Theedrinker Cohen wil premier zijn
Kandidaat-premier was hij in 2003, en is hij nu. Als de PvdA in juni onder zijn aanvoering de grootste partij wordt, ligt het volgens Cohen voor de hand dat hij minister-president wordt.
Een functie in de Haagse politiek wilde hij niet toen zijn kinderen in de puberteit zaten. Kandidaat-lijsttrekker voor de PvdA Job Cohen (Haarlem, 1947) kan het besluit van zijn voorganger Bos om te kiezen voor zijn gezin daarom goed begrijpen, zei hij gisteren. Zijn eigen kinderen zijn nu volwassen, „en ze wonen in de buurt.”
Behalve zijn kinderen speelt zijn vrouw in het leven van Cohen een grote rol. In 1994 weigerde hij het hem aangeboden ministerschap van Onderwijs omdat hij voor zijn vrouw wilde zorgen die lijdt aan multiple sclerose. Zijn vrouw steunt hem in zijn ambitie om premier te worden, liet Cohen gisteren weten. „Ze kent mij als geen ander. Ze begrijpt dit heel goed en ze staat erachter.”
Cohen komt uit een Joods gezin, maar „met het Joodse geloof heb ik niks”, zei hij in november vorig jaar in deze krant. „Dat speelt in mijn leven op geen enkele manier een rol. Ik ben ook helemaal niet Joods opgevoed.”
Hij merkte toen verder op: „Ik voel me de afgelopen jaren meer thuis in de humanistische traditie dan in de religieuze. Ik zoek de antwoorden veel meer in de mens zelf. Ik probeer mijn leven op een zo goed mogelijke manier te leven. Dat betekent voor mij: probeer er ook te zijn voor de mensen om je heen.”
Als burgemeester van Amsterdam had Cohen wél wat met religie. Als een van de eersten onderkende hij het grote belang van religie in het publieke domein. In 2008 schreef hij een notitie waarin hij de scheiding van kerk en staat recht overeind liet staan en pleitte voor een seculiere overheid; daarnaast vroeg hij echter ruimte voor „compenserende neutraliteit.” Daarmee bedoelde hij dat de overheid af en toe extra steun moet geven aan bepaalde godsdiensten om de gelijkheid tussen religies vorm te geven.
Cohen ziet religieuze leiders, organisaties en ontmoetingsplekken als geschikte instrumenten om mensen te bereiken en als hulpmiddel voor integratie.
Tegenover een meerderheid in de gemeenteraad verdedigde hij onlangs het verstrekken van overheidssubsidie aan christelijke organisaties als het Scharlaken Koord en Tot Heil des Volks.
Zijn positie als burgemeester van Amsterdam („de mooiste functie die ik ooit in mijn leven heb gehad”) gaf hij gisteren op. Voordat hij in 2001 burgemeester werd, was hij staatssecretaris voor het hoger onderwijs in het derde kabinet-Lubbers, PvdA-fractievoorzitter in de senaat en staatssecretaris van Justitie in het tweede kabinet Kok. Cohen wist destijds een strengere Vreemdelingenwet door het parlement te loodsen die zorgde voor minder asielzoekers.
Tijdens zijn staatssecretariaat werd het bordeelverbod afgeschaft. Later moest hij als burgemeester van Amsterdam erkennen dat legalisering van de prostitutie niet had geleid tot het gewenste resultaat, te weten minder criminaliteit. Hij pleitte voor een nieuwe prostitutiewet.
„De boel bij elkaar houden” was zijn motto als burgemeester van Amsterdam met zijn vele nationaliteiten. Velen verweten hem dat hij integratieproblemen niet serieus nam en ze vooral wilde oplossen door thee te gaan drinken met raddraaiers.
PVV-leider Wilders zei daarom gisteren al badinerend dat de „PvdA met de theedrinkende multicultiknuffelaar Cohen teruggaat naar de jaren negentig.” Cohen zou in de komende verkiezingsstrijd echter wel eens uit kunnen groeien tot hét alternatief voor Wilders.