„Kerk, geef ruimte aan persoonlijk ritueel”
Kerken zijn vaak niet blij met persoonlijke rouwrituelen, die niet zouden passen bij de eigen uitvaartpraktijk. Toch hoeft dit niet altijd zo te zijn, zegt Thomas Quartier van de Radboud Universiteit Nijmegen. „Beide kunnen goed samengaan. Het criterium is: past een ritueel bij de overledene?”
Een cd draaien tijdens de uitvaart, of een gezang zingen? Over dergelijke vragen bestaat in kerken vaak onenigheid, zegt dr. Thomas Quartier, docent rituele en liturgische studies in Nijmegen. Quartier promoveerde in 2007 op een dissertatie over uitvaartrituelen. Kerken weten vaak geen raad met persoonlijke uitvaartrituelen, zegt hij.
„Maar uit mijn onderzoek is gebleken dat persoonlijke rituelen niet noodzakelijk minder bij een religieuze traditie passen. Beide kunnen goed samengaan. Taak van de gemeente is om rouwrituelen op een verantwoorde manier te begeleiden, zodat er ruimte is voor persoonlijke wensen, maar ook recht wordt gedaan aan de eigen kerkelijke traditie en er niet plots een Mickey Mouse op de begraafplaats komt te staan.”
Overledenen bevonden zich vroeger in de nabijheid van de kerk, zegt Quartier. „Ze worden dan begraven rond de kerk, zelfs in de kerk. De dood is in sterke mate geheiligd: men wil laten zien dat het gaat om het hiernamaals.” Eind achttiende eeuw verandert dit. Begraafplaatsen komen verder van de kerk te liggen. „Dat hoeft nog niet te betekenen dat dood niet meer sacraal is”, zegt Quartier, „want ook de kerkelijken maken gebruik van die begraafplaatsen.
Begin van de negentiende eeuw komen begraafplaatsen zelfs buiten de bebouwde kom te liggen, iets wat je ook in het buitenland ziet. Dat heeft een praktische reden. Men bespaart zo ruimte in het stadscentrum.
Eronder ligt een verandering van de rol van de dood. Deze wordt niet meer gezien als onderdeel van het dagelijks leven. De dood wordt getaboeïseerd. De dood wordt meer en meer in de handen van andere specialisten gelegd: niet meer de religieuze, maar bijvoorbeeld de medische. Dat minder mensen thuis sterven, hangt daarmee samen.”
Interessant is volgens de Nijmeegse onderzoeker dat met het verplaatsen van de begraafplaats naar buiten de stad, hij ook een ander karakter krijgt. „Begraafplaatsen worden soms bijna recreatieve plaatsen, het worden mooie parken die de rust van de dood uitstralen en zo een rustgevende invloed kunnen hebben. De begraafplaats wordt herontdekt.”
De opkomst van het cremeren in de twintigste eeuw heeft haar weerslag op de begrafeniscultuur gehad. „Er worden nu alternatieven geboden, mensen kunnen kiezen. Nu ontstaat de vraag: wat moet er met de urn van de overledenen gebeuren? Je krijgt nieuwe soorten graven en gedenkplekken.”
Quartier vindt het belangrijk dat er ruimte is voor persoonlijke rituelen die bij de overledene passen. „In de katholieke uitvaart is traditioneel gesproken relatief weinig ruimte voor het individuele levensverhaal. Bij protestanten is meer aandacht voor het persoonlijke leven van de overledene, omdat het bij hen meer om de inhoud gaat. In strenggereformeerde kringen zie je vooral aandacht voor het Woord van God, los van de persoon. Voor mij is het criterium: past een ritueel bij de overledene? Een moderne kunstenaar zal een andere keuze maken dan een strenggereformeerde. Je kunt nooit vanuit je eigen perspectief alle rouwrituelen passend vinden. Voor kerken ligt hier een taak: laat mensen die zich verbonden voelen met jouw traditie, een passend ritueel kiezen.”