Beste bommen ooit gedropt
„Voedseldroppings waren meer een teken van hoop dan dat de Nederlandse magen erdoor gevuld werden.” Dat zegt Hagenaar G. H. Verweij, die als jongen van 14 meehielp het gedropte voedsel bij elkaar te zoeken.
De honger was groot in de wintermaanden van ’44 en ’45. Vooral in de grote steden stierven er dagelijks mensen wegens een gebrek aan voedsel. Zo ook in Den Haag. „Ik zag op het Valkenbosplein iemand in elkaar zakken en overlijden. Door de honger”, vertelt Verweij (79).
Het gezin Verweij zelf heeft geen honger geleden. Vader had voor de oorlog een aardappelhandel, die in 1940 op last van de overheid opgenomen werd in de Vereniging ter Behartiging van de Nederlandse Aardappelhandel (VBNA). Verweij senior was er directeur personeel en vervoer en kon zodoende altijd over wat aardappelen en groenten beschikken. „Er was eten, maar daar had je ook alles mee gezegd. Aan luxe zoals vlees hoefden wij niet te denken.”
Zo veel mogelijk verdeelde de familie Verweij wat voedsel onder buren en leden van de gereformeerde gemeente in Den Haag, waar Verweij nu zelf al jarenlang ouderling is. „De oorlog was geen slechte tijd voor onze kerkelijke gemeente. De nood bond ons samen. Dagelijks werd er bijvoorbeeld in de kerkzaal eten gekookt, waar alle 1400 gemeenteleden welkom waren.”
De nood was in april 1945 tot ongekende hoogte gestegen. Al 20.000 Nederlanders waren door de honger overleden. Moedeloosheid en teleurstelling over het uitblijven van de bevrijders overheerste. Toen op 1 mei de eerste vliegtuigen met voedsel laag over Den Haag vlogen, gaf dat een enorme opleving onder de bevolking. Verweij: „We renden naar het dak om naar de vliegeniers te zwaaien.”
De Engelse RAF-piloot Wannop zag vanuit zijn vliegtuig de straten in Den Haag vollopen met zwaaiende mensen. „Het werd doodstil op onze intercom. Niemand kon een woord uitbrengen.” Een ander bemanningslid riep na het lossen van de voedselpakketten: „Dit zijn de beste bommen die we ooit hebben uitgeworpen.”
Toen de vliegtuigen terugkeerden van de dropping boven renbaan Duindigt tussen Den Haag en Wassenaar, gooiden de bemanningsleden sigaretten en chocola naar beneden. Dankbaarheid was te zien op de duizenden opgeheven gezichten.
Omdat de familie Verweij over paarden en wagens beschikten, werd zij ingeschakeld bij het verzamelen van de voedselpakketten op Duinzigt. De 14-jarige Gerard mocht mee. „De Engelsen dropten jutezakken met blikken kaak en andere levensmiddelen. Later brachten de Amerikanen dozen met noodrantsoenen voor soldaten. Daar zaten dus ook repen chocola en andere luxe dingen bij.”
Vooral de dozen gingen vaak kapot als ze op de grond vielen. De losse artikelen werden naar een garage gebracht. Van veel boter, meel en melk maakten de voedselverzamelaars dikke pannekoeken, zo weet Verweij zich te herinneren. „Omdat er zo veel boter inzat, was ik naderhand vreselijk misselijk.”
De inhoud van de voedselpakketten werden door ambtenaren van de Nederlandse Voedselvoorziening geselecteerd. Het overgrote deel ging naar ziekenhuizen en rusthuizen. Van de in totaal 10913 ton gedropte voedsel kwam slechts een deel bij de ongeveer 5 miljoen hongerige burgers in West-Nederland terecht. Een druppel op een gloeiende plaat dus. Maar volgens Verweij gaven deze druppels uit de lucht de mensen weer hoop. „Nederland leefde ervan op. De sfeer van moedeloosheid werd doorbroken.”
refdag.nl/65jaarbevrijd voor meer foto’s.
Dit is het negende deel in een serie over de bevrijding van Nederland, 65 jaar geleden. Volgende keer: het koningshuis.