Gulle burgers en bedrijven voorzagen hulporganisaties van ruim 40 miljoen euro voor Haïti. „Begrijpelijk als de vraag waar dat geld blijft her en der leeft.”
„Waar blijft dat zuurverdiende geld dat ik een maand terug in een vrijgevige bui op giro 555 stortte?” Heel veelvuldig zegt René Grotenhuis, directeur van hulporganisatie Cordaid, die vraag nog niet te hebben gehoord. „Overigens begrijpelijk als dat her en der wel zou leven”, aldus Grotenhuis, ook vice-voorzitter van de Samenwerkende Hulp Organisaties (SHO), waarin negen Nederlandse hulporganisaties de krachten voor de hulp aan Haïti bundelen. „Geven doe je veelal in een impuls, bijvoorbeeld omdat de beelden van de ramp je aangrijpen. In de weken daarna worden de economische crises, een dreigend verlies aan werk of een pensioenbreuk voor veel gevers weer actueel.”
Via giro555.nl (”Update hulpverlening”) zijn de verrichtingen van de SHO op de voet te volgen. En, verzekert Grotenhuis, „de eerste kwartaalrapportage waarin de SHO zich richting de donors zal verantwoorden, is in de maak.”
Hulporganisaties als Cordaid hechten aan een effectieve besteding van hulpgelden, stelt Grotenhuis. „De Verenigde Naties splitsen de hulp op in clusters. Alle hulporganisaties die in een cluster zitten, voeren onder regie van de VN overleg om te voorkomen dat er dubbel werk wordt gedaan.”
Zodra de Cordaidhulpverleners het eens zijn over de te steunen projecten, stromen bij het hoofdkantoor in Nederland in Den Haag de projectaanvragen binnen. Het zogeheten acute team van de sector noodhulp en wederopbouw van Cordaid, bestaande uit acht deskundigen op het gebied van financiën, logistiek en organisatie en planning, laat daar de blik over gaan. Grotenhuis: „In het begin zijn die rapporten nog niet zo gedetailleerd, bijvoorbeeld als ze gaan om de aanschaf van tenten voor de noodhulp. De onderbouwing gaat zwaarder wegen naarmate de hulp van noodhulp naar wederopbouw verschuift.”
Het beoordelen van projectaanvragen geldt als toets vooraf. Uitgaven aan projecten in Haïti van 175.000 euro en meer moeten ook achteraf worden verantwoord en wel via een buitenlandse accountantsverklaring. Grotenhuis: „Onze Nederlandse huisaccountant toetst vervolgens weer of dat correct gebeurt. Deze controleert ook onze uitgaven voor de Haïtiaanse projecten die wij doen in eigen beheer.
Projectuitgaven beneden de 175.000 euro toetsen onze eigen financiële mensen. Onze accountant screent deze steekproefsgewijs.”
Via de jaarverslagen van de bij de SHO aangesloten hulporganisaties zijn de geldstromen niet voor 100 procent van oorsprong tot bestemming te volgen, constateerde de Algemene Rekenkamer in 2008 in een rapport over de tsunamihulp. De eerste keten in de geldstroom –van de Nederlandse hulporganisatie naar de in eigen beheer uitgevoerde projecten, dan wel naar het internationale hoofdkantoor of de lokale partnerorganisaties– maken deze documenten perfect inzichtelijk. De bestedingen van partnerorganisaties en internationale hoofdkantoren van wereldwijd werkende hulporganisaties zijn niet altijd gespecificeerd.
Van het destijds opgehaalde bedrag van 205 miljoen euro viel daardoor van 68 miljoen euro niet na te gaan hoe het op de plek van de ramp terechtkwam.
„Jaarverslagen worden ook niet in de eerste plaats gemaakt voor zo’n reconstructie”, nuanceert Grotenhuis. „De Rekenkamer zou een completer overzicht hebben gemaakt als ze er ook de SHO-kwartaalverslagen bij had betrokken. Maar uit kostenoverwegingen laten we die niet allemaal vooraf langs een accountant gaan, daarom hebben ze dat niet gedaan. Verder waren tijdens het onderzoek nog niet alle jaarverslagen van de SHO-organisaties beschikbaar. In een herhaalonderzoek zou het niet-gespecificeerde bedrag zeker kleiner zijn dan 68 miljoen.
Overigens constateerde de Rekenkamer destijds terecht dat er geen aanwijzing is dat deze 68 miljoen euro in de verkeerde zakken is verdwenen. Vanwege het corrupte imago dat verre landen soms aankleeft, wordt dat wellicht iets te snel gedacht. En laten we wel zijn, rond grote infrastructurele projecten zoals de Noord/Zuidlijn of de Betuwelijn, gaat het in Nederland op het niveau van projectmanagement ook wel eens mis.
Natuurlijk is het Rekenkamerrapport voor de SHO-organisaties wel aanleiding geweest om zich nog nauwkeuriger te verantwoorden. Bij elk jaarverslag sluiten ze vanaf 2010 een aparte SHO-bijlage bij, waarin de uitgaven die ze in SHO-verband hebben gedaan, zoals bijvoorbeeld in Haïti, afzonderlijk zijn gespecificeerd. De basis blijft echter dat de manier waarop wij al onze bestedingen verantwoorden, gewoon voldoet aan de richtlijnen die daar voor zijn.”