We zijn geplaatst in déze tijd
Het gereformeerde denken is niet tijdloos, maar staat altijd in een historische context, stelt dr. Herman Paul in reactie op de discussie over postmodern gereformeerd-zijn. De vraag is dus hoe wij ons gereformeerd-zijn vormgeven in onze huidige, postmoderne context.

Is ”postmodern gereformeerd” een recept voor “verwarring”, zoals A. A. Gorter (RD van 27 oktober) stelt in reactie op mijn opiniebijdrage van 17 oktober? Gorter is niet de enige die zich deze vraag stelt. Diverse auteurs op de opiniepagina van deze krant hebben kritische vragen gesteld bij de combinatie postmodern gereformeerd. Om de verwarring die Gorter vreest te vermijden, is het goed nog eens nauwkeurig vast te stellen: wat is het probleem waarop ”postmodern gereformeerd” een antwoord wil zijn?Als postmodernisme betekent dat de christelijke waarheid „volkomen afhankelijk gemaakt” wordt van mensen in hun historische context, dan heeft Gorter gelijk: dan moeten we het postmodernisme bestrijden. Als postmodern gereformeerd „capitulatie” voor de tijdgeest betekent (C. S. L. Janse, 23 oktober), dan kunnen we ons daar maar beter verre van houden. En als postmoderne gereformeerden de band met de kerk van alle tijden zouden doorsnijden (Jos Strengholt, 23 oktober), dan begaan zij een ernstige zonde.
Maar dit alles is niet aan de orde. Natuurlijk, er bestaat wel zoiets als een postmoderne religiositeit die haaks staat op wat een gereformeerd mens gelooft. En het is goed dat Gorter en Janse nog eens wijzen op de diepe kloof tussen Bijbelse waarheid en het levensgevoel van mensen die van het Evangelie niets willen weten.
Maar de vraag van de CSFR-studenten die deze discussie op gang brachten was een andere. Mijn vraag is ook een andere. Wij weten ons verbonden met de gereformeerde traditie. Wij willen die traditie voortzetten in de 21e eeuw. Maar, zoals ook Gorter, Janse en Strengholt beseffen, dit gaat niet vanzelf.
Geloofservaring
Eén reden daarvoor is dat wij steeds beter beseffen hoezeer het gereformeerde denken waarmee wij zijn groot geworden een product is van de (vroeg)moderne tijd. Neem slechts de focus op individuele geloofservaring, of het accent op een persoonlijke doorleving van het geloof. Vaak veronderstelt dit een ”ik” –of duurder gezegd: een begrip van subjectiviteit– dat vóór het einde van de middeleeuwen niet bestond.
Of neem het gereformeerde kerkbegrip. De ambtsleer van Calvijn en Beza was toegespitst op vroegmodern Europa. De vele gereformeerde kerksplitsingen die Nederland heeft meegemaakt veronderstellen een ideaal van ”zuiver kerk-zijn” dat Luther of Melanchthon niet kende.
Kortom, ons gereformeerde denken is niet tijdloos. Het is het resultaat van allerlei historische processen. Het is gekleurd door tijd en plaats. En dat is niet erg. Het betekent alleen dat we ons huidige gereformeerd-zijn niet moeten verabsoluteren. Dat we niet moeten denken dat mensen vroeger net zo dachten als wij. Of dat mensen in de toekomst net zoals wij zullen denken.
Natuurlijk is het mogelijk (hoewel empirisch lastig) deze historische dimensie van kerk en theologie te ontkennen. Je kunt, in het voetspoor van verlichtingsfilosoof Immanuel Kant, doen alsof het gereformeerde denken zoals we dat nu kennen eeuwigheidswaarde heeft. Dat klinkt zelfs heel rechtzinnig: het christelijk geloof is toch gericht op God, die van eeuwigheid tot eeuwigheid dezelfde is?
Augustinus
Zeker, maar zoals Gorter terecht aangeeft, is er een verschil tussen God, Die boven de tijd staat, en het menselijk denken over God, dat altijd plaatsvindt in de tijd. God is eeuwig, maar de gereformeerde theologie van Calvijn of de Dordtse Synode is dat niet.
Aan de andere kant moeten we verschillen tussen vroeger en nu niet op de spits drijven. Net als Strengholt hoop ik dat er veel continuïteit bestaat tussen Augustinus, Thomas, Luther, Kuyper, Kersten en onszelf. Postmoderne gereformeerden bidden tot dezelfde God, lezen dezelfde Bijbel en kennen (ten minste voor een deel) dezelfde traditie.
Maar naast overeenkomst is er verschil. Móét er verschil zijn, omdat wij niet leven in het Hippo van Augustinus of in het Wittenberg van Luther. De vragen waarop wij in 2009 moeten reageren zijn andere dan die van 426 of 1517. Willen wij ”leesbare brieven” voor onze tijdgenoten zijn, dan zullen we andere accenten moeten leggen.
We komen daarom verder met wat ik een christelijk historisch besef zou willen noemen. Dat houdt twee dingen in. Allereerst, negatief gezegd, een afwijzing van alle verabsolutering. Wie denkt dat het laatste woord inzake gereformeerde theologie op de Dordtse Synode gesproken is, maakt zich schuldig aan verabsolutering van het verleden. Wie denkt dat christenen in 2009 net zo moeten denken of handelen als christenen in 1517 of 1834, doet net alsof niet God, maar mensen uit het verleden voor ons normatief zijn. Dat lijkt mij geen christelijke gedachte.
Onder kritiek
Positief staat een christelijk historisch besef voor het idee dat onze historische context een roeping van Godswege is. Wij zijn niet zomaar, per ongeluk, verdwaald geraakt in Nederland anno 2009. Nee, dit is de plaats waar Gód ons stelt, waar Hij door ons gediend wil worden, waar wij het Evangelie mogen uitleven.
Aan de ene kant zal deze context mede bepalen hoe wij de Bijbel lezen, welke dingen voor ons oplichten. Tegelijk zullen we onszelf, mét onze context, onder kritiek van het Woord willen stellen. Dit is wat ik contextualisering noemde: het eeuwenoude christelijke inzicht dat het evangelie in alle concreetheid moet worden vertolkt, met het oog op een bepaalde cultuur.
De vraag is dus: hoe kunnen wij het geloof in onze tijd contextualiseren? Hoe zou een gereformeerde kerk er in een 21e-eeuwse context het best kunnen uitzien?
In mijn Rotterdamse lezing heb ik, onder andere, op het belang van een ”robuuste kerk” gewezen. Niet in sociologische, maar in theologische zin. In een samenleving als de onze, met haar idealen van individualiteit en authenticiteit, zal de kerk moeten uitleggen dat zij geen club van individuen is, maar een gemeenschap die Paulus het lichaam van Christus noemt.
Een kerk die postmodern gereformeerd wil zijn –dus: gereformeerd met het oog op een postmoderne context– zal ook een missionaire kerk zijn. Omdat zo veel mensen God niet kennen, zal zij zich, méér dan in de moderne periode, tot buitenstaanders richten.
Vraag
Er zijn ook andere vormen van contextualisering mogelijk. Zo wijst dr. H. van der Belt (17 oktober) op het belang van zelfverloochening en onderstreept prof. dr. W. Verboom (26 oktober) de relevantie van een verbondstheologie.
Mijn vraag aan Gorter, Janse en Strengholt –en aan iedere lezer die deze discussie met belangstelling volgt– luidt nu: hoe helpt ú een postmodern gereformeerd-zijn te realiseren? Hoe kunnen we de gereformeerde traditie verder ontwikkelen, met het oog op mensen van de 21e eeuw? Welke veranderingen of accentverschuivingen zijn daarvoor nodig?
De auteur is universitair docent geschiedfilosofie aan de Universiteit Leiden.