„Vrouw rond bevalling niet alleen laten”
Zwangeren mogen in de aanloop naar een bevalling niet meer alleen blijven. Er moet thuis een kraamverzorgende of in het ziekenhuis een gespecialiseerde verpleegkundige aan het bed aanwezig zijn om de vrouw te begeleiden zodra de verloskundige of de gynaecoloog vertrekt omdat de baring nog op zich laat wachten.
Dat is een van de aanbevelingen uit een rapport dat de Stuurgroep zwangerschap en geboorte woensdagmiddag in Utrecht aanbood aan minister Klink van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De commissie ging in het najaar van 2008 op verzoek van Klink aan de slag nadat de afgelopen jaren een maatschappelijke discussie op gang kwam over het feit dat Nederland in Europees verband is gaan behoren tot de landen met de hoogste babysterfte. Er is de laatste decennia weliswaar sprake van een daling van het aantal overleden kinderen rond de geboorte, maar deze daling verloopt in Nederland langzamer dan in andere Europese landen. Reden waarom ons land op de internationale ranglijst inmiddels onderaan bungelt.
De jongste cijfers dateren uit 2007. Toen overleden een kleine 1700 kinderen rond de geboorte, ongeacht of deze te vroeg was of op tijd. Na de 37e zwangerschapsweek waren dat 410 baby’s. In de optiek van de commissie gaat het daarbij in ongeveer 25 procent van de gevallen om vermijdbare sterfte.
De stuurgroep adviseert in dat verband onder meer dat de zwangere rond de baring niet meer alleen mag worden alleen gelaten, zegt Jitske Pultrum, secretaris van de stuurgroep. „Nu gaat de verloskundige nadat de weeën zijn begonnen en de baring nog niet direct te verwachten valt, meestal weer weg en wordt de vrouw alleen gelaten totdat de bevalling verder is gevorderd. Datzelfde doet een gynaecoloog in het ziekenhuis. Daar is een zwangere meestal wel verbonden aan de bewakingsapparatuur, maar ligt ze vaak toch alleen op de verloskamer. In de optiek van de stuurgroep moet dat niet meer gebeuren. Het advies is om gedurende deze uren de vrouw te laten begeleiden door een kraamverzorgende of in het ziekenhuis door een gespecialiseerde verpleegkundige.”
Zou daarmee echt zo veel winst zijn te boeken?
„Waar we als stuurgroep minimaal van overtuigd zijn is dat hierdoor het welbevinden van de bevallende vrouw zal verbeteren. Zij zal zich minder alleen gelaten voelen. Daarnaast kan de gespecialiseerde kraamverzorgende of verpleegkundige door goed te luisteren naar de zwangere eerder problemen onderkennen en daarop snel actie ondernemen.”
In spoedsituaties moet de zorg adequater worden.
„Binnen een kwartier moet de noodzakelijke medische zorg in het ziekenhuis geboden kunnen worden. Een vrouw moet daarop niet langer hoeven te wachten. Het gaat daarbij vooral om een betere organisatie van mensen en middelen.”
Gaat dat niet veel geld kosten?
„Ziekenhuizen hebben voldoende opgeleid personeel nodig; hoeveel geld dit precies gaat kosten, moet nog worden bezien. Bij thuisbevallingen kunnen de kosten meevallen. Zorgverzekeraars houden bijvoorbeeld bij een normale bevalling rekening met 49 uren kraamzorg. Gemiddeld wordt daarvan maar 42 uur afgenomen. De resterende uren kunnen nu worden gebruikt voor de begeleiding tijdens de bevalling.”
De commissie pleit ook voor betere voorlichting aan vrouwen. Dat zou al voorafgaand aan de zwangerschap moeten beginnen.
„Klopt. Als vrouwen gezonder aan de zwangerschap beginnen, dalen de risico’s. Een zwangerschap doe je er niet maar even bij. Goede adviezen over bijvoorbeeld het nut van het slikken van foliumzuur, het laten staan van alcohol en niet roken zullen de risico’s voor het kind verlagen. Ondanks alle voorlichting weten veel zwangeren in achterstandssituaties vaak nog steeds niet dat roken slecht is voor hun aanstaande kind.
Ook tijdens de zwangerschap moet de voorlichting duidelijker worden. Die is nu nog te veel versnipperd en soms ook tegenstrijdig, bijvoorbeeld op internet.
Vrouwen zijn gebaat bij heldere informatie. Ze willen bijvoorbeeld graag thuisbevallen. Maar ze moeten dan wel weten dat de kans dat ze bij de komst van het eerste kind alsnog naar het ziekenhuis moeten worden verwezen, met de soms daaraan verbonden extra risico’s, 50 procent is. Door eerlijker te zijn over dat soort cijfers zorg je dat de vrouw beter kan beoordelen wat haar te wachten staat.”