De omwenteling in het voormalige Tsjechoslowakije bracht voor de kerk een bevrijding uit de Egyptische ballingschap, zegt prof. dr. Peres Imre uit Bratislava. „We waren verrast en nauwelijks voorbereid.”
Prof. Peres is nieuwtestamenticus en oprichter van de Theologische Faculteit van Komarno in Slowakije in 1993, nu een onderdeel van de universiteit van Bratislava. Sinds vorig jaar is hij docent aan de Theologische Universiteit van Debrecen (Hongarije). Hij is tevens gemeentepredikant in Bratislava.
De kerk in het voormalige Tjechoslowakije verkeerde, zoals in vele Oostbloklanden, in de situatie van een getto, aldus prof. Peres. „De politiek van de communistische partij was erop gericht de kerk in haar greep te houden, te isoleren en daarna te verstikken. Er is na de Wende een document ontdekt waaruit bleek dat de regering-Husak van plan was alle kerken te vernietigen. Deze plannen betekenden niet alleen een aanslag op binnenkerkelijke contacten, maar ook op de relatie met het buitenland, vooral het Westen. Deze isolering heeft de christenen echter naar elkaar gedreven ter beoefening van de gemeenschap der heiligen.”
Kerkleden zochten elkaar in het geheim op, spraken en baden met elkaar, aldus prof. Peres. „Op dit punt hebben de broeders uit Nederland ons veel hulp gegeven. Zij hebben ons midden in de nacht vele keren bezocht. Deze bezoeken, waarbij ook kennisuitwisseling over de internationale situatie plaatsvond, waren nodig voor de ondersteuning van ons geloof. Zij gaven ons een geopend venster op de wereld.”
Prof. Peres wijst op de toerusting die de kerk in deze tijd kreeg. „Wij hebben van onze Nederlandse broeders Bijbels en vele goede theologische boeken ontvangen. De grootste hulp was echter dat we beseften dat we in onze strijd niet alleen stonden en dat voor ons gebeden werd.”
De kerk heeft een moeilijke tijd doorgemaakt, aldus prof. Peres. „Wij moesten te midden van veel gevaren leven. De staatspolitie wilde alles weten. Verschillende agenten waren in de kerk als spion aanwezig. In verschillende gebouwen waren afluisterapparaten, agenten controleerden onze brieven en de douane maakte het onze Nederlandse broeders erg lastig. Onze gasten moesten hun auto buiten het dorp laten en te voet naar onze huizen komen. Wie van ons daarbij betrapt werd, kreeg de grootste moeilijkheden: hij kon geen werk krijgen en zijn kinderen mochten niet verder studeren.”
De omwenteling kwam voor prof. Peres onverwacht. „God heeft door Zijn genade het communistische regime verwoest. Toen we voor de eerste keer een kerkelijke conferentie organiseerden, hebben wij ervaren wat er in Psalm 126 staat: „Als de Heere de gevangenen Sions wederbracht, waren zij gelijk degenen die dromen. (…) De Heere heeft grote dingen bij ons gedaan, daarom zijn we verblijd.” De ontwikkelingen gingen in 1989 zelfs zo snel dat de kerk niet in staat was zich goed voor te bereiden. „We waren verrast en hadden te weinig tijd om een duidelijke visie op zending en diaconaat te ontwikkelen. Ook schortte het ons aan theologische toerusting, al was dat wel verklaarbaar vanwege de lange periode van het communisme.”
Prof. Peres is niet zonder zorgen over de huidige situatie. „Er is nu vrijheid en democratie, maar de samenleving wordt bedreigd door chaos. Dat is ook een gevaar voor de kerk. Waar is het verantwoordelijkheidsbesef? We zien dat de contacten met Nederland nu beperkt zijn. Dat neemt niet weg dat onze hoop nog steeds is dat God door Zijn machtige hand ook nu vele wonderen zal doen.”
Dit is het derde deel in een serie gesprekken met Oost-Europese christenen rond twintig jaar Wende. Donderdag deel 4.