Bezoek aan broedervolk opent de ogen
Nederlandse gereformeerden waren verknocht aan Zuid-Afrika. De apartheid vormde een buffer tegen het dreigende communisme. Een terugblik met twee betrokkenen.
Tijdens zijn eerste reis door Zuid-Afrika reed drs. Aad Kamsteeg eens mee met kleurlingleider Sam Buti. „Onderweg hield een blanke agent ons aan. Tegen mij deed hij beleefd, maar die kleurling behandelde hij neerbuigend. Terwijl die in zijn pink meer had dan die agent in zijn hele lijf.”
Als jonge redacteur van het Nederlands Dagblad was de latere biograaf van president F. W. de Klerk ingegaan op de uitnodiging van de regering in Pretoria. „Dat was rond 1974. Door wat ik tijdens dit bezoek zag, ging ik echter twijfelen over apartheid.”
Geweldige indruk maakte hoofdredacteur Percy Qoboza van een zwarte krant in Soweto. „Enerzijds proefde je dat hij gegriefd was door uitsluiting vanwege kleur. Anderzijds bleef hij zo beheerst.”
In gereformeerd vrijgemaakte kring genoot apartheid grote steun. „De denkers in onze kring waren A. J. Verbrugh en P. Jongeling. Verbrugh dacht vanuit systemen. De gedachte van de grote apartheid –alle stammen hun eigen thuisland– vond hij aantrekkelijk. In zekere zin steun ik dat zelf ook altijd nog. Wat is er een bloed gevloeid in landen waar volken gedwongen samenleven. Maar in Zuid-Afrika ging het gepaard met groot onrecht. Jongeling vreesde dat het land te laat was voor een strikte scheiding, omdat de industrie zwarte arbeid nodig had.”
Verbrugh voelde zich aangesproken door het christelijke karakter van de blanke regering. „Terwijl Jongeling meer waarschuwde voor de verleiding als je van kinds af door zwarten als ”kleinbaas” wordt aangesproken. Dat bleek later wel, toen we hoorden wat er in gevangenissen gebeurde. Martelingen, door een christelijke regering. Zo maak je mensen revolutionair.”
Er waren ook politieke argumenten om Zuid-Afrika te steunen. „Veel landen in zuidelijk Afrika werden communistisch. Strategisch gezien moest de Kaap westers blijven.”
In de hele gereformeerde gezindte bestond „historische verbondenheid” met Zuid-Afrika, stelt oud-algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond (GB) in de Nederlandse Hervormde Kerk dr. ir. Jan van der Graaf. „Geen taal en geen cultuur stond zo dicht bij ons als die van Zuid-Afrika. De kerken daar gebruiken ook de Drie Formulieren van Enigheid. Ds. G. A. Zijderveld schreef een boek onder de titel ”Ons broedervolk”.”
Twijfel ontstond echter in 1960, toen er bij een opstand in Sharpeville 69 doden vielen. „De hele wereld schrok. Wat gebeurde daar toch allemaal?”
Dit weerhield het GB-hoofdbestuur er niet van om in 1977 in te gaan op een uitnodiging voor een bezoek aan de drie blanke ’susterskerke’. „Vanaf het begin was die reis omstreden. Wij kregen een visum, terwijl dit het moderamen van de Hervormde Kerk was geweigerd.”
Kort voor het vertrek kwam er extra koren op de molen van de critici. „Ds. Beyers Naudé kreeg een ”banning order” (een vorm van huisarrest, EvV) van de Zuid-Afrikaanse regering. Dat bewees voor velen dat dit regime niet deugde. En daar gingen wij dan naartoe. Voorafgaand aan ons vertrek moest ik al op tv uitleggen waarom wij gingen. Ik ken geen ander onderwerp dat zo veel polarisatie bracht als Zuid-Afrika.”
Aan de vooravond van de reis bezocht de delegatie de gereformeerde zendingstheoloog prof. J. Verkuyl. „Die vond dat we moesten gaan. Om daar onze kritiek te laten horen.”
En zo ging het vijftal bonders op pad. Naast Van der Graaf waren dat voorzitter ds. W. L. Tukker, prof. dr. C. Graafland, ds. C. den Boer en ir. L. van der Waal. „Onderling kenden we dezelfde schakeringen als de kerk zelf. Tukker zat aan de conservatieve kant, Graafland was uiterst kritisch. Hij gaf minister Jimmy Kruger van Justitie, die Naudé de ”banning” had opgelegd, werkelijk profetische kritiek. Nog wel in zijn eigen huis. Als woordvoerder moest ik de delegatie in de media met één mond laten spreken. Dat viel niet altijd mee.”
De delegatie begon met een bezoek aan Beyers Naudé. „Eigenlijk mocht hij maar één persoon tegelijk ontvangen. Maar wij werden als groep toegelaten. Als de regering dacht dat wij hem wel op een ander spoor zouden brengen, had ze het mis. Wij hadden waardering voor zijn opstelling. Destijds keerde hij zich nog sterk tegen geweld.”
De vrijgemaakten ondersteunden dan wel de politieke apartheid, de gescheiden kerkgang en avondmaalstafel was hen een gruwel. Kamsteeg: „Net als het verbod op het gemengde huwelijk. Niet dat we dat aanraadden, maar moest je dat per wet verbieden?”
Het stond Kamsteeg tegen dat vrijgemaakte emigranten in Zuid-Afrika de bestaande patronen overnamen. „De Vrye Gereformeerde Kerke hadden een zendingsgemeente in Mamelodi, maar men kwam daar nooit. Terwijl ik daar altijd zo hartelijk werd onthaald. Op mijn kritische artikelen heb ik vele negatieve brieven gehad, waarin ik voor marxist en verrader werd uitgemaakt.”
Kamsteeg beriep zich graag op gematigde Afrikaners. „Mensen als prof. Johan Heyns wezen erop dat apartheid was verworden tot ”apartisme”; een doel in zichzelf. Prof. J. Douma sloot zich daar later bij aan.”
De Gereformeerde Bond was –in lijn met Heyns– ook tegen gescheiden avondmaalstafels. Van der Graaf: „Wij proefden wel dat daar een ideologie achter zat. Tegelijk hadden wij een zekere schroom dit al te hard af te keuren, tegen de achtergrond van de kerkelijke verdeeldheid in Nederland. Achteraf kan ik me voorstellen dat Verkuyl wat teleurgesteld was in onze gematigde kritiek.”
Kamsteeg meent dat culturele en taalkundige verschillen gescheiden kerken kunnen rechtvaardigen. „Maar vanuit welke houding gebeurt dat? Aan de voet van het kruis vallen niet de verschillen, maar wel de tegenstellingen weg.”
Volgens Van der Graaf waren vrijwel alle ministers in de Zuid-Afrikaanse regering destijds lid van de NG-Kerk. „Dat is natuurlijk mooi. Maar daardoor functioneerde de profetische roeping van de kerk niet meer. Men had zo’n groot vertrouwen in de eigen mensen dat er geen profetisch tegenover meer was. Terwijl er onrecht genoeg was. De blanken hadden villa’s, de zwarten krotten.”
Van der Graaf weet dat veel blanken wel een zorgplicht tegenover hun zwarte arbeiders kenden. „Maar er kan ook een barmhartigheid zijn die het onrecht intact laat. Je mag een regering met de c in de naam ook vragen de levensomstandigheden te verbeteren.”
Achteraf is wel gesteld dat de Gereformeerde Bond excuses had moeten maken voor deze reis. Van der Graaf: „Als ik teruglees wat we na afloop in een memorandum hebben geschreven, geloof ik toch niet dat we het verkeerd hebben gedaan. Wel denk ik dat we sterker hadden moeten inzetten bij de zwarte en de kleurlingkerken. Maar er was ook een spagaat: enerzijds waren we kritisch jegens apartheid, maar anderzijds verzetten we ons principieel tegen de revolutietheologie en de ideologie van de bevrijdingsbewegingen.”