Pluimveesector hoopt op gunstig scenario
Groeien en krimpen. Dat is in grote lijn de ontwikkeling van de Nederlandse pluimveesector in de jaren negentig. „Een gezonde bedrijfstak vecht voor z’n bestaan.”
Vanaf de tweede helft van de jaren negentig vindt er een kostbare herstructurering plaats. Toch staat de pluimveesector er volgens hoogleraar agrarische bedrijfseconomie R. Huirne aan de Universiteit Wageningen in beginsel niet slecht voor. „Wel hebben we het over een heel innovatieve, kapitaalintensieve sector die met lage marges moet werken.”
In de legpluimveesector neemt het aantal bedrijven al jaren af. Vooral de kleinere bedrijven met minder dan 10.000 hennen staken hun bedrijfsactiviteiten. In het begin van de jaren negentig daalde de Nederlandse leghennenstapel, om in de tweede helft weer licht toe te nemen. De teller stopte eind 2001 op een totaal van 32 miljoen.
Tegelijk nam de bedrijfsgrootte toe, afgelopen jaren met gemiddeld 50 procent. Daarnaast deden zich ook regionale verschuivingen voor. In Limburg, Utrecht en Drenthe groeide de leghennenstapel. Een daling deed zich voor in Noord-Brabant, Zeeland, Noord-Holland en Groningen. Gelderland is nog steeds de belangrijkste provincie voor de legpluimveehouderij.
De komende jaren zullen nog meer legpluimveebedrijven verdwijnen. Eind 2001 waren er nog een kleine 2000. Als gevolg van opkoop en milieuwetgeving zal ook de leghennenstapel een afname vertonen. Ten aanzien van de omvang van de bedrijven wordt vanwege een milieuvriendelijker bedrijfsvoering een daling verwacht, tegenover de stijging in de tweede helft van de jaren negentig.
Nederland is een van de belangrijkste Europese producenten van pluimveevlees. Het aantal vleeskuikens is in de afgelopen jaren sterk gegroeid. Eind 2001 waren er volgens een telling van het Centraal Bureau voor de Statistiek ruim 50 miljoen. Maar op die datum waren er nog ’slechts’ 1000 bedrijven in de vleeskuikenhouderij. Dat zijn er ruim een kwart minder dan aan het begin van de jaren negentig.
Sinds begin jaren negentig is er een verschuiving opgetreden van de vleeskuikenhouderij in Noord-Brabant en Limburg naar Groningen, Friesland, Drenthe en Flevoland. Ook de Nederlandse vleeskuikenstapel zal als gevolg van de milieurichtlijnen de komende jaren een daling vertonen. Het gemiddeld aantal kuikens per bedrijf steeg afgelopen jaren met ruim 60 procent.
Hoewel er op het eerste gezicht sprake is van een sector die het moeilijk heeft, benadrukt Huirne dat er zowel ten aanzien van de leghennen als ten aanzien van de vleeskuikens geen sprake is van een mineursituatie. „Bijzonder winstgevend is de sector niet, maar dat betekent niet dat het slecht gaat. Er is bijvoorbeeld ontzettend veel geïnvesteerd in dierenwelzijn. Kippen zijn aardig uit beeld, als het gaat om negatieve publiciteit.”
Het exportverbod dat de Europese Commissie gisteren oplegde voor levende kippen en broedeieren uit Nederland, betekent dan ook een enorme klap. De zogeheten voorlopige maatregel zal zeker tot donderdag middernacht lopen. Brussel heeft laten weten 60 procent van de kosten voor de bestrijding van de ziekte te zullen betalen.
De verliezen voor de sector zijn beduidend groter. Volgens voorzitter J. Wolleswinkel van de Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders (NOP) kost een exportverbod de sector tientallen miljoenen euro’s per week.
Grote concurrenten in de Europese Unie als Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Italië liggen op de loer. Een nog groter gevaar, zegt Huirne, zijn Brazilië en Thailand. „Deze landen voeren een zeer expansief exportbeleid. Je kunt hun concurrentie met recht agressief noemen.” Zo is Nederland een groot deel van de Russische markt kwijtgeraakt aan de Zuid-Amerikanen, die te maken hebben met veel lagere productiekosten.
Uitgerekend deze week haalden Braziliaanse pluimveefokkers het nieuws met het bericht dat ze na een fokprogramma van zeventien jaar een gigantische kip hebben gefokt. De zogenoemde pollo indio gigante is bijna 1 meter hoog en legt 30 procent meer eieren. De pollo’s zijn al na 130 dagen rijp voor de slacht.
Huirne stelt dat het de Nederlandse pluimveesector zwaar zal vallen marktaandeel terug te veroveren, als de concurrentie eenmaal voet aan de grond heeft. „De poppen zijn aan het dansen.” Al staan Nederlandse leveranciers bekend om hun kwaliteitsproducten, continuïteit in de levering kan zeker zo belangrijk zijn.
Veel, zo niet alles, zal afhangen van de omvang van de crisis en in samenhang daarmee de duur van het exportverbod. Als de uitbraak van vogelpest tot bepaalde regio’s blijft beperkt, kan Den Haag de Europese Commissie wellicht overtuigen dat er in de rest van het land niets aan de hand is. „De regels strikt naleven en maar hopen op dat gunstige scenario, veel meer zit er voor de sector niet in”, zegt Huirne.