Politiek

Van Dijk: Reformatorische school uit de tijd

SP-Kamerlid Van Dijk wil de vrijheid van onderwijs voor orthodoxe scholen danig inperken. Volgende week vrijdag brengt hij een bezoek aan een reformatorische school die gaat proberen hem tot andere gedachten te brengen. Wat drijft deze politicus, die tekeergaat als de spreekwoordelijke olifant in de porseleinkast?

23 October 2009 19:28Gewijzigd op 14 November 2020 08:58
SP-Kamerlid Van Dijk vindt reformatorische scholen „onbeschaafd” en „uit de tijd.” Foto ANP
SP-Kamerlid Van Dijk vindt reformatorische scholen „onbeschaafd” en „uit de tijd.” Foto ANP

„Onbeschaafd”, zo noemt de SP’er Jasper van Dijk scholen die onderschrijving van hun grondslag vragen. En „uit de tijd” zijn volgens hem diezelfde orthodoxe scholen omdat ze meisjes verplichten een rok te dragen.

Volgende week vrijdag brengt Van Dijk samen met zijn fractiegenote Manja Smits een werkbezoek aan zo’n orthodoxe school: het reformatorisch Wartburg College, locatie Guido de Brès, in Rotterdam. Een pittige aanval van Van Dijk op reformatorische scholen tijdens een debat in de Tweede Kamer over de islamitische As Siddieqschool in Amsterdam was reden voor locatiedirecteur Richard Toes om Van Dijk uit te nodigen een kijkje te komen nemen op zijn school. Tijdens het debat over het korten van de subsidie aan de As Siddieqschool, in september, stelde Van Dijk dat niet alleen islamitische, maar ook reformatorische scholen burgerschap en de integratie van leerlingen in de samenleving „belemmeren.” Toes wil met zijn collega’s en de leerlingen aan de SP’ers laten zien hoe de school burgerschap in wijk, stad en wereld vormgeeft.

De Socialistische Partij heeft nooit staan juichen bij de vrijheid van onderwijs, zij heeft vanouds meer op met staatsinvloed dan met particulier initiatief. Een oprisping in 2002 van de toenmalige minister Van Boxtel voor Integratiebeleid om het bijzonder onderwijs af te schaffen, noemde de toenmalige SP-fractievoorzitter en -medeoprichter Marijnissen „een interessant voorstel.” Vanaf de tijd dat Van Dijk in de Tweede Kamer zit –2006–, is hij zeer sceptisch over het bijzonder onderwijs. Enkele ‘hoogtepunten’.

In 2007 stelt Van Dijk kritische vragen aan staatssecretaris Van Bijsterveldt van Onderwijs over het Hoornbeeck College in Amersfoort. Hij vindt dat de bewindsvrouw de school op de vingers moet tikken vanwege „een achterhaald en inconsequent toelatingsbeleid.” Aanleiding is de afwijzing door het Hoornbeeck van een gereformeerd vrijgemaakte leerling. Volgens Van Dijk wordt de jongen afgewezen „omdat er bij hem thuis televisie wordt gekeken, in huis niet uit de Statenvertaling wordt gelezen en de ouders ChristenUnie stemmen in plaats van SGP.” „Onbegrijpelijk”, en „niet van deze tijd”, zegt Van Dijk. „Een school hoort zich niet te bemoeien met het stemgedrag van ouders, of de vraag of iemand televisie kijkt, radio luistert of de juiste krant leest”, zo meent de SP’er.

In december 2008 haalt Van Dijk opnieuw fors uit. Tijdens een debat over de onderwijsbegroting noemt hij scholen die van ouders en leerlingen onderschrijving van de grondslag vragen „onbeschaafd” en „uit de tijd.” Het zijn inderdaad vooral de orthodoxe scholen die onderschrijving van de grondslag vragen. Onderschrijving houdt in dat de ouders en de leerlingen inhoudelijk achter de grondslag van de school staan. Van Dijk vindt dat scholen niet verder mogen gaan dan het vragen van respect voor de grondslag. Iemand die een grondslag respecteert, hoeft het er inhoudelijk niet mee eens te zijn, De consequentie is dat scholen iedereen moeten toelaten; dus ook atheïsten, moslims en roomsen, mits ze respect hebben voor de grondslag van de school.

Van Dijk wil nog verder gaan, zo bleek tijdens het debat over de As Siddieqschool in september dit jaar. Huisregels die orthodox-christelijke scholen hebben, bijvoorbeeld dat er vanwege de wereldgelijkvormigheid in de gezinnen geen televisie behoort te zijn en dat meisjes eerbaar gekleed dienen te gaan en daarom geen lange broek mogen dragen, wil hij afschaffen: „Ik vind het echt niet van deze tijd dat een school die met belastinggeld wordt betaald, meisjes kan verplichten geen broek te dragen”, aldus Van Dijk.

Gedrevenheid

Waar komt die gedrevenheid van Van Dijk vandaan om zo tekeer te gaan tegen het orthodox-christelijk onderwijs? Daarvoor zijn drie redenen aan te wijzen. Allereerst vindt de SP’er vindt het bijzonder onderwijs te exclusief. In het dagblad Trouw pleitte hij vorig jaar september voor de vorming van algemene scholen waarop alle kinderen welkom zijn. In feite is Van Dijk tegen het bijzonder onderwijs en wil hij terug naar de situatie voor de onderwijspacificatie van 1917, het jaar dat de overheid de financiële gelijkstelling van het openbaar en het bijzonder onderwijs regelde.

De tweede reden is dat Van Dijk tegen het subsidiëren van scholen is die een absolute claim op de waarheid hebben. De SP’er wil voor alle schoolkinderen postmodern onderwijs waarin aandacht wordt besteed aan alle geestelijke stromingen „zonder één stroming te bevoordelen.”

Een claim op de waarheid leidt in de ogen van Van Dijk tot onderdrukking en intolerantie van andersdenkenden. Daarom verzette de SP zich eerder dit jaar met hand en tand tegen het op non-actief stellen van een praktiserende homoseksuele leerkracht op de School met de Bijbel in Emst.

Dat het postmodernisme in feite intolerant is ten opzichte van degenen die zeggen dat hun waarheid de juiste is, drong nog niet tot Van Dijk door. Dat geldt ook voor het inzicht dat alle weidse visies en culturele wereldbeelden die zijn verzonnen door mensen –en dus ook het postmodernisme– vroeg of laat zullen omvallen. En dat we nu in de samenleving reeds de vruchten plukken van de eindeloze relativering die het postmodernisme tot gevolg heeft, namelijk een ongegeneerd egoïsme en een tomeloze onverschilligheid, daarvoor heeft de SP’er nauwelijks oog.

Tegenwoordig gebruikt Van Dijk nog een derde argument in zijn verzet tegen orthodoxe scholen, namelijk dat ze niet bijdragen aan integratie. Scholen moeten jongeren voorbereiden op de multiculturele samenleving en daarom is het goed dat kinderen in de klas ook met andere meningen, godsdiensten en culturen te maken krijgen.

Deze redenering lijkt bedoeld als stok om de hond te slaan. Want het is onjuist om artikel 23 van de Grondwet, dat handelt over de vrijheid van onderwijs, te zien als oorzaak van gebrek aan integratie in de samenleving. Guuske Ledoux, senior onderzoeker bij het SCO-Kohnstamm Instituut, die zelf helemaal geen voorstander is van het bijzonder onderwijs, toonde enkele jaren geleden in deze krant aan dat het „onzinnig en onmogelijk” is om door afschaffing of beperking van dit artikel scheiding tussen zwarte en witte scholen te voorkomen of ongedaan te maken.

De oplossing van het integratievraagstuk ligt vooral in het geven van goed onderwijs. Witte en zwarte scholen zijn een gegeven, zeker in de grote steden. Goed onderwijs op álle scholen is de beste garantie voor bestrijding van achterstanden. En de wet veranderen voor een enkele school die vanuit zijn principe een consequent toelatingsbeleid voert, is volgens Ledoux te vergelijken met het schieten met een kanon op een mug.

De conclusie kan niet anders zijn dan dat Van Dijk bezig is de onderwijsvrijheid in te perken voor scholen die uitgaan van hun visie op de waarheid. Ondertussen claimt Van Dijk zelf overigens ook een waarheid, namelijk dat de vrijheid van het individu absolute voorrang moet krijgen. En daarmee is hij in feite bezig de grondrechten van een rangorde te voorzien. Het antidiscriminatiebeginsel gaat voor hem boven de klassieke vrijheden van godsdienst en van onderwijs. Dat leidt tot verzet bij allochtone én autochtone minderheden.

In het belang van de vrede in de samenleving kan Van Dijk beter aansluiten bij het principe van de geestelijke vrijheid. Dat heeft Nederland sinds de Reformatie groot gemaakt en ervoor gezorgd dat verschillende groeperingen met verschillende standpunten binnen dezelfde samenleving in relatieve vrede naast elkaar kunnen wonen en werken. Wellicht kan het bezoek aan de Guido de Brès vrijdag een bijdrage leveren aan deze blikverruiming.


Persoonlijk

Jasper van Dijk (1971) groeit op in Utrecht en behaalt zijn vwo-diploma in Zeist. In 1991 verhuist hij naar Amsterdam en studeert aan de Universiteit van Amsterdam af in de politieke wetenschappen aan de UvA. Daarna doet hij een postdoctorale lerarenopleiding maatschappijleer en staat enige tijd voor de klas.

Al jong heeft hij belangstelling voor politiek. „Op de basisschool organiseerde ik al scholierenverkiezingen, en met mijn vriendjes speelde ik lijsttrekkerverkiezingen na. Ik was dan Joop den Uyl, en mijn vriendje was Dries van Agt of Hans Wiegel. Die debatten gingen er fel aan toe”, zo meldt hij op de SP-site.

In 1999 treedt Van Dijk aan als onderwijsmedewerker van SP-Kamerlid Van Bommel. In 2004 en 2005 werkt Van Dijk voor de SP-fractie in het Europees Parlement.

In maart 2006 komt hij in de gemeenteraad van Amsterdam, maar hij geeft zijn zetel op als hij in november van dat jaar in de Kamer komt voor de SP.

Van Dijk houdt van zaalvoetbal, vakanties in Spanje en van lekker eten. Hij vindt dat er een standbeeld moet komen voor iedereen die níét ijdel is.


RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer