouwd. Dogan vluchtte net als duizenden van zijn geloofsgenoten naar het Westen „omdat we geen vrijheid in Turkije hadden.” Nu woont hij in moderne ruime gezinswoning aan de rand van Enschede.
Fikri Aygur, de voorzitter van de Syrisch-orthodoxe belangenorganisatie European Syriac Union (ESU), verduidelijkt de uitspraak van de priester. „We mogen onze taal, het Aramees, niet in het openbaar gebruiken. Daarom vinden religieuze verplichtingen achter gesloten deuren plaats. Kerken mogen niet worden gerenoveerd. Sinds eind jaren zeventig krijgen christelijke jongeren de islamitische theologie onderwezen. Christelijke dienstplichtigen staan tijdens hun diensttijd continu onder druk om zich tot de islam te bekeren. Syrisch-orthodoxe christenen mogen na hun studie niet als ambtenaar werken. Politiek mogen ze niet bedrijven. Als er problemen zijn met het Westen, zoals enkele jaren geleden met de Deense cartoons, dan worden we direct bedreigd en aangevallen.”
Aygur trok zelf als jonge jongen in 1969 met zijn ouders vanuit het zuidoosten van Turkije naar Istanbul. Tien jaar later ging het gezin naar Nederland. Nu woont hij net als Dogan in het oosten van het land, in het nabij Enschede gelegen Hengelo.
Van oorsprong komt Aygur uit het dorpje Kafarbe, dat op 2 kilometer afstand ligt van het klooster Mor Gabriel dat regelmatig in het nieuws is omdat het met een aantal omliggende dorpen en de Turkse staat in verschillende processen is verwikkeld. De processen gaan steevast over het grondgebied van het klooster. De dorpen zeggen dat het klooster zich onrechtmatig grond heeft toegeëigend. „Het bizarre is natuurlijk dat het klooster er veel eerder was dan de dorpen”, aldus Aygur.
Aygurs geboorteplaats Kafarbe was in het verleden een overwegend Syrisch-orthodox dorp. Het telde voor de genocide van 1915 zeventig Syrisch-orthodoxe gezinnen en dertig Koerdische. In 1987 vertrok het laatste Syrisch-orthodoxe gezin. „Nu wonen er alleen nog maar Koerden”, vertelt Aygur.
Het verhaal van Kafarbe is kenmerkend voor het zuidoosten van Turkije. In Tur Abdin wonen nu nog naar schatting 3000 Syrisch-orthodoxen. De meesten trokken naar het Westen. In Nederland hebben zich er vanaf de jaren zeventig naar schatting 15.000 gevestigd.
„In Nederland genieten we na 1400 jaar weer van de vrijheid. Nederland is een beschermd gebied waar we onze cultuur kunnen doen herleven zonder beperkingen. In de meer dan dertig jaar dat wij hier zijn, hebben we met democratie kunnen kennismaken en kunnen we opkomen voor de rechten van ons volk in Turkije en Syrië. Nederland is een land waarin we naar de toekomst kunnen kijken. In Turkije was dat niet mogelijk, dat was een gevangenis. Als mijn kinderen in Nederland een universitaire studie volgen, kunnen ze daar iets mee. Dat was in Turkije niet mogelijk.”
Somail Dogan stemt in met de voordelen die het vrije Nederland biedt, maar tegelijk merkt hij op dat de stap van Turkije naar Nederland voor veel mensen wel een heel grote is. „De twee culturen in die landen staan ver van elkaar. Onze mensen hadden geen studie genoten, hadden nog nooit in een trein of vliegtuig gezeten. Dan moeten ze als ze hier komen in één keer meedoen. Dat gaat niet. In een auto kun je ook niet van de eerste naar de vijfde versnelling schakelen.”
De priester vreest zelfs dat de Syrisch-orthodoxe gemeenschap haar cultuur op den duur zal verliezen. „De westerse cultuur is als een jurk die voor ons is gemaakt en die we moeten aantrekken. Daar hebben we geen problemen mee, want we hebben ons altijd aan onze omgeving moeten aanpassen. In het Midden-Oosten deden we dat ook met de Koerden en Turken. Toch is er verschil. In Turkije maakten we deel uit van de islamitische wereld. Dat betekende dat je beperkt was. Maar hier in het Westen zijn geen beperkingen. En omdat die er niet zijn, kun je makkelijk verdwalen en kom je ver van je eigen traditie af te staan.”
Dogan noemt als voorbeeld de Syrisch-orthodoxe jongeren die zaterdagavond naar de stad gaan. „’s Nachts om twee uur of drie uur liggen ze dan in bed. Dan gaan ze de volgende dag niet naar de kerk. Hier trekken te veel zaken aan onze jongeren.”
Priester Somail Dogan wil niet zeggen dat de jeugd van de ouders vandaan groeit, maar hij ontkent het ook niet. „Onze jongeren zitten in een spagaat. Ze willen hun ouders niet verlaten, maar willen hier ook meedoen. Ze willen beide partijen tevredenstellen.”
In Turkije was het voor de jeugd vanzelfsprekend dat men christelijk was. Jongeren namen het geloof over van de priester en van hun ouders. In Nederland beginnen jongeren zich de vraag te stellen: Wil ik nog wel christen zijn?
„De vrijheid begint onze traditie aan te tasten”, merkt Aygur op. „Bij de jongere generatie zie je een weggroeien van kerk en taal. Je ziet ook dat de familiebanden zwakker worden. De ouderen hebben nog wel contact met elkaar, ook al wonen ze verspreid, maar de jongeren hebben dat steeds minder. Ze chatten zelfs niet met elkaar. Gezinnen worden op zichzelf teruggeworpen, al zijn die gelukkig nog wel sterk.”
Dogan en Aygur betreuren het dat in 2004 het onderwijs in de eigen taal en cultuur op de scholen in Nederland is weggevallen. „Speciaal voor dat onderwijs had de bisschop mij in dienst genomen”, zegt Dogan. „Ik leerde de kinderen het Aramees, de taal die Jezus en Zijn apostelen spraken en die wij in onze kerkdiensten en in onze dorpen nog gebruiken. Het is de taal van het oude Mesopotamië, de taal die de wereld de cultuur heeft geschonken.”
Omdat het lesgeven op scholen niet meer is toegestaan –de maatregel was overigens ook gericht tegen het Turks en het Marokkaans– moet het in de kerken gebeuren. De animo om de taallessen in de kerk te volgen is echter niet groot. Soms wonen de mensen gewoon te ver van de kerk. „Maar het zorgt er intussen wel voor dat onze cultuur wordt beschadigd.”
Dogan en Aygur zijn bang dat de Syrisch-orthodoxe gemeenschap op termijn „volledig los van haar wortels komt te staan.” Aygur: „Het leven is hier goed, maar je kunt je identiteit moeilijk handhaven. De Syrisch-orthodoxen hebben altijd bij elkaar gewoond en zo hield men de traditie levend. Als de Syrisch-orthodoxe gemeenschap haar normen en waarden wil behouden, moet ze zich daarom richten op terugkeer naar Turkije.”
Dogan zou niets liever willen dan terugkeren naar de Tur Abdin. „Wij zeggen altijd: het vaderland is zoeter dan suiker. Als je vlucht ben je af van de ellende waar je in zat, maar na verloop van tijd ga je missen wat je kwijt bent: je cultuur, je familie, de plaats waar je geboren bent.”
Aygur beseft dat remigratie een terugkeer naar de vijandige omgeving in Turkije inhoudt. „Het is voor ons versmelten in het Westen of aanslagen riskeren in het Oosten.”
Op de vraag of de Syrisch-orthodoxe gemeenschap terug wil antwoordt Aygur dat er nooit onderzoek is verricht naar die vraag. Hij verwijst naar de praktijk. „Met name uit Duitsland en Zwitserland zijn er al gezinnen naar het zuidoosten van Turkije teruggekeerd. Vaak ook brengen bejaarden er een groot deel van het jaar door. Anderen renoveren hun oude woningen waar ze dan de zomer doorbrengen.”
Aygur ontkent niet dat het eenvoudig zal worden als iedereen terugkeert. „Koerden hebben vaak de bezittingen van de Syrisch-orthodoxe christenen afgepakt en de bescherming van de Turkse staat laat te wensen over. Daarnaast is de levensstandaard er laag en is er bijvoorbeeld geen werk. Bovendien spreken de jongeren geen Koerdisch. Ik was onlangs in een dorp en daar was de voertaal Duits.”
Dogan: „Ik mis mijn land, maar het moet er wel veilig zijn. Ik wil daar leven zoals ik hier leef. In mijn geboortedorp wil ik sterven, maar het moet wel kunnen.”
Niet-islamitische minderheden moeten het in het Midden-Oosten vaak ontgelden. Velen zijn daarom naar het Westen gevlucht. Hoe vergaat het hen nu ze vrij zijn van discriminatie en vervolging? Zaterdag het tweede artikel deel in een serie van drie: de Syrisch-orthodoxe christenen.
Syrisch-Orthodoxe Kerk
De Syrisch-Orthodoxe Kerk beschouwt zichzelf als de eerste, heilige, universele en apostolische kerk van het christendom. Voor de oorsprong van de Syrisch-Orthodoxe Kerk wordt verwezen naar Handelingen 11:26, waar de volgelingen van Jezus in Antiochië christenen worden genoemd. Deze kerk was de eerste buiten Palestina.
De Syrisch-Orthodoxe Kerk is een afscheiding van de grote Byzantijnse Kerk. Ze weigerde de theologische beslissingen van het concilie van Chalcedon te aanvaarden. Op het concilie werd onder andere vastgesteld dat Jezus volledig mens en God is. De Syrisch-orthodoxen geloven daarentegen dat Christus’ menselijke natuur volledig in Zijn Goddelijke is opgegaan.
In Nederland heeft de Syrisch-orthodoxe gemeenschap negen kerken en één klooster.
De Syrisch-orthodoxe christenen maken etnisch gezien deel uit van de Suryoye. Tot de Suryoye behoren ook de Syrisch-katholieken en er zijn ook protestanten. De meerderheid van de Suryoye in Nederland is Syrisch-orthodox.
De Suryoye zien zichzelf als een volk, maar zijn als zodanig nooit erkend. Wat hen bindt is hun taal, het Suryoye, een Aramees dialect. Sommige Suryoye menen dat zij afstammen van de oude Assyriërs. Anderen beweren dat zij afstammelingen zijn van de oude Arameeërs, omdat zij een dialect van die taal nog spreken.
De kerkelijke leiding hecht vooral aan de kerkelijke identiteit van de groep. Het centraal stellen van de etnische identiteit relativeert het belang van de kerkelijke gemeenschap.