Verzwijg verschillen in postmoderne cultuur niet
De relatie centraal stellen in het gesprek met postmoderne ongelovigen is gevaarlijk, stelt dr. C. S. L. Janse in reactie op Pieter Beunder en Willem Lock (RD van 15 oktober). De apostel Paulus verzweeg op de Areopagus Gods regels en het oordeel en de opstanding ook niet.

Ongetwijfeld is het van belang dat ook in de gereformeerde gezindte bezinning plaatsvindt op de implicaties van het postmodernisme. Zowel voor de eigen kring als naar de buitenwereld toe. Maar daarbij moeten we natuurlijk wel gereformeerd blijven: vasthouden aan wat de Bijbel ons leert. Anders loopt de beoogde communicatie gemakkelijk uit op capitulatie.Wat dat betreft heeft de opiniebijdrage van Pieter Beunder en Willem Lock naar aanleiding van de lustrumbundel van het Rotterdamse CSFR-dispuut mij verontrust. Zo schrijven zij bijvoorbeeld dat om iemand te bereiken met het Evangelie het noodzakelijk is om gemeenschappelijke grond te vinden. Als je de nadruk legt op regels communiceer je vanuit de verschillen. Dat gaat ten koste van de relatie.
Maar hoe deed Paulus dat? Het klassieke voorbeeld van zijn communicatie met de toenmaals dominante cultuur is zijn rede op de Areopagus. Daar zoekt hij inderdaad naar een gemeenschappelijke grond. Hij vertelt hun van de onbekende God, waarvoor zij al een altaar hadden opgericht. Maar verzwijgt hij de verschillen? Gaat hij voorbij aan de regels die God gesteld had? Bepaald niet.
Hij wijst de Atheners erop dat die voor hen onbekende God niet woont in door mensen gebouwde tempels en door mensenhanden niet wordt gediend. Men moet ook niet denken dat Hij door gouden, zilveren of stenen beelden kan worden voorgesteld. Paulus verzwijgt ook het oordeel en de opstanding niet. Dat ging inderdaad ten koste van de relatie. Maar dat is minder erg dan dat het ten koste gaat van de waarheid.
Verder wordt gesteld dat we ertoe moeten bijdragen „dat de ander groeit in zijn relatie met God.” Maar Jezus zegt: „Tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien” (Joh. 3:3). Dat is andere taal. Niet de continuïteit, maar de discontinuïteit staat daarbij voorop.
Aan het eind van hun artikel betogen beide auteurs dat een herinterpretatie van onze waarden onvermijdelijk is. We moeten ons niet richten op de wet, maar op de geest van de wet. Vooral bij relaties met mensen uit een andere cultuur zou dat van groot belang zijn.
Eigen uitlegging
Mogen we Gods wet en de geest van die wet wel zo tegenover elkaar stellen? Het is inderdaad wezenlijk dat we door Gods Geest de diepere, geestelijke betekenis van de wet leren verstaan. Maar hier krijgen we de indruk dat de geest van de wet vooral ingevuld wordt vanuit de tijdgeest. Gods geboden worden dan een zaak van eigen uitlegging (2 Petr. 1:20). Onze catechismus gaat daar heel anders mee om.
Ongetwijfeld krijgt de boodschap van het Evangelie in verschillende tijden en culturen haar eigen accenten. Maar het is niet zonder betekenis dat wanneer Christus Zijn discipelen opdraagt om uit te gaan naar alle volken, daaraan toegevoegd wordt: „lerende hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb” (Matth. 28:19). Niet in ”geest en hoofdzaak” dus, maar alles.
De auteur is oud-hoofdredacteur van deze krant. Hij leverde een bijdrage aan de bundel ”Postmodern gereformeerd”.