Rapport babysterfte landt goed
De beroepsorganisaties van gynaecologen en verloskundigen kunnen instemmen met de aanbevelingen in het rapport over terugdringing van de babysterfte dat woensdag in Utrecht is overhandigd aan minister Klink van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Het rapport is opgesteld door een commissie onder leiding van de hoogleraar publieke gezondheidszorg dr. J. van der Velden, verbonden aan het UMC St Radboud in Nijmegen.
Eind december lekten al onderdelen van het advies uit naar de pers. Belangrijkste aanbeveling die de commissie doet, betreft een herziening van de zorg aan het bed, zowel thuis als in het ziekenhuis. Zwangeren moeten in spoedsituaties voortaan binnen een kwartier worden geholpen door een verloskundige of een gynaecoloog. Daarom moet in ziekenhuizen al in 2012 24 uur per dag zorg zijn gegarandeerd door een gynaecoloog, kinderarts en een beschikbaar operatieteam. Thuis en in het ziekenhuis mogen vrouwen in de aanloop naar een bevalling na consultatie door een verloskundige of gynaecoloog niet meer alleen achterblijven, maar dient een kraamzuster of verpleegkundige de zwangere te begeleiden.
In de commissie waren alle betrokken beroepsgroepen vertegenwoordigd. Bernadet Naber van de Koninklijke Nederlandse Vereniging van Verloskundigen (KNOV) is blij dat het is gelukt samen met de gynaecologen en andere beroepsgroepen dezelfde aanbevelingen te doen. „Terugdringen van babysterfte tijdens zwangerschap en bevalling is een zaak van alle disciplines.”
Prof. dr. Jan van Lith, hoofd gynaecologie en verloskunde in het LUMC en bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG), is ook ingenomen met het rapport. „Overname van de adviezen gaat wel leiden tot een aardverschuiving. De samenwerking tussen ziekenhuizen en verloskundigen wordt veel hechter.”
Per regio kan de bepleite reorganisatie volgens Van Lith verschillend worden opgepakt. „Te denken valt aan de vorming van gespecialiseerde verloskundige centra in dichtbevolkte gebieden. Het zorgaanbod aan zwangere vrouwen hoeft dan niet in alle stedelijke ziekenhuizen te worden opgetuigd. Het vrijkomende geld is te gebruiken voor ziekenhuizen in dunbevolkte gebieden.”