Leegloop Kamer: collectief geheugen kwijnt
Bij de komende Tweede Kamerverkiezingen verlaat een groot aantal politici het Binnenhof. Oud-Kamervoorzitter Weiglas geeft politieke partijen het advies om vernieuwing van kandidatenlijsten tot een minimum te beperken. De nestor van de Kamer, SGP-fractievoorzitter Van der Vlies, waarschuwt voor een kwijnend collectief geheugen.
Alle politieke partijen zijn deze weken druk met de samenstelling van hun kandidatenlijsten voor de verkiezingen van de Tweede Kamer op 9 juni. Uiterlijk op 27 april moeten ze deze inleveren bij de Kiesraad.
Bijna dagelijks verschijnen er berichten dat Tweede Kamerleden en bewindspersonen zich niet beschikbaar stellen voor eennieuwe zittingsperiode. De teller staat intussen op 33. Bij het CDA moet ten minste een derde van de lijst worden vernieuwd en bij de PvdA een kwart. Het aantal van 33 is geen record: het aantal politici dat zich in 2006 niet herkiesbaar stelde, bedroeg 42.
Het aantal Kamerleden dat zich niet beschikbaar stelt voor de kandidatenlijst zegt niet alles over het daadwerkelijke aantal nieuwe Kamerleden dat na de verkiezingen het Binnenhof betreedt. In 2002 stelden ‘slechts’ 32 leden zich niet herkiesbaar. Toch verliet in mei van dat jaar het grootste aantal Kamerleden ooit de Haagse arena, namelijk 83. Dat kwam door de politieke aardverschuiving die de LPF teweegbracht. Die kreeg in één klap 26 zetels. De regeringspartijen van dat moment, PvdA, VVD en D66, verloren toen samen 43 zetels.
Ook bij de aanstaande Kamerverkiezingen dreigt er een politieke aardverschuiving. De PVV van Wilders staat in de peilingen op forse winst en de uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen van 6 maart in Den Haag en Almere laten zien dat de trend die peilingen aangeven werkelijkheid kan worden.
De PVV van Wilders kan volgens de jongste peilingen rekenen op een verdrievoudiging van het aantal zetels. Dat betekent dat deze partij zo’n twintig nieuwe Kamerleden moet leveren. Samen met de ruim dertig politici die niet beschikbaar zijn, brengt dat het aantal nieuwe Kamerleden sowieso op vijftig.
Door dergelijke grote verschuivingen vallen ook Kamerleden die zich wél herkiesbaar stelden buiten de boot. Sinds 1994 zijn er dat meestal enkele tientallen per verkiezing (zie tabel).
De politieke partijen hebben een troef in handen waarmee zij het aantal nieuwelingen kunnen beperken, namelijk door weinig tot geen vernieuwing van de kandidatenlijsten door te voeren. Maar of dat gaat lukken, is nog maar de vraag. Politieke partijen vinden het interessant als ze kunnen melden dat er veel nieuwe kandidaten op hun lijsten staan. Dat zou beter overkomen dan een lijst met zittende Kamerleden.
Toch moeten de politieke partijen zich op dit punt nog eens achter de oren krabben, vindt Frans Weisglas, oud-voorzitter van de Tweede Kamer. „Politieke partijen redeneren zeer onverstandig en kortzichtig als ze vernieuwen om het vernieuwen. Ze bewijzen de democratie daarmee geen dienst.”
Weisglas, die van 2002 tot 2006 voorzitter was van de Tweede Kamer, vindt dat door de hoge omloopsnelheid van Kamerleden „een vluchtige en oppervlakkig sfeer” is ontstaan. „Volksvertegenwoordigers profileren zich in de media met series schriftelijke vragen, vele moties en zinloze spoeddebatten. Dat is niet goed voor het gezag van het parlement.”
De nestor van de Kamer, SGP-fractievoorzitter Van der Vlies, die zelf na 29 jaar afscheid neemt, heeft in de achterliggende jaren veel zien veranderen. „De gemiddelde zittingsduur van Kamerlid is nu zo’n vijf jaar. Dat lag enkele decennia geleden ettelijke jaren hoger.”
Van der Vlies wil elke individuele afweging van politici om zich niet herkiesbaar te stellen, respecteren, maar hij concludeert wel dat een hoge omloopsnelheid van Kamerleden voor het aanzien en het functioneren van de Kamer „niet gewenst is.”
„Politiek is een ambacht”, zo stelt Weisglas, die zelf in totaal 24 jaar Kamerlid was. „Je hebt toch wel vier jaar nodig om te weten hoe de hazen lopen in Den Haag. Daarom is het te betreuren dat politici die het goed doen snel van het politieke toneel verdwijnen. Partijen moeten Kamerleden die misschien niet wekelijks de pers halen maar het politieke handwerk goed beheersen, niet zomaar van de lijst afvoeren. Een aantal partijen heeft als regel dat Kamerleden twee of drie perioden in de Kamer zitten. Daar moeten we volgens mij heel snel vanaf.”
Van der Vlies wijst erop dat de Kamer op dit punt actie heeft ondernomen. De parlementaire commissie zelfreflectie, waarvan de SGP’er lid was, heeft contact opgenomen met de voorzitters van alle politieke partijen. „Dat is natuurlijk niet zo gebruikelijk, want uiteindelijk gaan niet wij, maar de partijen over de kandidatenlijsten. Vanuit de Kamer is vorig jaar zorg geuit over de afname van de gemiddelde zittingsduur van Kamerleden. Of dat effect heeft, moeten we natuurlijk afwachten, maar ik zag gisteren de conceptkandidatenlijst van de SP langskomen en daar staat de eerste nieuweling op nummer veertien. Dat is een goed begin.”
Politieke partijen dienen er volgens oud-Kamervoorzitter Weisglas voor te zorgen dat ze voldoende juristen in de gelederen hebben die verstand hebben van wetgeving. „De PvdA-fractie had enkele jaren geen jurist. Dat is toch vragen om problemen?”
Van der Vlies zag de achterliggende jaren de kennis van het staatsrecht en het reglement van orde van de Kamer afnemen. „Enkele maanden geleden maakte ik mee dat een D66-Kamerlid met een amendement aankwam bij de ratificatie van een internationaal verdrag. Dat kan helemaal niet. In een wetsvoorstel kan de Tweede Kamer wijzigingen aanbrengen middels amendementen, maar een uitonderhandeld internationaal verdrag moet als geheel worden geaccepteerd of niet worden geaccepteerd.”
Een PVV-Kamerlid maakte het nog bonter. „Die vroeg tijdens een debat over de ondergang van de DSB Bank wat minister Bos zou vinden van een parlementaire enquête naar de gang van zaken. Daar heeft het kabinet echter niets over te zeggen; het al dan niet instellen van een enquête is een verantwoordelijkheid van de Kamer zelf”, aldus Van der Vlies.
Weisglas beseft dat er voor deze verkiezingen weinig meer aan te doen is, maar hij zou ook graag een andere houding zien bij Kamerleden, zodat ze de Haagse politiek minder snel de rug toekeren. „Velen vinden blijkbaar dat een aantal jaren Kamerlidmaatschap leuk staat op hun cv. Het klinkt misschien ouderwets –dat zij dan zo–, maar ik zou bij Kamerleden graag meer toewijding, meer compassie, meer verantwoordelijkheidsgevoel voor de publieke zaak zien.”
De vluchtigheid en oppervlakkigheid hebben volgens Weisglas ook invloed op het kiezersgedrag. „Burgers die zien dat de politiek een soort duiventil is, krijgen ongetwijfeld minder vertrouwen in diezelfde politiek. Dat werkt de voorkeur voor populistische partijen in de hand.”
Van der Vlies wijst in dit verband op de verruwing van Kamerdebatten. „Waardigheid en respect verdwijnen. Ik weet dat er ook Kamerleden zijn die zich onder meer hierom niet meer beschikbaar stellen, onder wie CDA-Kamerlid Bilder.”
Van der Vlies hoopt dat op het punt van de verruwing de wal op enig moment het schip zal keren. „Ik heb er enkele keren wat over gezegd en dat is niet onopgemerkt gebleven. Heel breed leeft het gevoelen dat het zo niet langer kan. Dat is positief, want zo beginnen veranderingen.”
Waar Weisglas helemaal geen goed woord voor overheeft, zijn bewindslieden die eerst Kamerlid waren en nu niet meer op de kandidatenlijst willen staan, maar wel beschikbaar zijn voor een nieuwe post in het kabinet. „Ik vind dat ronduit schandelijk. Ze tonen dedain voor het hoogste politieke orgaan van ons land, de Tweede Kamer. Ik denk dan niet alleen aan oud-minister voor Ontwikkelingssamenwerking, oud-staatssecretaris Bussemaker van Volksgezondheid en oud-staatssecretaris Heemskerk van Economische Zaken, allen lid van de PvdA, maar ook aan demissionair minister van Volkshuisvesting Huizinga, die lid is van de ChristenUnie. Ik vind dat politieke partijen zich voor moeten nemen om deze mensen in een volgend kabinet in ieder geval níét te vragen als bewindspersoon.”
Vertrekkende politici
De volgende 33 politici stellen zich niet beschikbaar voor de kandidatenlijst van hun partij.
CDA: Eddy Bilder, Camiel Eurlings, Ernst Hirsch Ballin, Maria van der Hoeven, Pieter van Geel, Corien Jonker, Marleen de Pater, Annie Schreijer, Liesbeth Spies, Antoinette Vietsch, Jan de Vries, en Nicoline van Vroonhoven.
PvdA: Wouter Bos, Samira Bouchibti, Jet Bussemaker, Staf Depla, Marjo van Dijken, Frank Heemskerk, Guusje ter Horst, Ton Heerts, Bert Koenders en Harm-Evert Waalkens.
SP: Agnes Kant, Jan Marijnissen, Remi Poppe en Krista van Velzen.
VVD: Laetitia Griffith en Johan Remkes.
GroenLinks: Naima Azough en Kees Vendrik.
ChristenUnie: Tineke Huizinga.
SGP: Bas van der Vlies.