Christelijk Nederland hield zijn adem in toen eind 1989 in Oost-Europa het ene na het andere communistische regime viel. De reformatorische kerken hadden jarenlang meegeleefd met de verdrukte kerk. Hoe hebben ze toen gesproken?
Ceausescu als koning Belsazar
Het Sovjetrijk was zo machtig, dat kon niet vallen. Dacht Reinier van Kooten toen hij een jongen was. Maar toen het volk de Roemeense leider Ceausescu doodde, deed dat hem denken aan de val van koning Belsazar. Op Oudejaarsavond 1989 preekte hij erover.
Ds. Van Kooten (hersteld hervormd predikant in Apeldoorn en docent predikkunde aan het Hersteld Hervormd Seminarium) weet nog goed dat hij rond 1975 eens een zuchtende ds. W. L. Tukker aantrof. „Die maakte zich zorgen over de Russen die hier het wegennet kwamen fotograferen. Vandaag is aan jongeren de angst van de Koude Oorlog nog nauwelijks uit te leggen, maar wij groeiden ermee op. Er was altijd spanning.”
De angst voor het communisme leefde breed in de gereformeerde gezindte. „Al in de oorlog werd er in de Hervormde Kerk op aangedrongen haast te maken met de nieuwe kerkorde, want Rome en het communisme zouden zich gaan opdringen.”
Voelde de kerk zich bedreigd?
„Ja. Het communisme had een wereldwijde aspiratie. Voor de kerk zou dat verdrukking meebrengen.
Een andere dreiging was dat linkse dominees geen kwaad in het socialisme zagen. De geitenwollensokkengeneratie van de jaren zestig was tegen Amerika en had sympathie voor het Oostblok.
Op het gymnasium had ik een docent geschiedenis die, getrouw naar Karl Marx, de ondergang van het kapitalisme en de opkomst van het proletariaat doceerde.”
Viel daar niets tegen in te brengen, bijvoorbeeld de christenvervolging?
„Ik weet nog hoe afgeladen vol de Nieuwe Kerk in Delft was toen dominee Wurmbrand daar sprak en de littekens liet zien die hij in een Roemeense gevangenis had opgelopen. Maar dat werd afgedaan als goedkope sensatie.
De Hervormde Kerk had contacten met de officiële kerken. Uit die hoek klonk een gematigd geluid. Via organisaties als Friedensstimme en SDOK kregen we iets totaal anders te horen. Ook binnen de kerk lag dit dus gepolariseerd.”
Achteraf had het ook iets van een obsessie, erkent ds. Van Kooten. „We waren zo op het Oostblok gericht, dat we andere problemen niet zagen. Denk aan de moslims die hier als gastarbeiders kwamen. De gevolgen daarvan zien we nu pas.”
Toen medio 1989 het IJzeren Gordijn begon te scheuren, dacht Van Kooten dat het Roemeense regime wel zou blijven. „President Ceausescu ging 18 december nog op reis naar Iran. Hij was onbezorgd en achtte zich onschendbaar. De Securitate zou het gepeupel wel intomen. Maar met Kerst werd hij al geëxecuteerd.”
Toen ds. Van Kooten de beelden van het dode echtpaar Ceausescu zag, drong de geschiedenis uit Daniël 5 zich op. „Koning Belsazar dacht ook dat hij veilig was. Maar de vijand stond aan de poort en kwam binnen. En zo ontving hij zijn vonnis.”
Op Oudejaarsavond preekte ds. Van Kooten over deze geschiedenis. De preektekst van zes kantjes rolt probleemloos uit zijn computer. De punten waren: 1. Een geheel onverwachte wending. 2. Een nauwkeurig gehouden proces. 3. Een direct voltrokken executie.
Ceausescu was niet zomaar een communist, meent Van Kooten. „Hij was gespitst op de vervolging van de kerk. Daarmee had hij iets van de antichrist. Nu was hij in de eeuwigheid. Het grote beeld dat Nebukadnezar zag, ging heel snel omver.
Dit liet in het klein zien wat straks, bij de wederkomst, in het groot gebeurt. Machtige rijken zullen vallen. Dat is tevens een rijke belofte.”
Nu ds. Van Kooten zijn preek van twintig jaar geleden weer leest, valt hem op hoe precies de gebeurtenissen in Roemenië pasten op de geschiedenis van koning Belsazar. „Het Woord van God bleek opnieuw waar te zijn. Ceausescu kon brullen en brallen. Maar toen-ie daar lag, moest hij buigen.”
U zei ook dat Ceausescu „ in het onuitblusselijk vuur” ligt. Komt zoiets ons toe?
„Nee, tenzij het duidelijk is. Je weet niet wat er op het laatste moment gebeurt tussen God en de ziel. Maar als iemand brallend de dood in gaat, vrees je het ergste. Ceausescu volhardde tot het laatst in zijn zelfhandhaving. Je moet huiverend constateren dat er geen bekering was.”
Zou u deze preek weer houden?
„Ja. Het is nog steeds waar. Zo’n preek kun je alleen houden als je weet dat je het moet zeggen. Ik heb niet zomaar een Bijbelverhaal op de actualiteit geplakt.
Dat is het verschil met een politiek praatje. Dit was een boodschap uit de Schrift. Door de gebeurtenissen in het wereldnieuws drong die zich toen aan mij op. Maar die boodschap zelf is niet van dat nieuws afhankelijk.”
U zei dat u dit „moest zeggen”?
„Ik kon me er niet aan onttrekken. Dat ervoer ik als leiding van de Heere. Op de preekstoel ben je er niet voor commentaar op het nieuws. Dat doe je op een verjaardag. Op de kansel geldt: Alzo spreekt de Heere. Dan gaat het niet om een knap gevonden analyse, maar om het Woord van de Heere.”
Brengt de actualiteit u vaak op een tekst?
„Alleen bij ingrijpende gebeurtenissen, in het groot of in het klein. De gemeente heeft die leiding nodig.”
De predikant pakt een grote rode map, waarin hij de preekteksten van alle jaren heeft vastgelegd. „Wanneer was Nine Eleven? 2001? Nee, niet over gepreekt”, zegt hij bladerend. Bij de inval in Irak in 2003? „Nee, ook niet. Bij de tsunami in 2004 heb ik gepreekt over het huis op de rots. Ik vond het zo aangrijpend dat imposante gebouwen zomaar wegspoelden. De mens heeft niet in de gaten hoe zwak hij is. Buiten Christus gaan we allemaal ten onder.
Belangrijk is dat de preek exact overeenkomt met de aanleiding. Het instorten van de Twin Towers was niet hetzelfde als de val van Babylon. Wel kun je vergelijken: Zoals deze torens instorten, zo zal straks de hele wereld worden opgerold. Ook een aardbeving laat zien wat op de jongste dag in het groot zal gebeuren. En als ons leven dan wordt gewogen, welk gewicht heeft het dan?”
Als student geschiedenis vreesde ook Cock Blenk een derde wereldoorlog. Het communisme breidde zich uit over de wereld. Niemand bad nog dat het IJzeren Gordijn zou verdwijnen.
Ds. C. Blenk bezocht eind jaren tachtig een bijeenkomst van het Gnadauer Verband in de Stadskerk van Wittenberg. „Buiten reden Russische tanks, binnen was er prediking en avondmaal.
Het beklemde me dat vrijwel alle Luthersteden achter het IJzeren Gordijn lagen. Enerzijds voelde je je thuis op plaatsen waar Luther de rechtvaardiging door het geloof had ontdekt. Anderzijds wist je dat bij een oorlog onze bommen deze steden zouden treffen.”
In contacten met de Gnadauers (een piëtistische groep in de lutherse volkskerk) maakte één gebeurtenis diepe indruk. „Ik hoorde een vrouw schuldbelijdenis doen voor de Jodenvervolging en schoorvoetend bidden om Duitse hereniging.”
Blenk zelf zag de tweedeling van Europa als blijvend. „Je moest ermee leren leven. De Ostpolitik van kanselier Brandt was realistisch. En ook de SGP was niet tegen de kruisraketten, hoor. Er was een antichristelijke ideologie en de overheid moest daartegen strijden. De Wende verraste mij volkomen.
Recent vertelde mij een predikant uit Bulgarije hoe ze na de Wende de kerk hadden teruggekregen en het beton dat in het doopvont was gestort, eruit hadden gebroken. Hij zei: Terwijl we baden om volharding, werden we verrast door de omwenteling.”
Waarop richtte de kerk dan haar gebed?
„Op de verdrukte kerk. Dat was voor ons een stukje oecumene. Mensen als Wurmbrand maakten ons ervan bewust dat er op ons eigen continent een lijdende kerk was. Nota bene in het land van Luther.”
In Amsterdam bezocht Blenk eind jaren tachtig lezingen over Sovjetleider Gorbatsjov. „Waren glasnost en perestrojka echte hervormingen, of niet? Gorbatsjov stelde in een boek dat een verdeeld Europa uit de tijd was. Ik zat natuurlijk vooraan in de overvolle zaal.”
De hervormde emeritus predikant haalt enkele oude getypte vellen tevoorschijn met ”Leipziger Thesen” die hij in 1990 aan het Gnadauer Verband voorhield. Hierin vergelijkt hij Gorbatsjov met de Perzische koning Kores, die de Joden losliet uit de ballingschap. „God kan wereldse koningen inschakelen. Denk aan keizer Augustus.
Het gaat hier om de bevrijding van Gods volk. De profeten vergelijken deze terugkeer met de uittocht uit Egypte. Bij zo’n bevrijding zien wij Gods hand in de geschiedenis. Ook bij Gorbatsjov was het lot van de Joden in het geding. Ze gingen massaal naar Israël. En de kerk, die wij hadden gevolgd in haar verdrukking, kwam vrij. Dat is een Bijbelse structuur.”
Is die vergelijking toch geen vermenging van heils- en kerkgeschiedenis?
„Tussen die twee is natuurlijk een principieel verschil. De heilsgeschiedenis is uniek en betreft primair Israël.
Maar dat betekent niet dat elementen uit de heilsgeschiedenis niet terugkomen in de kerkgeschiedenis. Ik denk aan de Paschaviering in Egypte. Dat was een politieke bevrijding, die later in het avondmaal door Christus een geestelijke lading kreeg. Maar de bevrijding van Petrus uit de gevangenis werd later wel in Paschatermen beschreven. Dat ‘aardse’ element zat dus nog in het Pascha. Zo hebben velen de eerste avondmaalsviering na de Tweede Wereldoorlog ook beleefd.
Zo mogen we kerk- en wereldgeschiedenis theologisch duiden. Overal waar bevrijding geschiedt –zeker rond Israël en de kerk– is Gods hand aanwezig. God verdrijft de tirannie.
Kores bevrijdde ook andere volken, zo liet Gorbatsjov andere groepen vrij. Kores was geen gelovige Jood, zo was ook Gorbatsjov geen belijdend christen. Ook al valt achter hem trouwens wel een christelijke invloed te vermoeden.”
Jesaja 45 spreekt over Kores als Gods gezalfde. Wat betekent dat?
Nadenkend: „Dat doet bijna aan dé Gezalfde denken, niet? In Israël was de zalving een symbool van toerusting voor profeten, priesters en koningen. Ook Gorbatsjov is bekwaam gemaakt en geïnspireerd. Ik heb van deskundigen begrepen dat hij een echte hervormer was, die de zaak van binnenuit wilde vernieuwen.
Meestal zie ik Gods hand in de geschiedenis niet. Het zijn flitsen van een vuurtoren in een duistere baaierd. Kores is voor mij zo’n flits. Maar onmisbaar om koers te bepalen.
In de wetenschap blijft God er vandaag buiten. Dat kan ook niet anders. Des te urgenter is dat wij duiden. Bijbelse duidingen doen we alleen nog privé, bijvoorbeeld op geboorte- en trouwkaarten. Dat is een verarming.”
U bent positief over de kerk in de DDR in 1989. In uw boek ”Kerk- en wereldgeschiedenis van de twintigste eeuw” noemt u ook Martin Luther King. Maar had de orthodoxe theologie hier de leiding?
„U raakt een van de moeilijkste punten. De dominante theologie in de Oost-Duitse kerk was die van Bonhoeffer, denk ik, en daarbij zijn zeker vragen te stellen. Hoewel er ook gelovige lutheranen en calvinisten tussen zaten.
Toch zagen Bonhoeffer en Barth het gevaar van het nationaalsocialisme veel scherper dan Hugo Visscher en dominee Kersten. Het is shockerend hoe weinig de wachters op Sions muren hebben gezien. Met dominee G. Boer zeg ik dan: Ik wil van iedereen leren die me dichter bij de Schrift brengt. Ik praat geen afwijkingen goed. Maar wij hebben weinig recht van spreken om mensen die het kwaad wel zagen te licht te bevinden.”
Kort na de Wende sprak ds. Blenk in Leipzig met iemand die had meegelopen in grote demonstraties. „Deze zei eenvoudig: „De kerk heeft haar taak nu volbracht.” De kerken liepen weer leeg. Dat deed me denken aan de tien melaatsen waarvan er maar één terugkwam.
De Oost-Duitsers doen net als wij in 1945 en de Israëlieten in de woestijn: Door een hoge hand bevrijd, maar zij en wij gebruiken de vrijheid als een oorzaak voor het vlees. Dat zal eens tegen ons getuigen.”
Christelijk Nederland hield zijn adem in toen eind 1989 in Oost-Europa het ene na het andere communistische regime viel. De reformatorische kerken hadden jarenlang meegeleefd met de verdrukte kerk. Hoe hebben ze toen gesproken?